Rolnummer: 44169 / HAZA 01-1256
Uitspraak: 11 juli 2002
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
[opposant],
wonende te Braamt, gemeente Bergh,
opposant,
procureur: mr. W.J.F. Nieuwenhuis,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geopposeerde] B.V.,
gevestigd te Steenderen,
geopposeerde,
procureur: mr. G.F.M.G. Heutink.
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als [opposant] en [geopposeerde].
1. Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
Het vonnis van de rechtbank d.d. 8 november 2001, gewezen onder rolnummer 42778 / HAZA 01-1005, waartegen verzet.
het vonnis van 3 januari 2002,
het proces-verbaal van de op 21 februari 2002 gehouden comparitie van partijen,
de conclusie van antwoord in oppositie,
de conclusie van repliek in oppositie.
2.1 [C], een transportonderneming te Doetinchem, heeft Bouwbedrijf [A] B.V. (hierna te noemen [A]) opdracht gegeven om bestaand straatwerk eruit te halen, de laad- en losputten op te vullen met zand en puin en het straatwerk vervolgens weer aan te brengen. [A] heeft voor het straatwerk de vennootschap naar Duits recht [opposant] GmbH (hierna te noemen [opposant] GmbH) ingeschakeld.
2.2 [geopposeerde] is door [B] benaderd om een offerte te maken om circa 3000 m2 klinkers uit te schuiven en uit te schudden, en circa 1500 m3 ophoogzand te leveren. Die offerte dateert van 1 september 1999. [B] heeft [geopposeerde] verwezen naar [opposant].
2.3 [opposant] heeft [geopposeerde] gevraagd om (een deel van) de onder 2.2 genoemde werkzaamheden bij [C] uit te voeren, hetgeen [geopposeerde] heeft gedaan.
2.4 Na het verlenen van die opdracht heeft [opposant] aan [geopposeerde] de opdracht gegeven zand en puin te leveren, welke opdracht eveneens is uitgevoerd.
2.5 [opposant] was en is bestuurder en enig aandeelhouder van [opposant] GmbH.
2.6 [geopposeerde] heeft de door haar verrichte werkzaamheden gefactureerd aan [A] middels de facturen 7540 van 20 november 1999 à f 27.032,50 en 7749 van 29 december 1999 à f 1.070,-. [geopposeerde] heeft dezelfde werkzaamheden op 19 februari 2000 gefactureerd aan [opposant] middels de facturen 8008 à f 27.032,50 en 8009 à
f 1.070,-.
2.7 [A] is op 10 februari 2000 failliet verklaard. [geopposeerde] heeft de vordering van
f 28.102,50 ter verificatie in het faillissement ingediend.
3. De vordering in de verstekprocedure
3.1 [geopposeerde] heeft gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voorzover de wet zulks toelaat, [opposant] zal veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen f 35.777,86, vermeerderd met de wettelijke rente over f 28.102,50, ingaande 20 september 2001 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [opposant] in de kosten van dit geding.
3.2 [geopposeerde] heeft aan die vordering het volgende ten grondslag gelegd.
[geopposeerde] heeft in opdracht van en voor rekening van [opposant] diverse werkzaamheden verricht en leveranties gedaan ten bedrage van f 28.102,50, welk bedrag onbetaald is gebleven. [geopposeerde] vordert vergoeding van de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 20 maart 2000, de dag dat [opposant] in verzuim is geraakt, tot en met 19 september 2000. [geopposeerde] heeft diverse betalingsverzoeken gedaan en sommaties uitgebracht, waarna zij de vordering uit handen heeft gegeven aan een Incassobureau en het dossier aan haar advocaat heeft gegeven. De door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten bedragen f 4.666,68.
Bij vonnis van 8 november 2001 heeft de rechtbank de vordering toegewezen.
5. De vordering in oppositie
5.1 [opposant] vordert dat de rechtbank hem zal ontheffen van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij vonnis van de rechtbank van 8 november 2001 tussen [geopposeerde] als eiseres en [opposant] als gedaagde bij verstek gewezen. [opposant] vordert voorts dat de rechtbank [geopposeerde] in haar oorspronkelijke vordering niet ontvankelijk zal verklaren, althans haar deze zal ontzeggen, met de veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van deze verzetprocedure.
5.2 [opposant] legt aan zijn vorderingen de volgende stellingen ten grondslag.
[opposant] handelde in zijn hoedanigheid van bestuurder van [opposant] GmbH. [opposant] verstrekte als vertegenwoordiger van [A] aan [geopposeerde] de opdracht werkzaamheden uit te voeren. [geopposeerde] was hiervan op de hoogte. [opposant] heeft niet zichzelf privé, maar [A] aan de overeenkomst met [geopposeerde] gebonden en kan niet tot betaling van de betreffende facturen worden aangesproken.
[geopposeerde] heeft de door haar verrichte werkzaamheden conform afspraak gefactureerd aan [A]. Na het faillissement van [A] heeft [geopposeerde] dezelfde werkzaamheden nogmaals in rekening gebracht bij [opposant] en de vordering eveneens ter verificatie ingediend in het faillissement van [A].
Subsidiair is niet [opposant] in persoon, maar [opposant] GmbH gebonden aan de overeenkomst van opdracht, zodat [geopposeerde] de verkeerde partij in de onderhavige procedure heeft betrokken. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn disproportioneel en niet redelijk.
