ECLI:NL:RBZUT:2002:AE5124

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
1 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
47751 JE RK 02-437
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van omgangsregeling met ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 1 juli 2002 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, die is verzocht door de Raad voor de Kinderbescherming. De minderjarige, geboren te [geboorteplaats], heeft ouders die met elkaar in conflict zijn over de omgangsregeling. De vader heeft zijn standpunt niet kenbaar gemaakt aan de kinderrechter, maar het is gebleken dat de omgang tussen de minderjarige en de vader moeizaam verloopt, wat leidt tot onrust bij zowel de moeder als de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geestelijke belangen van de minderjarige in het geding zijn en dat gestructureerde omgang onder begeleiding van de Raad noodzakelijk is. De ouders zijn niet in staat om zelf een goede omgangsregeling te realiseren, waardoor de rechtbank heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de gezinsvoogdij-instelling Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland voor de duur van een jaar.

De Raad heeft in zijn rapport aangegeven dat er geen contra-indicaties zijn voor omgang, maar dat de angst van de moeder voor de vader een goede omgangsregeling in de weg staat. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de minderjarige ernstig worden bedreigd en dat andere middelen om deze bedreiging af te wenden waarschijnlijk zullen falen. De ouders en de minderjarige zijn verplicht om de aanwijzingen van de gezinsvoogd op te volgen. De moeder heeft verzocht om afwijzing van het verzoek, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
zesde enkelvoudige kamer
ONDERTOEZICHTSTELLING
Zaaknummer: 47751 JE RK 02-437
Beschikking: 1 juli 2002
Beslissing op het verzoek van:
naam: de Raad voor de Kinderbescherming
vestiging: Zutphen,
adres: Houtwal 16,
verder te noemen: de Raad,
inzake
de minderjarige
geboren te [geboorteplaats],
en
de met het ouderlijk gezag belaste ouders:
de vader
wonende te: [woonplaats 1],
en
de moeder
wonende te: [woonplaats 2],
advocaat: mr. M.H. van der Lecq.
Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 10 juni 2002;
- het rapport van de Raad, uitgebracht op 22 mei 2002;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 juni 2002.
Het verzoek
De Raad verzoekt de minderjarige onder toezicht te stellen van de gezinsvoogdij-instelling Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland, Nieuwstad 83, 7201 NM Zutphen.
De Raad stelt dat aan de voorwaarden van artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan. In zijn rapport brengt de Raad ter toelichting onder meer naar voren dat de rechtbank Zwolle op 16 oktober 2000 de Raad in het kader van de procedure voorlopige voorziening alsmede het nog aanhangig te maken echtscheidingsverzoek heeft verzocht.een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van een omgangsregeling tussen de minderjarige en de vader. Ondanks dat er tijdens het onderzoek geen contra-indicaties zijn gesignaleerd voor omgang en het van belang is dat de minderjarige in staat wordt gesteld een gezonde relatie met zijn vader op te kunnen bouwen, is er tot op heden geen basis voor het vastleggen van een duidelijke en perspectiefbiedende omgangsregeling. De angst van de moeder voor de vader is dusdanig dat dit haar weerhoudt een goede omgangsregeling mogelijk te maken en de problemen die zij hiermee ervaart zijn dusdanig dat dit van negatieve invloed is op de opvoedingssituatie. Indien de uitvoering van een omgangsregeling thans aan de ouders zelf wordt overgelaten zal voorbij worden gegaan aan de belangen van de minderjarige en zal een bedreiging van zijn ontwikkeling ontstaan. Een ondertoezichtstelling van de minderjarige is noodzakelijk om een gezonde en perspectiefbiedende relatie met zijn beide ouders te kunnen onderhouden. Van belang is dat zicht wordt gehouden op het proces van het contact tussen de minderjarige en zijn vader en de stappen die daarin gezet moeten worden. Mogelijk zal de gezinsvoogd contacten moeten begeleiden, alvorens uitbreiding mogelijk wordt gemaakt. Van belang daarbij is dat er aandacht is voor de mate waarin de vader al dan niet kan aansluiten bij de behoeftes van de minderjarige, gezien de indruk dat de vader de neiging heeft te grote stappen tegelijk te willen zetten in de opbouw van de omgang. Er zijn geen andere deskundige instanties bereid omgang te begeleiden Daarnaast zal er ook aandacht gericht moeten worden op de invloed die de problematiek rondom de omgang tot op heden heeft op het functioneren van de moeder en de gevolgen daarvan voor de opvoeding van de minderjarige. Gezien de kwetsbare indruk die de moeder maakt, die verschillende negatieve ervaringen die zij inmiddels heeft meegemaakt zal zo nodig inzet van hulpverlening (of continuering daarvan) dienen te worden gerealiseerd om te voorkomen dat alsnog voorbij wordt gegaan aan de belangen van de minderjarige.
