Rolnummers: 604 HAZA 94-926 en 1073 HAZA 95-668
Uitspraak: 12 december 2002
Vonnis van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
rolnummer 604 HAZA 94-926:
A. de stichting
STICHTING ONDERZOEK BEDRIJFS INFORMATIE SOBI,
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Nieuwersluis,
gemeente Loenen,
in deze optredende als gemachtigde van en tezamen met de hierna te noemen eisers die ook zelf als eiser optreden:
B. veehouders, (ex-)leden Heino Krause
procureur: mr. J.H. van den Sigtenhorst,
advocaat: mr. M.H.J. van den Horst te 's-Gravenhage
1 de maatschap
MORET ERNST & YOUNG REGISTERACCOUNTANTS,
gevestigd te Rotterdam en (mede) kantoorhoudende te Apeldoorn,
2 [gedaagde 2],
wonende te Epe,
3 [gedaagde 3],
wonende te Zeijen, gemeente Vries,
gedaagde partijen,
procureur: mr. S.W. Knoop,
advocaat: mr. J.P. Eschauzier te Rotterdam.
rolnummer 1073 HAZA 95-668:
A. de stichting
STICHTING ONDERZOEK BEDRIJFS INFORMATIE SOBI,
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Nieuwersluis,
gemeente Loenen,
in deze optredende als gemachtigde van en tezamen met de hierna te noemen eisers die ook zelf als eiser optreden:
B. veehouders, (ex-)leden Heino Krause
procureur: mr. J.H. van den Sigtenhorst,
advocaat: mr. M.H.J. van den Horst te 's-Gravenhage
1. de maatschap
MORET ERNST & YOUNG REGISTERACCOUNTANTS,
gevestigd te Rotterdam en (mede) kantoorhoudende te Apeldoorn,
2. [gedaagde 2],
wonende te Epe,
3. [gedaagde 3],
wonende te Zeijen, gemeente Vries,
gedaagde partijen,
procureur: mr. S.W. Knoop,
advocaat: mr. J.P. Eschauzier te Rotterdam.
In dit vonnis wordt eisende partij A mede aangeduid als Sobi en eisende partij B mede als de (ex-)leden. Eisende partijen worden gezamenlijk mede aangeduid als Sobi c.s. Gedaagde partijen worden gezamenlijk mede aangeduid als de accountant en ieder afzonderlijk als Moret, [gedaagde 2] respectievelijk [gedaagde 3].
1. Het verdere verloop van de procedures
Het verdere verloop van de procedure met rolnummer 604 HAZA 94-926 blijkt uit:
het vonnis van 16 maart 1995
de conclusie van antwoord
de conclusie van repliek met producties tevens wijziging eis
de conclusie van dupliek.
Het verdere verloop van de procedure met rolnummer 1073 HAZA 95-668 blijkt uit:
het vonnis van 21 september 1995, waarbij de voeging is bevolen van deze zaak met de zaak met rolnummer 604 HAZA 94-926;
de conclusie van antwoord
de conclusie van repliek met producties tevens wijziging eis
de conclusie van dupliek.
2.1 De toenmalige coöperatieve vereniging Coöperatieve Melkproductenfabriek "Heino Krause" B.A. (hierna: Heino Krause), gevestigd te Heino, was een in 1912 opgerichte coöperatie van melkveehouders in en rond de gemeente Heino.
De (ex-)leden waren in de periode 1985 tot en met 1991 allen lid van Heino Krause.
2.2 Met ingang van 1 september 1984 was [de heer] (hierna: [directeur]) titulair directeur van Heino Krause. Op 8 maart 1991 is [directeur] in die functie door het bestuur en de raad van commissarissen van Heino Krause geschorst. Hierna is het dienstverband tussen [directeur] en Heino Krause geëindigd door ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
2.3 In de periode dat [directeur] als (titulair) directeur van Heino Krause fungeerde, trad Moret op als controlerend register-accountant voor Heino Krause. In de persoon van [gedaagde 2] controleerde Moret de jaarrekeningen 1985 tot en met 1990 en voorzag deze telkens van een goedkeurende verklaring. De goedkeurende verklaring bij de jaarrekening van 1990 werd mede ondertekend door [gedaagde 3], werknemer van Moret.
2.4 Heino Krause voerde in 1991 onderhandelingen met de besloten vennootschap Hoogwegt Groep B.V. (hierna: Hoogwegt) te Groesbeek en met de coöperatieve vereniging Verenigde Coöperatieve Melkindustrie Coberco B.A. (hierna: Coberco) terzake van een mogelijke fusie. Hoogwegt heeft na een administratief onderzoek besloten om de fusiebesprekingen met Heino Krause definitief te beëindigen.
Heino Krause werd in verband met de fusieplannen geadviseerd door Moret, in het bijzonder door [gedaagde 3]. De jaarrekening van 1990 diende als basis voor de fusieonderhandelingen.
2.5 Bij notariële akte van 30 augustus 1991 zijn Heino Krause en Coberco met terugwerkende kracht per 1 januari 1991 een juridische fusie aangegaan in de zin van artikel 2:309 BW en wel zodanig dat:
- Coberco als verkrijgende coöperatie het gehele vermogen heeft verkregen van Heino Krause als verdwijnende coöperatie;
- Heino Krause is opgehouden te bestaan;
- de leden van Heino Krause lid zijn geworden van Coberco.
2.6 Coberco en de coöperatie Zuivelcoöperatie De Zeven Provinciën U.A. (hierna: De Zeven Provinciën) zijn een juridische fusie aangegaan als gevolg waarvan Coberco per ultimo 1997 is opgegaan in de De Zeven Provinciën.
3.1 Sobi vordert zowel in de procedure met rolnummer 604 HAZA 94-926 als in de procedure 1073 HAZA 95-668 - na wijziging van eis buiten processueel bezwaar - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. zal verklaren voor recht dat ieder der gedaagden onrechtmatig heeft gehandeld jegens de materiële eisers;
b. de accountant hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan Sobi van schadevergoeding, des dat de één betaald hebbende de ander zal zijn bevrijd, dat deze schadevergoeding nader zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 1993, althans vanaf de datum der inleidende dagvaarding, althans vanaf de datum waarop de conclusie van repliek is genomen (dit is 10 december 1998) tot aan de dag der algehele voldoening;
c. de accountant zal veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2 Sobi legt aan deze vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten onder meer de navolgende stellingen ten grondslag.
Ten gevolge van de onbehoorlijke taakvervulling door [directeur], in het bijzonder de grootschalige en verliesgevende bijkoop van melk en melkpoeder en de verboden integrale toevoeging van lactose aan melk en melkpoeder, hebben de leden grote schade geleden. De accountant is aansprakelijk voor de hierdoor door de leden geleden schade, omdat hij grovelijk is tekortgeschoten in zijn taakuitoefening en in de jegens de leden bestaande (specifieke) zorgplicht als controlerend accountant door in strijd met de wet, de richtlijnen voor de accountantscontrole, de gedrags- en beroepsregels voor registeraccountants althans in strijd met de zorgvuldigheid die hem in het maatschappelijk verkeer betaamt en in het bijzonder jegens de leden, bij de jaarrekeningen 1985 tot en met 1990 van Heino Krause ten onrechte goedkeurende verklaringen af te geven, terwijl die jaarrekeningen misleidend en onvolledig waren en geen getrouw beeld gaven van, althans niet een zodanig inzicht verschaften dat een verantwoord oordeel kon worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat van Heino Krause. In dit verband is van belang dat de accountant de specifieke situatie van de leden en de verwevenheid tussen de leden en de coöperatie kende, dat hij wist dat de leden geheel op hem vertrouwden voor de controle van de jaarrekening en dat hij op de hoogte was van de belangrijke gevolgen die voor de leden aan de vastgestelde jaarrekening waren verbonden.
Indien de accountant deugdelijke controle had uitgevoerd, dan had het wanbeleid van [directeur] eerder kunnen/behoren te worden ontdekt en hadden vroegtijdig passende maatregelen kunnen worden genomen waardoor de schade voorkomen, althans beperkt had kunnen worden.