6. Het verweer in oppositie
6.1 [geopposeerde] concludeert dat de rechtbank [opposant] niet ontvankelijk zal verklaren in de ingestelde vordering, althans hem deze zal ontzeggen, met de veroordeling van [opposant], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding.
6.2 [geopposeerde] voert daartoe het navolgende aan.
Het was [geopposeerde] onbekend dat [opposant] niet namens zichzelf, maar als vertegenwoordiger van [A] zou hebben opgetreden. [geopposeerde] heeft met betrekking tot de overeenkomst alleen contact gehad met [opposant] in privé. [geopposeerde] wist niet beter dan dat hij een overeenkomst met [opposant] had gesloten. Enige dagen na de start van de werkzaamheden vernam [geopposeerde] dat de factuur naar [opposant] GmbH moest. Toen het werk voor 95% klaar was vernam [geopposeerde] dat de factuur naar [A] moest. [opposant] heeft bij [geopposeerde] het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat [opposant] in privé de contractspartij van [geopposeerde] was.
7. De beoordeling van het geschil in oppositie
7.1 Partijen zijn het erover eens dat [geopposeerde] bij het werk [C] de overeengekomen werkzaamheden heeft verricht. [geopposeerde] stelt dat tussen partijen bij het aangaan van de overeenkomst in het midden is gebleven of [opposant] handelde in privé, dan wel in zijn hoedanigheid van bestuurder van [opposant] GmbH. [opposant] heeft dit niet weersproken. Uit de schriftelijke verklaringen van de heer [B] van 25 september 2000, 1 februari 2002 en 20 februari 2002 blijkt evenmin dat tussen partijen besproken is of [opposant] in privé dan wel in zijn hoedanigheid van bestuurder van [opposant] GmbH handelde.
1.2 [geopposeerde] stelt dat zij aanvankelijk niet wist waar de facturen naartoe gezonden dienden te worden. Tijdens de comparitie heeft de heer [geopposeerde] verklaard dat de machinist van [geopposeerde] enkele dagen nadat de werkzaamheden zijn aangevangen een visitekaartje heeft gekregen van een medewerker van [opposant] GmbH, met daarop een adres waar [geopposeerde] de facturen naartoe kon zenden. Op het betreffende kaartje staat onder meer: " [opposant] GmbH" en "[adres]".
[geopposeerde] heeft niet betwist dat zij het visitekaartje, waarvan [opposant] een kopie heeft overgelegd als productie 11, in ontvangst heeft genomen. De heer [geopposeerde] heeft tijdens de comparitie verklaard dat hij het kaartje in zijn dossier heeft gedaan. Nu [geopposeerde], na de ontvangst van het kaartje, heeft nagelaten op enige wijze te protesteren tegen de vermelding van de genoemde tekst, wordt zij geacht vanaf dat moment te hebben ingestemd met [opposant] GmbH als wederpartij. Hierdoor heeft [geopposeerde] afstand gedaan van haar rechten jegens [opposant] in persoon en kan zij [opposant] niet aanspreken voor het gevorderde bedrag.
7.3 Op factuur 7540 van [geopposeerde] aan Bouwbedrijf [A] d.d. 20 november 1999 is vermeld: "Uitvoerder: [opposant]". In de brief van 19 februari 2000 schrijft [geopposeerde] aan [opposant] dat [opposant] omstreeks 12 of 15 november aan de machinist van [geopposeerde] een kaartje heeft meegegeven van [opposant] GmbH. Zowel uit de genoemde factuur, als uit de brief blijkt dan ook dat [geopposeerde] er toen van op de hoogte was dat niet [opposant] in persoon, maar [opposant] GmbH betrokken was bij het werk [C] in Doetinchem. Gesteld noch gebleken is dat [geopposeerde] hiertegen heeft geprotesteerd. De stelling van [geopposeerde] dat [opposant] door zijn handelwijze bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen heeft opgewekt dat hij in privé de contractspartij van [geopposeerde] was, zal dan ook worden verworpen.
7.4 Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, slaagt het subsidiaire verweer van [opposant]. Nu [geopposeerde] derhalve de verkeerde partij in de onderhavige procedure heeft betrokken, blijft het primaire verweer van [opposant] onbesproken.
7.5 [geopposeerde] heeft de verkeerde partij in rechte betrokken, zodat zij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vorderingen.
[opposant] heeft, door de eerste contacten met [geopposeerde] via [B] te laten lopen alvorens zelf in contact te treden met [geopposeerde] en vervolgens eerst na aanvang van de werkzaamheden een kaartje met naam en adres van [opposant] GmbH en nog later een stukje enveloppe met de naam van [A] te (doen) overhandigen aan [geopposeerde], dusdanig bijgedragen aan de verwarring die daardoor bij [geopposeerde] is ontstaan over haar wederpartij, dat zij hiervoor medeverantwoordelijk wordt geacht. In deze omstandigheden vindt de rechtbank termen om, nu [geopposeerde] slechts om formele redenen niet-ontvankelijk wordt verklaard, de proceskosten tussen partijen te compenseren.
De rechtbank, rechtdoende op het verzet,
ontheft [opposant] van het tussen partijen onder rolnummer 42778 / HAZA 01-1005 op 8 november 2001 gewezen vonnis van de rechtbank;
verklaart [geopposeerde] niet-ontvankelijk in haar vorderingen tegen [opposant] in privé;
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.M. van der Kallen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2002