Het standpunt van de moeder
De moeder verzoekt de kinderrechter het verzoek af te wijzen. Zij stelt dat de rapportage van de Raad de conclusie niet kan dragen dat de minderjarige zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd en dat andere middelen ter afwending van de bedreiging hebben gefaald of waarschijnlijk zullen falen, waardoor een ondertoezichtstelling noodzakelijk zou zijn. De Hoge Raad heeft bepaald dat het enkele feit dat de moeder onvoldoende meewerkt aan de omgang onvoldoende motivering voor een ondertoezichtstelling is. Zij is in het verleden door de vader mishandeld. Het gegeven dat de vader haar geheime adresgegevens heeft achterhaald duidt erop dat haar angst en haar gevoel dat de vader haar wensen en de door gestelde grenzen niet accepteert terecht zijn. Hij is bij haar in de buurt komen wonen en intimideert haar. Zij vindt het in het belang van de minderjarige dat er omgang is, slechts de condities waaronder deze moet plaats vinden, alsmede de frequente en duur ervan zijn voor haar punten van zorg. Voorts betwist zij dat haar eigen problematiek van negatieve invloed is op de opvoeding en verzorging van de minderjarige. De Raad heeft deze stelling overgenomen van een informant zonder dit te verifiëren en onderbouwt deze stelling ook op geen enkele wijze. Bovendien heeft zij voor haar eigen problematiek hulp gezocht en aanvaard.
Het standpunt van de vader
De vader heeft zijn standpunt niet gebaar gemaakt aan de kinderrechter.
De beoordeling
Gebleken is dat de omgang tussen de minderjarige en de vader uiterst moeizaam verloopt en veel onrust brengt. Deze onrust, zowel aan de zijde van de moeder als de vader, zal voor de minderjarige duidelijk merkbaar zijn en tot gevolg hebben dat zijn geestelijke belangen in de knel komen. Gestructureerde omgang onder begeleiding van de Raad is in maart 2001 aangevangen, maar heeft tot nu toe slechts weinig resultaat gehad. Onweersproken staat vast dat contact tussen de minderjarige en zijn vader in het belang van de minderjarige is. Gelet op de voorgeschiedenis van de vader en de moeder en de door de Raad beschreven kwetsbaarheid van de moeder zal begeleiding gedurende lange tijd noodzakelijk zijn om een goede omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige te kunnen realiseren. Nu de ouders daartoe zelf niet in staat zijn gebleken en de vrijwillige hulpverlening daartoe geen mogelijkheden biedt zal middels een ondertoezichtstelling dit moeten worden bewerkstelligd.
Een gezinsvoogdes kan de belangen van de minderjarige onafhankelijk in het oog houden en de moeder extra ondersteuning bieden indien deze zich onveilig voelt door de opstelling en handelswijze van de vader.
De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat is komen vast te staan dat de belangen van de minderjarige ernstig worden bedreigd terwijl andere middelen ter afwending van deze bedreiging, naar is te voorzien, zullen falen, zodat het verzoek kan worden toegewezen.
De ouders en de minderjarige moeten de aanwijzingen van de gezinsvoogd opvolgen.
De beslissing
De kinderrechter:
Stelt de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] ,
onder toezicht van de gezinsvoogdij-instelling Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland, Nieuwstad 83, 7201 NM ZUTPHEN voor de duur van een jaar.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Krijger en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.
conc.: KB