ECLI:NL:RBZUT:2002:AF5799
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake vorderingen tegen failliete gedaagden en niet-ontvankelijkheid van eisers
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen werd behandeld, zijn eisers vorderingen ingesteld tegen drie gedaagden, waarvan er twee in staat van faillissement zijn verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure tegen de failliete gedaagden is geschorst, in afwachting van de verificatievergaderingen in hun faillissementen. De vorderingen tegen de derde gedaagde zijn echter niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eisers in hun procesvoering niet duidelijk hebben gemaakt wie de procespartijen zijn, wat in strijd is met de goede procesorde. Dit leidde tot de beslissing dat eisers niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen tegen deze gedaagde. De rechtbank heeft ook de kosten van de procedure aan eisers opgelegd, inclusief een deel van het griffierecht en het salaris van de procureur. Het vonnis is uitgesproken op 7 november 2002, waarbij de rechtbank de eisers heeft veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde.