RECHTBANK ZUTPHEN
Rolnummer: 47038 HAZA 02-397
Uitspraak : 19 maart 2003
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
[naam] ,
wonende te [plaats]
eisende partij,
procureur: mr. C.B. Gaaf,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar te Eindhoven,
de naamloze vennootschap ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., voorheen genaamd CENTRAAL BEHEER SCHADEVERZEKERING N.V. ,
gevestigd te Apeldoorn,
kantoorhoudende te Beekbergen,
gedaagde partij,
procureur: mr. A.V.P.M. Gijselhart,
advocaat: mr. A. de Boer te Zwolle.
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als [eiser] en Achmea.
1. Het verdere verloop van de procedure
Dit verdere verloop blijkt uit:
het vonnis van 25 juli 2002
het proces-verbaal van de op 19 november 2002 gehouden comparitie van partijen
de akte van de zijde van [eiser]
de akte van de zijde van Achmea
de antwoordakte van de zijde van [eiser]
de antwoordakte van de zijde van Achmea.
2.1 [eiser] heeft per 29 mei 2000 als verzekeringnemer een verkeersverzekeringsovereenkomst gesloten met (de rechtsvoorgangster van) Achmea, waarbij zijn auto onder meer is verzekerd tegen verlies als gevolg van diefstal. In die verzekeringsovereenkomst zijn de volgende bijzondere voorwaarden opgenomen: "(…...) Het risico van diefstal van de totale auto is meeverzekerd onder de voorwaarde dat de auto is beveiligd met een SCM(TBBS)/TNO, klasse 1 goedgekeurde beveiligingsinstallatie of met een beveiligingsinstallatie die af fabriek is ingebouwd en waarvan een elektronische automatisch inschakelende startonderbreker een onderdeel van de totale installatie vormt.
In geval van diefstal van de totale auto moet de verzekeringnemer aantonen door middel van een certificaat of aankoopbewijs dat de beveiligingsinstallatie daadwerkelijk aanwezig was. Indien de verzekeringnemer aan een van de hierboven genoemde verplichtingen niet voldaan heeft, is er geen dekking voor diefstal van de totale auto. (...…)".
2.2 Op de verzekeringsovereenkomst zijn de algemene voorwaarden mv-950 van toepassing. In die algemene voorwaarden is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
"(..…) Verplichtingen in geval van schade
Artikel 13
U bent verplicht:
(...…) b. ons uw volle medewerking te verlenen en alles na te laten wat onze belangen zou kunnen schaden;
(...…)
Schadebetaling
Artikel 14
De schadevergoeding wordt door ons voldaan binnen 14 dagen na ontvangst van alle noodzakelijke gegevens door ons op grond waarvan wij kunnen concluderen dat er sprake is van een gebeurtenis die valt onder de dekking van deze verzekering.
(...…)
Algemene uitsluitingen
Artikel 16
16.1 Van de dekking zijn uitgesloten:
(...…) g. niet nakomen verplichtingen
indien u zich niet houdt aan de verplichtingen die genoemd staan in, dan wel voortvloeien uit de Algemene en/of Bijzondere voorwaarden. (…...)".
2.3 [eiser] heeft op 10 oktober 2001 aangifte gedaan van diefstal van zijn auto, een BMW cabrio. Uit het proces-verbaal van aangifte blijkt dat door [eiser] is meegedeeld dat de auto tussen 9 oktober 2001 22:30 uur en woensdag 10 oktober 2001 8:45 uur gestolen moet zijn en dat er geen sporen van braak zijn aangetroffen. M.O.-omschrijving: "De auto stond geparkeerd op de oprit langs het huis. De auto was afgesloten en het alarm was inwerking.".
2.4 [eiser] heeft op 22 oktober 2001 een zogenaamde "Verklaring inzake diefstal object" ten behoeve van Achmea ingevuld en ondertekend.
2.5 Op 12 november 2001 is door [naam], schademanager van Achmea, een akte van overdracht opgesteld, waarin de dagwaarde van de auto is vastgesteld op een bedrag van ƒ 67.500,-- ( € 30.630,16 EURO) inclusief BTW. Deze akte is niet door [eiser] ondertekend. Op diezelfde datum is een Expertiserapport Diefstal opgesteld door Schepers, waarin, voor zover van belang, het volgende is opgenomen: "(...…) Ten tijde van de diefstal was het voertuig voorzien van een diefstalbeveiligingssysteem, Gemini 7090/7190, klasse III. Dit diefstalbeveiligingssysteem is SCM/TNO gecertificeerd, [nummer]
Het systeem is ingebouwd door Auto Inside te Weert. Desgevraagd deelde Auto Inside mij mede dat het systeem wordt afgeleverd met twee handzenders en twee noodsleutels. Verzekerde kon mij bij de afwikkeling van de schade maar één handzender en één noodsleutel overhandigen en was van mening dat hij nooit meer sleutels in zijn bezit heeft gehad.
Evenals bij de taxatie van het voertuig is ook bij de inbouw van het diefstalbeveiligingssysteem eerder genoemde buurman betrokken geweest. De buurman heeft het voertuig weggebracht en opgehaald naar en van het inbouwstation. (...…)
Tot op dit moment is ons geen informatie bekend geworden die terugvinden van het voertuig tot gevolg zou kunnen hebben. Ik heb verzekerde dringend verzocht actie te ondernemen met betrekking tot het terugverkrijgen van de tweede handzender en noodsleutel van het gemonteerde diefstalbeveiligingssysteem, danwel een plausibele verklaring te leveren voor het feit dat deze twee essentiële stukken niet meer in zijn bezit zijn zo kort na ontvangst.". [eiser] heeft de autosleutels en kentekenbewijzen aan Achmea overhandigd.
2.6 Bij brief van 4 april 2002 heeft [naam], juridisch medewerker van Achmea, aan de raadsman van [eiser] meegedeeld dat de zaak pas weer in behandeling wordt genomen als [eiser] voldoet aan het verzoek van de schademanager: "(...…) De schademanager heeft cliënt dringend verzocht actie te ondernemen met betrekking tot het terugverkrijgen van de tweede handzender en noodsleutel, dan wel een plausibele verklaring waarom deze niet meer in zijn bezit zijn. Juist vanwege het feit dat er geen braaksporen zijn geconstateerd. (…...)".
2.7 Achmea heeft de kosten van een vervangende auto voor [eiser] voor een periode van 31 dagen ter grootte van € 1.403,19 EURO ten behoeve van [eiser] voldaan.
3.1 [eiser] vordert dat de rechtbank Achmea bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal veroordelen om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan hem te voldoen € 32.445,29, EURO rente en kosten rechtens.
3.2 [eiser] legt aan zijn vordering tegen de achtergrond van de vaststaande feiten de navolgende stellingen ten grondslag. Achmea is op grond van de verkeersverzekeringsovereenkomst gehouden de schade die hij lijdt als gevolg van de diefstal te vergoeden. Door Achmea is vastgesteld dat de gestolen auto ten tijde van de diefstal een waarde vertegenwoordigde van ƒ 67.500,--. [eiser] heeft bovendien een vervangende auto moeten huren, waarvan de kosten ƒ 4.000,-- bedragen. De totale schade bedraagt dan ook ƒ 71.500,-- (€ 32.445,29EURO).
4.1 Achmea concludeert dat de rechtbank [eiser] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis primair en subsidiair niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering, althans hem deze zal ontzeggen met veroordeling in de kosten van het geding, althans meer subsidiair de vordering van [eiser] tot een bedrag van 30.630,16 EURO zal toewijzen doch voor het meerdere zal afwijzen.
4.2 Achmea voert de navolgende verweren aan. Primair is niet komen vast te staan dat sprake is geweest van het zich voordoen van een gedekt evenement (diefstal). [eiser] voldoet niet aan het verzoek van de schademanager van Achmea om een verklaring te geven voor het feit dat hij zo kort na de inbouw van de alarminstallatie slechts één set sleutels behorend bij het alarmsysteem kan overleggen en er geen braaksporen zijn aangetroffen, terwijl op hem ter zake de bewijslast rust. Nu hij niet inhoudelijk reageert op de terechte vragen harerzijds heeft zij op grond van artikel 14 van de algemene voorwaarden MV-950 nog niet alle gegevens ontvangen op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat sprake is van een gebeurtenis die valt onder de dekking van deze verzekering. Subsidiair doet Achmea een beroep op artikel 6:248 van het Burgerlijk Wetboek juncto artikel 13 sub b en artikel 16 lid 1 sub g van de algemene voorwaarden MV-950. Het is niet meer dan redelijk om van [eiser] te verwachten dat hij weet dat er twee sets sleutels worden afgegeven en dat hij, bij gebreke daarvan, actie onderneemt om te achterhalen waar de tweede set zich bevindt, dan wel volledige en ondubbelzinnige zekerheid verkrijgt van Auto Inside dat er maar één set afgeleverd werd bij de inbouw. Meer subsidiair betwist Achmea de door [eiser] geclaimde kosten voor een vervangende auto. Zij heeft de kosten van een vervangende auto gedurende 30 dagen ter grootte van € 1.403,19 vergoed, zoals te doen gebruikelijk. [eiser] laat na aan te geven op welke grond zij gehouden is de kosten daarboven te vergoeden.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 De vraag die partijen verdeeld houdt is of sprake is van diefstal waarvoor de verzekering dekking biedt. [eiser] heeft gesteld dat hij aangifte heeft gedaan van diefstal en dat de politie niets verdachts heeft aangetroffen, zodat Achmea reeds op basis daarvan moet overgaan tot uitkering van de schade. Achmea werpt als verweer op dat, zolang niet vast staat dat sprake is van diefstal, van toewijzing van de vordering aan [eiser] geen sprake kan zijn. Zij acht daartoe met name redengevend dat [eiser] geen verklaring heeft en geeft voor het feit dat hij slechts één set sleutels behorend bij het alarmsysteem kan overleggen en er geen braaksporen zijn aangetroffen.