Voorts is de accountant jegens de leden tekortgeschoten in zijn jegens hen bestaande (specifieke) zorgplicht als adviserend accountant door hen te adviseren tot het aangaan van de fusie met Coberco, althans akkoord te gaan met de ongunstige voorwaarden, welke voorwaarden waren gebaseerd op de misleidende jaarrekening 1990. De accountant was behalve fusieadviseur van Heino Krause ook de vaste, controlerend accountant van zowel Heino Krause als Coberco en derhalve niet onafhankelijk.
Had de accountant deugdelijke en deskundige controle verricht ten aanzien van de jaarrekening 1990 en deskundig en zorgvuldig geadviseerd bij het fusieproces, dan had hij de leden kunnen/behoren te behoeden voor de fusie met Coberco op de ongunstige voorwaarden. Aldus hadden de onderhandelingen behoren te resulteren in een lager door de leden aan Coberco (terug) te betalen bedrag.
De geschonden normen dienen tot bescherming tegen de schade die de leden hebben geleden. De leden moeten als gebruikers van de jaarrekeningen op een deugdelijke en deskundige taakuitoefening door een openbaar accountant kunnen vertrouwen in dier voege dat zij op basis van een goedkeurende accountantsverklaring hun afwegingen kunnen maken en beslissingen kunnen nemen. Bovendien moeten de leden kunnen afgaan op het advies van de accountant als fusieadviseur in het vertrouwen dat hun positie en belangen zo goed mogelijk worden behartigd.
De leden van Heino Krause hebben door de onrechtmatige daden van de accountant schade geleden.
De als gevolg van het wanbeleid van [directeur] geleden schade ("[directeur]-Moret schade") omvat onder meer schade in de vorm van betaling van te lage melkgelden in de jaren 1987 tot en met 1990 en schade in de vorm van het niet doorgaan van de samenwerking met Hoogwegt.
De als gevolg van het onrechtmatig handelen van de accountant in het kader van de fusie met Coberco ("Coberco-Moret schade") bestaat uit schade door het totstandkomen van een voor de leden uiterst nadelige fusie (te lage melkgelden met ingang van 1991 en/of geheven uittreedgelden), alsmede uit schade door een misleidende en onjuiste jaarrekening 1990 (het ten onrechte ten laste van de leden gebrachte deel van het negatieve saldo van Heino Krause, onder meer bestaande uit afkoopkosten VWM-contract, zoekgeraakte voorraad, voorziening IMEKO).
Hiernaast wordt aanspraak gemaakt op een vergoeding voor kosten ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte, alsmede op vervangingsrente en wettelijke rente.
Voor de "[directeur]-Moret schade" zijn [directeur] en de accountant op grond van artikel 6:102, lid 1, BW, hoofdelijk aansprakelijk. Op grond van hetzelfde artikel is de accountant, naast [directeur] respectievelijk Coberco hoofdelijk aansprakelijk jegens de leden voor de "Coberco-Moret schade". [gedaagde 3] is alleen aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit de ondeugdelijke controle van de jaarrekening 1990 en de ondeugdelijke fusieadviezen.
4.1 De accountant concludeert zowel in de procedure 604 HAZA 94-926 als in de procedure 1073 HAZA 95-668 dat de rechtbank de vorderingen van Sobi c.s. zal afwijzen, hetzij door hen hun vordering te ontzeggen hetzij door hen niet ontvankelijk te verklaren, met veroordeling van Sobi c.s. - hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd - in de kosten van het geding.
4.2 De accountant voert daartoe onder meer de navolgende verweren aan.
Sobi c.s. dienen niet ontvankelijk te worden verklaard.
Sobi treedt blijkens de dagvaarding op als gemachtigde van en tezamen met de andere eisers en heeft derhalve geen eigen belang bij de uitkomst van deze procedure. Sobi kan niet optreden als formele procespartij. Zij dient in elk geval aan te tonen dat zij optreedt op grond van een deugdelijke last.
Sobi c.s. dienen voorts niet ontvankelijk te worden verklaard omdat de bestuurders en commissarissen van Heino Krause niet zijn aangesproken voor de schade, kennelijk omdat die naar het oordeel van de leden van de coöperatie niet toerekenbaar zijn tekortgeschoten en/of onrechtmatig hebben gehandeld.
