RECHTBANK ZUTPHEN
Samenvatting:
In beschonken toestand op een groep mensen inrijden bij uitgaangelegenheid in Hummelo: 1 jaar gevangenisstraf voorwaardelijk, 240 uren werkstraf, gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid en verbeurdverklaring van auto.
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060442-02
Uitspraak d.d.: 12 maart 2003
tegenspraak / dnip
[verdachte],
geboren te [plaats] 1983,
wonende te [adres,woonplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 februari 2003.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 november 2002 te Hummelo, gemeente Hummelo en Keppel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A,B,C,D,E,] en/of een of meer ander(en) van het leven te beroven, met dat opzet
met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto een of meermalen
(achteruit en/of met hoge snelheid en/of onder invloed van alcohol) is toe-
en/of ingereden op voornoemde personen (waarbij verdachte ook op/tegen/over
een (aantal) betonnen pa(a)l(en) is gereden), terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 23 november 2002 te Hummelo, gemeente Hummelo en Keppel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffers A,B,D,E,]
en/of een of meer ander(en) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto een
of meermalen (achteruit en/of met hoge snelheid en/of onder invloed van
alcohol) is toe- en/of ingereden op voornoemde personen (waarbij verdachte ook
op/tegen/over een (aantal) betonnen pa(a)l(en) is gereden), terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 23 november 2002 te Hummelo, gemeente Hummelo en Keppel,
[slachtoffer A,B,E] en/of een of meer ander(en)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[slachtoffers A,B,E] en/of een of meer ander(en) dreigend de woorden
toegevoegd :"Ik maak jullie kapot" en/of " Ik sla jullie allemaal in elkaar,
ik verbouw hier de boel" , althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking, dit onder dreiging van het tonen en/of zwaaien van/met een (groot)
stuk hout;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 23 november 2002 te Hummelo, gemeente Hummelo en Keppel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer A,B,C,D,E] en anderen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met hoge snelheid en onder invloed van alcohol is toe- en ingereden op voornoemde personen (waarbij verdachte ook tegen een paal is gereden), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 23 november 2002 te Hummelo, gemeente Hummelo en Keppel, [slachtoffersA,B,E] en een of meer anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffers A,B,E] en een of meer anderen dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak jullie kapot" en
" Ik sla jullie allemaal in elkaar, ik verbouw hier de boel", dit onder dreiging van het tonen en zwaaien van/met een (groot) stuk hout;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Ter toelichting op de bewijsbeslissingen ten aanzien van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de feitelijke gang van zaken en de sporen gaat de rechtbank ervan uit dat het verdachtes bedoeling was om de slachtoffers schrik aan te jagen door zijn manier van wegrijden. Met name gelet op het remmen door verdachte en de obstakels op het terras is niet aannemelijk geworden dat verdachte zich door zijn manier van wegrijden willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn handelen dodelijke gevolgen zou hebben.
De manier van wegrijden en de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, laten echter redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat verdachte zich tenminste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij de slachtoffers door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1 subsidiair: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdach-te zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte diverse alcoholhoudende drankjes heeft genuttigd, hij vervolgens het café niet heeft willen verlaten en kwaad is geworden toen hij verwijderd werd. Vervolgens is hij zijn auto gaat ophalen en is hij naar het café teruggereden. Hij heeft de omstanders angst willen aanjagen en heeft zich toen zodanig roekeloos gedragen dat omstanders zich erg onveilig hebben gevoeld en een goed heenkomen moesten zoeken. Bovendien heeft hij enkele van de omstanders en een hond geraakt. De gevolgen van zijn roekeloze en uiterst laakbare handelen hadden nog (veel) ernstiger kunnen zijn.
De rechtbank acht een lange voorwaardelijke gevangenis-straf op zijn plaats teneinde de ernst van de feiten te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts de bijzondere voorwaarde stellen dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, unit Doetinchem, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien deze inhouden het volgen van enige cursus en/of training.
Met betrekking tot het bewezen verklaarde misdrijf onder 1 subsidiair acht de rechtbank voorts een gedeeltelijk onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven personenauto, [x], volgens opgave van verdachte aan hem (verdachte) toebehorend, is vat-baar voor verbeurd-verklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 bewezen-verklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van ver-dachte.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij D heeft zich met een vordering tot schade-vergoeding ten bedrage van € 2.010,04 EURO gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het ten laste gelegde, zijnde € 1.626,04 EURO aan materiële schade en € 384,- EURO aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de immateriële schade - ondanks betwisting - toewijsbaar is en dat die schade, gelet op de stukken en het onderzoek ter terechtzitting, naar redelijkheid en billijkheid valt te begroten op € 384 EURO. Verdachte is naar burgerlijk recht daarvoor aansprakelijk.
Voor wat betreft de materiële schade zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu de vordering wegens betwisting en ontbrekende onderbouwing niet van zodanig eenvoudige aard is dat zij zich leent voor afdoening in het strafproces.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van € 384 EURO ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36f, 45, 57, 91, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair ten laste geleg-de heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten las-te gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
feit 1 subsidiair: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar.
· Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer ge-legd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroor-deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzon-dere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich geduren-de de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voor-schriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Ook als deze inhouden dat veroordeelde enige cursus en/of training volgt.
· Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
De rechtbank beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf in mindering wordt gebracht, volgens de maatstaf dat voor de eerste 60 dagen in voorarrest doorgebracht 2 uren per dag in mindering worden gebracht en voor de overige dagen 1 uur per dag.
· Ontzegt verdachte terzake van het onder 1 subsidiair bewezen- ver-klaar-de de bevoegdheid motorrijtuigen te bestu-ren voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
· Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven personenauto X
· Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [D] een bedrag van € 384 EURO, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, een bedrag te betalen van € 384 EURO met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 7 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
De rechtbank verstaat daarbij dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 384 EURO ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan deze benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien de verdachte aan de betreffende benadeel-de partij het bedrag van € 384 EURO heeft betaald, daarmee de ver-plichting tot betaling aan de Staat van het betreffende bedrag komt te vervallen.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [D] voornoemd, voor het overige niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. Van Harreveld, voorzitter, mrs. Collenteur en Semeijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 maart 2003.