ECLI:NL:RBZUT:2002:AE4415
Rechtbank Zutphen
- Kort geding
- J.M.H. van Staveren
- Rechtspraak.nl
Vordering tot opheffing van executoriaal beslag en achterstelling van lening
In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zutphen werd behandeld, vorderde eiseres, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres] MANAGEMENT B.V., dat gedaagde, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] EXPLOITATIE B.V., zou worden bevolen om een op 22 april 2002 gelegd executoriaal beslag op te heffen. Eiseres stelde dat het beslag onrechtmatig was, omdat gedaagde geen vorderingsrecht had zolang de lening aan de ABN Amro bank niet was afgelost, en dat er een achterstelling was overeengekomen die de vordering van gedaagde beperkte. Gedaagde betwistte dit en stelde dat haar vordering direct opeisbaar was omdat eiseres niet aan haar verplichtingen had voldaan.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de achterstelling van de lening aan gedaagde nog steeds van kracht was, omdat eiseres de lening aan de ABN Amro bank nog niet volledig had afgelost. De rechter concludeerde dat gedaagde geen recht had om het beslag te handhaven, aangezien de vordering van gedaagde was achtergesteld aan die van de bank. De voorzieningenrechter wees de vordering van eiseres toe en bepaalde dat gedaagde het beslag moest opheffen, met een dwangsom voor het geval van niet-naleving. Tevens werd gedaagde verboden om opnieuw beslag te leggen zolang de achterstelling van de lening voortduurde. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres.
De uitspraak benadrukt het belang van achterstelling in geldleningsovereenkomsten en de gevolgen daarvan voor de verhaalsmogelijkheden van crediteuren. De rechter bevestigde dat de achterstelling de betaling van de vordering van andere crediteuren waarborgt en dat gedaagde niet bevoegd was om de hoofdsom te vorderen zolang de achterstelling van kracht was.