Bovendien geldt op grond van de door de Hoge Raad van 2 december 1994, NJ 1995/288 gegeven rechtsregel, dat een eventuele toerekenbare tekortkoming en/of onrechtmatig handelen van de accountant hooguit kan leiden tot een vordering van (de rechtsopvolger van) Heino Krause in de richting van de accountant en niet tot vorderingen van de individuele leden van Heino Krause. Er bestaat geen aanleiding om in het onderhavige geval van dit uitgangspunt af te wijken.
Sobi c.s. dienen voorts niet ontvankelijk te worden verklaard omdat de vordering is verjaard.
De accountant betwist de gestelde gedragingen van [directeur]. Hij ontkent daarbij onder meer dat er op grote schaal frauduleus lactose werd bijgemengd, althans dat dit geschiedde op een voor hem kenbare wijze en dat Heino Krause als gevolg van de handelingen van [directeur] ten onrechte Europese subsidies zou hebben opgestreken.
De accountant is niet toerekenbaar tekortgeschoten in de uitvoering van zijn taken. Hij heeft zijn werkzaamheden uitgevoerd zoals een redelijk bekwaam accountant onder vergelijkbare omstandigheden betaamt. De administratieve organisatie van Heino Krause was zodanig dat een behoorlijke accountantscontrole mogelijk was. Indien er al sprake zou zijn van enige onregelmatigheid bij Heino Krause, dan was die kennelijk zozeer verborgen dat die bij een normale taakuitoefening niet ontdekt kon of behoefde te worden. De goedkeurende verklaringen bij de verschillende jaarrekeningen zijn terecht gegeven.
Het advieswerk van de accountant was beperkt tot de advisering over de fusie met Coberco in 1991. Betwist wordt dat de accountant belangen zou hebben gehad die strijdig waren met de belangen van (de leden van) Heino Krause.
Op de accountant rustte geen specifieke zorgvuldigheidsnorm jegens ieder van de leden van de coöperatie in privé die mee zou brengen dat ieder van hen een vordering tegen hem zou kunnen instellen wanneer de accountant in de uitvoering van zijn, door de coöperatie opgedragen, werkzaamheden tekort geschoten zou zijn. Het aannemen van een dergelijke zorgvuldigheidsnorm zou een van de wezenskenmerken van de coöperatie (het doel van de coöperatie om in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden te voorzien en het te dien einde uitoefenen van haar bedrijf krachtens overeenkomsten met haar leden te hunnen behoefte) ten gronde aantasten.
Indien al zou worden uitgemaakt dat de accountant jegens de coöperatieve vereniging toerekenbaar tekortgeschoten zou zijn, staat daarmee nog niet vast dat de accountant ook aansprakelijk zou zijn geworden tegenover ieder van de leden in privé. De accountant heeft bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden als controlerend of adviserend accountant noch opzet noch voorwaardelijk opzet gehad gericht op benadeling van de coöperatie, laat staan gericht op benadeling van de individuele leden van Heino Krause.
Er is geen sprake van causaliteit tussen de handelingen van de accountant en de door eisers geleden schade.
Gedaagde partijen zijn in elk geval niet hoofdelijk aansprakelijk. Alleen Moret was opdrachthebber. [gedaagde 2] heeft zijn werkzaamheden verricht als directeur/werknemer van een vennootschap die deel uitmaakt van Moret. [gedaagde 3] heeft zijn werkzaamheden verricht als werknemer van Moret. Bovendien heeft [gedaagde 3] slechts bemoeienis gehad met de controle op de jaarrekening over 1990, zodat hij niet (mede-)verantwoordelijk is voor eventuele tekortkomingen bij verklaringen bij de jaarrekeningen van 1985 tot en met 1989. Daarbij komt dat [gedaagde 2] het er niet toe had kunnen leiden dat de leden hadden kunnen ingrijpen.
Dat de leden schade hebben geleden is niet aannemelijk, althans onvoldoende onderbouwd.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Allereerst dient te worden vastgesteld wie in onderhavige procedures procespartij zijn. Tussen partijen bestaat onenigheid over de vraag wie als eisende partij optreedt.
Bij de dagvaardingen en bij conclusies van eis is gesteld dat Sobi optreedt "als gemachtigde van en tezamen met de hierna te noemen eisers die ook zelf als eisers optreden", waarna 212 namen van (ex-)leden van Heino Krause volgen.
In het petitum van de dagvaardingen wordt gevraagd vonnis te wijzen "ten gunste van eisers die door deze uitdrukkelijk eerste eiseres, Sobi, machtigen tot de volledige tenuitvoerlegging van het ten deze te geven vonnis".
Bij conclusies van repliek is gesteld dat Sobi in de onderhavige procedures op basis van een deugdelijke last/volmacht optreedt als lasthebber van de in de dagvaardingen onder 1 tot en met 212 genoemde personen en personenvennootschappen, op grond waarvan zij als formele procespartij, en bedoelde personen en personenvennootschappen als materiële procespartijen dienen te worden aangemerkt. Op de voorbladen van de conclusies van repliek staat vermeld dat Sobi eiseres is en optreedt als lasthebber van de (ex-)leden van Heino Krause. In het verlengde hiervan is de eis in beide procedures gewijzigd, in dier voege dat - kort gezegd - wordt gevorderd een verklaring voor recht dat gedaagde partijen ieder onrechtmatig hebben gehandeld jegens de materiële eisers en een hoofdelijke veroordeling tot betaling van schadevergoeding aan Sobi.
De rechtbank begrijpt uit de stellingen bij conclusie van repliek dat de onder 1 tot en met 212 van de dagvaardingen genoemde personen en personenvennootschappen hun vorderingen hebben ingetrokken. Er moet van worden uitgegaan dat Sobi, zoals zij bij conclusie van repliek heeft gesteld, als lasthebber van de lastgevers genoemd onder 1 tot en met 212 van de dagvaardingen in deze procedures (hierna mede aangeduid als: de leden of de (ex-)leden) optreedt, nu de accountant zijn betwisting dat Sobi over een (deugdelijke) lastgeving beschikt niet heeft onderbouwd.
Het betoog van de accountant dat het rechtens niet mogelijk is om als formele procespartij op te treden, wordt verworpen. Het is immers een algemene regel dat in rechte kan worden opgetreden door een gevolmachtigde die een rechtsvordering instelt of als verweerder verschijnt in naam van een met name genoemde volmachtgever om wiens belangen het in de betreffende procedure gaat.
De accountant heeft weliswaar nog aangevoerd dat Sobi wegens het ontbreken van een eigen belang niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vorderingen, doch dit betoog is, nadat dit verweer door Sobi is weersproken, bij conclusie van dupliek niet gehandhaafd, zodat het betoog niet behoeft te worden beoordeeld.
Er dient derhalve alleen beslist te worden op de door Sobi als lasthebber van de
(ex-)leden ingestelde vordering.
Nu Sobi en de (ex-)leden hetzelfde feitencomplex aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd, bestaat er geen aanleiding de (ex-)leden te veroordelen tot vergoeding van proceskosten aan de zijde van de accountant.
5.2 De accountant heeft onder meer ten verwere aangevoerd dat de vorderingen van Sobi worden belet door de rechtsregel als geformuleerd in het arrest van de Hoge Raad van 2 december 1994, NJ 1995/288 inzake Poot/ABP. In dit arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat indien aan een vennootschap door een derde vermogensschade wordt toegebracht door wanprestatie of onrechtmatige daad, (in beginsel) alleen de vennootschap het recht heeft uit dien hoofde van de derde vergoeding van deze aan haar toegebrachte schade te vorderen.
Sobi heeft aangevoerd dat ten aanzien van de coöperatie van voormelde rechtsregel dient te worden afgeweken, in die zin dat leden van een coöperatie een zelfstandig vorderingsrecht toekomt jegens een derde die de coöperatie schade heeft toegebracht. Sobi heeft hieraan - kort samengevat - ten grondslag gelegd dat de (economische) belangen van leden van een coöperatie in het algemeen en van Heino Krause in het bijzonder in sterke mate verweven zijn met die van de coöperatie, welke verwevenheid volgens Sobi met name voortvloeit uit het onzelfstandige karakter van de coöperatie als verlengstuk van de bedrijven van de leden en de wijze van bedrijfsvoering.
