ECLI:NL:RBZUT:2002:AE7966
Rechtbank Zutphen
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Sluiting van een horecagelegenheid wegens harddrugshandel en bestuursdwang
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 27 augustus 2002 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van bestuursdwang. De verzoeker, eigenaar van Bar café C in Winterswijk, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester om zijn horecagelegenheid voor een jaar te sluiten vanwege de handel in harddrugs. De sluiting ging in op 5 augustus 2002, na een besluit van 1 augustus 2002. De burgemeester had geen begunstigingstermijn verleend, omdat hij van mening was dat de openbare orde ernstig in het geding was door de aanwezigheid van harddrugs in de horecagelegenheid.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om bestuursdwang toe te passen op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De rechter oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting had kunnen besluiten, ondanks het verweer van de verzoeker dat hij geen weet had van de drugshandel. De rechter benadrukte dat de ernst van de situatie en de betrokkenheid van de openbare orde zwaarder wogen dan de belangen van de verzoeker.
De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een ander oordeel rechtvaardigden. De verzoeker had ook inkomsten uit een andere horecagelegenheid, wat meegewogen werd in de beslissing. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en bleef het besluit van de burgemeester in stand. De uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van bestuursdwang in situaties waar de openbare orde in het geding is, en bevestigt dat er geen voorafgaande waarschuwing nodig is in gevallen van ernstige drugshandel.