5.2 Uitgangspunt is dat - anders dan [eiser] meent - de verzekeringnemer moet stellen, en zonodig moet bewijzen, dat zich een feit heeft voorgedaan ter zake waarvan de verzekeraar tot schadevergoeding is gehouden.
5.3 Vast staat dat [eiser] één handzender en één noodsleutel aan Achmea heeft overhandigd en dat hij - ondanks dringende verzoeken daartoe van de zijde van Achmea - geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij slechts één set sleutels kon overleggen. Weliswaar heeft [eiser] in de loop van de procedure verklaard dat ook zijn buur[zijn buurman]] die in zijn opdracht heeft zorggedragen voor inbouw van het alarm door Auto Inside, niet meer dan één handzender en één set sleutels heeft ontvangen - welke verklaring overigens niet op juistheid en authenticiteit getoetst kan worden - doch verder onderzoek heeft [eiser] niet verricht. Achmea heeft vervolgens van haar kant getracht helderheid te verkrijgen. Uit het door haar verrichte onderzoek is gebleken dat Auto Inside in juli 2001 het bestaande alarmsysteem in de auto van [eiser] heeft vervangen door een Gemini alarmsysteem en de nota daarvoor naar Autobedrijf Berben in Weert heeft gestuurd. Autobedrijf Berben zou hebben gehandeld in opdracht van [zijn buurman], klaarblijkelijk omdat deze bij Auto Inside een korting van 10 à 15% kon krijgen. Nu [eiser] zulks niet heeft betwist, moet hier vanuit worden gegaan.
5.4 [eiser] heeft gesteld dat hij in de veronderstelling verkeerde en mocht verkeren dat het alarm was voorzien van één handzender en één set sleutels omdat hij destijds niet meer heeft ontvangen en dat hij dus geacht moet worden alle informatie aan Achmea te hebben verstrekt. Ten tijde van de comparitie heeft [eiser] echter ook verklaard dat hij bij zijn vorige autoalarm wèl over twee handzenders (en dus twee sets sleutels) beschikte. Daaruit dient te worden geconcludeerd dat [eiser] wist, althans had behoren te weten, dat autoalarmsystemen met twee sets sleutels worden afgeleverd.
5.5 Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden en gelet op het feit dat [eiser] nauwelijks (serieuze) pogingen heeft ondernomen alsnog de gevraagde duidelijkheid omtrent de tweede handzender en tweede set sleutels te verschaffen, is Achmea niet in staat te concluderen dat sprake is van een gebeurtenis die valt onder de dekking van de verzekering, zoals artikel 14 van de algemene voorwaarden behorend bij de verkeersverzekeringsovereenkomst eist. In dat geval is er op grond van artikel 16 van die algemene voorwaarden geen dekking.
5.6 Daar komt nog het volgende bij. Uit de handleiding bij het Gemini alarmsysteem, zoals overgelegd door Achmea, blijkt dat dit systeem bestaat uit een alarmunit met twee handzenders en twee elektronische sleutels om het systeem aan en uit te zetten. De twee handzenders en twee elektronische sleutels maken derhalve onlosmakelijk deel uit van het alarmsysteem, zoals dat in de auto van [eiser] was ingebouwd.
5.7 Nu [eiser] niet alsnog de tweede handzender en de tweede set sleutels heeft kunnen overhandigen, dient te worden geoordeeld dat niet is voldaan aan de bijzondere voorwaarden behorend bij de verkeersverzekeringsovereenkomst. Daarin is immers onder meer bepaald dat de verzekeringnemer moet aantonen dat de alarminstallatie - waarvan de twee handzenders en twee sets sleutels dus deel uitmaken - daadwerkelijk aanwezig was, zulks op straffe van verval van dekking. [eiser] heeft dat niet aangetoond, terwijl die omstandigheid gelet op het hiervoor overwogene voor zijn rekening en risico dient te komen. De vordering van [eiser] dient dan ook te worden afgewezen.
5.8 De overige stellingen en verweren behoeven geen bespreking meer nu deze, indien besproken, niet tot een ander oordeel leiden. Het in algemene bewoordingen gedane bewijsaanbod van de zijde van [eiser] wordt gepasseerd, nu de feiten waarvan het bewijs wordt aangeboden, niet tot een ander oordeel zullen leiden.
5.9 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de proceskosten.
De rechtbank, rechtdoende,
veroordeelt [eiser] in de proceskosten tot aan deze uitspraak begroot op 1.497,-- EURO aan verschotten en op 615,- EURO- aan salaris voor de procureur;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2003.