5.3 Hetgeen door Sobi in dit verband is gesteld kan evenwel niet leiden tot de conclusie dat de door de Hoge Raad geformuleerde rechtsregel in het onderhavige geval niet van toepassing is. Blijkens de overwegingen in voornoemd arrest heeft de Hoge Raad voor het aannemen van de rechtsregel immers het rechtspersoonlijke karakter van de vennootschap van beslissende betekenis geacht. Voor coöperaties geldt ook dat zij rechtspersonen zijn, die zelfstandig, als dragers van eigen rechten en verplichtingen aan het rechtsverkeer deelnemen en een afgescheiden vermogen hebben. Dit gold ook voor de coöperatie Heino Krause.
5.4 Dat het uitgangspunt zoals verwoord door de Hoge Raad in het arrest Poot/ABP ook geldt in het geval schade is toegebracht door een derde aan een coöperatie, vindt bevestiging in het arrest van 13 oktober 2000 inzake [directeur], de voormalige directeur van Heino Krause, tegen Sobi (NJ 2000/699). In dit arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat leden van een coöperatie in beginsel niet zelfstandig een vordering kunnen instellen ter zake van de schade die door de directeur, niet bestuurslid, is veroorzaakt in de uitoefening van het bedrijf van de coöperatie. Aan deze beslissing heeft de Hoge Raad onder meer ten grondslag gelegd dat een coöperatie als rechtspersoon zelfstandig alle rechten en verplichtingen uitoefent die met haar bedrijfsvoering samenhangen, waaronder ook valt te begrijpen, indien daartoe gronden bestaan, het vorderen van schadevergoeding van degene die haar in de bedrijfsvoering heeft benadeeld. Voorts heeft de Hoge Raad van belang geacht dat de leden van een coöperatie uit hoofde van hun lidmaatschap van de coöperatie en op grond van hun contractuele verhouding met de coöperatie voldoende mogelijkheden hebben om zo nodig hun eigen belangen ten opzichte van de coöperatie te beschermen en de coöperatie aan te spreken voor de financiële nadelen die zij mochten hebben ondervonden in hun betrekking met de coöperatie. Bij de beslissing van de Hoge Raad speelde bovendien een rol dat het een ongewenste doorkruising van de regeling met betrekking tot de coöperatie als zelfstandige rechtspersoon zou betekenen indien aan de leden van de coöperatie ter zake van schade die in de bedrijfsvoering is geleden, een eigen vorderingsrecht jegens derden zou worden toegekend.
5.5 Conclusie dient derhalve te zijn dat, indien door de accountant aan de rechtspersoon Heino Krause vermogensschade is toegebracht door een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen ten opzichte van de coöperatie dan wel door gedragingen die jegens haar onrechtmatig zijn, in beginsel alleen Heino Krause (dan wel haar rechtsopvolger) het recht heeft uit dien hoofde van de accountant schadevergoeding te vorderen. Indien de leden indirect - via het nadelige effect dat de handelwijze van de accountant op het vermogen van de coöperatie heeft - financieel zijn benadeeld, dan kunnen zij in beginsel niet als lid van de coöperatie rechtstreeks de accountant in rechte aanspreken om hun belang in de coöperatie te beschermen.
5.6 Voor het aannemen van een uitzondering op deze regel is (onder meer) vereist dat de aan de accountant verweten gedragingen tevens een onrechtmatige daad jegens de leden opleveren, doordat een specifieke, jegens hen geldende zorgvuldigheidsnorm is geschonden. Het ligt daarbij op de weg van de leden te stellen welke specifieke zorgvuldigheidsnorm de accountant jegens hen niet in acht heeft genomen. Daarbij kan niet worden volstaan met een beroep op wanprestatie of onzorgvuldig handelen van de accountant jegens de coöperatie. Het enkele feit dat de leden benadeeld zijn door de aan de coöperatie toegebrachte schade, is onvoldoende om schending van een specifieke zorgvuldigheidsnorm jegens die leden aan te nemen.
5.7 Sobi heeft in dit verband twee zorgvuldigheidsnormen geformuleerd, welke normen de accountant zou hebben geschonden. De eerste norm komt er - kort samengevat - op neer dat de accountant jegens de leden gehouden was alleen een goedkeurende verklaring bij een jaarrekening van Heino Krause af te geven, indien deze jaarrekening een zodanig inzicht gaf dat een verantwoord oordeel kon worden gevormd over het vermogen en het resultaat van de coöperatie. Ter onderbouwing van deze specifieke zorgplicht heeft Sobi aangevoerd dat de accountant de specifieke situatie van de leden en de verwevenheid tussen de coöperatie en de ondernemingen van die leden kende, dat hij wist dat de leden voor de controle van de jaarrekening geheel op hem vertrouwden en dat hij op de hoogte was van de belangrijke gevolgen die voor de leden waren verbonden aan de vastgestelde jaarrekening, waaronder de eventuele na- of terugbetaling van melkgelden.
5.8 De aangevoerde omstandigheden kunnen evenwel niet leiden tot het aannemen van de door Sobi geformuleerde specifieke zorgvuldigheidsplicht. Uitgangspunt is dat de accountant jegens de coöperatie als opdrachtgever contractueel verplicht was om zijn controlerende taak naar behoren uit te voeren. Een toerekenbaar tekortschieten van de accountant in de uitoefening van zijn werkzaamheden kan de coöperatie benadelen en dientengevolge de leden, doch zulks is onvoldoende om de door Sobi geformuleerde specifieke zorgvuldigheidsplicht van de accountant jegens de leden aan te nemen. Een goedkeurende verklaring van een accountant bij een jaarrekening heeft weliswaar een openbaar karakter, doch dit brengt nog niet mee (bijzondere omstandigheden daargelaten, welke omstandigheden in het onderhavige geval gesteld noch gebleken zijn) dat niet-opdrachtgevers daarop een vordering uit onrechtmatige daad kunnen baseren. Het enkele feit dat de accountant zou hebben geweten, althans zich ervan bewust had moeten zijn dat de leden door zijn beweerdelijk handelen/nalaten nadeel zou worden berokkend, levert geen bijzondere omstandigheid op die afwijking rechtvaardigt van het uitgangspunt dat alleen de coöperatie een rechtsvordering tegen de accountant kan instellen. Degene die schade toebrengt aan een coöperatie zal immers steeds (behoren te) begrijpen dat dientengevolge ook de leden van de coöperatie worden benadeeld. Niet is gesteld dat de accountant met het gestelde falen in zijn controlerende taak in het bijzonder ook heeft beoogd de belangen van de leden te schaden.
5.9 Sobi heeft voorts aangevoerd dat de accountant is tekortgeschoten in zijn jegens de leden bestaande (specifieke) zorgplicht als adviserend accountant bij het fusieproces dat uiteindelijk heeft geleid tot de fusie van Heino Krause met Coberco. In het kader van dat fusieproces was de accountant volgens Sobi -kort gezegd - jegens de leden gehouden tot een deugdelijke en deskundige controle van de jaarrekening 1990 (welke jaarrekening de basis vormde voor de fusieonderhandelingen), alsook tot een deskundige en zorgvuldige advisering omtrent de voorwaarden waaronder de fusie zou plaatsvinden. De leden moeten volgens Sobi kunnen afgaan op het advies van de accountant in het vertrouwen dat hun positie en belangen zo goed mogelijk worden behartigd.
Dit betoog dient eveneens te worden verworpen. Ook hier is uitgangspunt dat de accountant opdrachthebber van de coöperatie was en uit dien hoofde jegens de coöperatie gehouden was de coöperatie op een deugdelijke wijze te adviseren over de fusieplannen. Daar komt nog bij dat de algemene ledenvergadering, als orgaan van de coöperatie, niet kan worden vereenzelvigd met de individuele leden. Sobi heeft niet gesteld dat de accountant bij de beweerdelijke ondeugdelijke uitoefening van zijn adviserende taken tevens heeft beoogd de leden schade toe te brengen. Sobi heeft aangevoerd dat de accountant met name zou zijn opgekomen voor zijn eigen belangen opdat zijn relatie als accountant met de gefuseerde entiteit behouden zou blijven, doch hetgeen zij hiertoe heeft gesteld is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de accountant de bedoeling had de leden schade toe te brengen.
5.10 Het beroep van Sobi op de door de Hoge Raad in zijn arrest van 28 juni 1957, NJ 1957/514 (Erba-arrest) geformuleerde zorgvuldigheidsnorm van derden jegens crediteuren van een vennootschap faalt. De rechtsverhouding tussen de leden en de coöperatie wordt beheerst door de eigen regels van het rechtspersonenrecht. De bijzondere afhankelijkheid van de leden van een coöperatie van het bedrijfsresultaat van die coöperatie maakt nog niet dat de positie van leden van een coöperatie vergelijkbaar is met die van crediteuren, in die zin dat het enkele gebrek aan zorg van een derde voor de belangen van de leden van een coöperatie onrechtmatig jegens die leden zou zijn.
5.11 Geconcludeerd dient derhalve te worden dat Sobi geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit zou kunnen volgen dat de accountant een specifieke, jegens de leden geldende zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden.
5.12 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de door Sobi gestelde (schending van) zorgvuldigheidsnormen van de accountant jegens de leden, moet voorts worden geconcludeerd dat Sobi eveneens onvoldoende heeft aangevoerd om te kunnen concluderen dat de leden door onrechtmatig handelen van de accountant zijn geschaad in andere belangen dan die welke zij hebben ondergebracht en toevertrouwd aan de coöperatie. Het antwoord op de vraag of de gevorderde schade dient te worden aangemerkt als afgeleide schade dan wel als rechtstreekse schade van de leden, kan derhalve in het midden blijven.
Voor zover is betoogd dat de leden het recht zou toekomen schadevergoeding van de accountant te vorderen vanwege het enkele feit dat de geleden schade definitief is geworden, wordt dit betoog verworpen. Vereist is immers ook dat specifiek onzorgvuldig jegens de leden is gehandeld. Hiervoor heeft Sobi, zoals hiervoor reeds is overwogen, onvoldoende gesteld.
5.13 Uit het vorenoverwogene volgt dat vastgehouden moet worden aan het uitgangspunt dat de leden van Heino Krause in deze geen rechtsvordering toekomt.
5.14 De overige stellingen en weren behoeven geen bespreking meer nu deze, indien besproken, niet tot een andere beslissing zullen leiden.
5.15 Aan de bewijsaanbiedingen wordt voorbijgegaan omdat de ten bewijze aangeboden stellingen, ook indien bewezen, niet tot een andere beslissing zullen leiden.
5.16 De conclusie is derhalve dat Sobi in beide procedures in haar vorderingen niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Zij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten, met inbegrip van de op de vrijwaringsincidenten in beide procedures en (in de procedure met rolnummer 1073 HAZA 95-668) het voegingsincident gevallen kosten. Bij de berekening van de proceskosten zal rekening worden gehouden met het feit dat de conclusies die in beide procedures zijn genomen vrijwel identiek zijn.
De rechtbank, rechtdoende,
in de procedure met rolnummer 604 HAZA 94-926:
verklaart Sobi niet ontvankelijk in haar vorderingen;
veroordeelt Sobi in de proceskosten aan de zijde van de accountant gevallen, met inbegrip van de op het incident gevallen kosten, en tot aan deze uitspraak begroot op € EUR 158,82 aan verschotten en op EUR€ 3.158,- aan salaris voor de procureur;
in de procedure met rolnummer 1073 HAZA 95-668:
verklaart Sobi niet ontvankelijk in haar vorderingen;
veroordeelt Sobi in de proceskosten aan de zijde van de accountant gevallen, met inbegrip van de op het incident gevallen kosten, en tot aan deze uitspraak begroot op EUR 158,82 aan verschotten en op EUR€ 3.548,- aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.M.H. van Staveren, S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en M.C.J. Heessels en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2002.