ECLI:NL:RBZUT:2002:AE3441

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/629 GEMWT 06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving bestemmingsplan recreatiecentrum

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 mei 2002 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, het recreatiecentrum 'Het Winkel' te Winterswijk-Brinkheurne, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk. Verzoeker had een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 1 maart 2002, waarin een last onder dwangsom werd opgelegd wegens het zonder vergunning plaatsen van een mobiel toiletgebouw en doelpalen op een weiland dat volgens het bestemmingsplan agrarisch was bestemd. Verzoeker had verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat hij geen ander geschikt terrein kon vinden voor zijn activiteiten.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de kans dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, niet bijzonder groot is. De rechter oordeelde dat de omstandigheid dat verzoeker geen ander terrein kan vinden, geen grond oplevert voor schorsing van het besluit, aangezien verweerder al eerder had aangegeven handhavend op te treden. De rechter concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af. Tevens was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van het bestemmingsplan en de noodzaak om vergunningen te verkrijgen voor bouwwerken. De voorzieningenrechter merkte op dat het mobiele toiletgebouw bouwvergunningplichtig is en dat de omissie in de bestreden beschikking kan worden hersteld in de beslissing op het bezwaarschrift. De rechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarmee de handhaving van het bestemmingsplan werd bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Reg.nr.: 02/629 GEMWT 06
UITSPRAAK
op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
Receatiecentrum Het Winkel, te Winterswijk-Brinkheurne, verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 1 maart 2002.
2. Procesverloop
Verzoeker heeft bij brief van 29 maart 2002 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Bij brief van 12 april 2002 is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 mei 2002, alwaar namens verzoeker is verschenen B. Reuselink, bijgestaan door mr. G. Janssen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door D.P. van Dijk en R. Spijkerman, ambtenaren der gemeente.
3. Motivering
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Verzoeker exploiteert recreatiecentrum 'Het Winkel'. Bij brief van 6 december 2001 heeft verweerder verzoeker bericht dat was geconstateerd dat verzoeker op een weiland nabij een van zijn kampeerterreinen met het oog op de daarop (in het kampeerseizoen) regelmatig plaatsvindende voetbal- en volleybalwedstrijden een mobiel toiletgebouw en doelpalen had geplaatst. Dit weiland heeft ingevolge het vigerende bestemmingsplan als bestemming "agrarisch gebied met visueel-ruimtelijke en/of cultuurhistorische en/of ecologische waarden".
In genoemde brief heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het mobiele toiletgebouw zonder de daarvoor vereiste bouwvergunning alsmede in strijd met de bestemming is geplaatst en dat het gebruik van het weiland als sportveld evenmin is toegestaan. Om die reden heeft hij verzoeker verzocht het toiletgebouw en de doelpalen te verwijderen en het gebruik als sportveld te beëindigen, en wel uiterlijk binnen 2 weken na verzenddatum van de brief. Verzoeker heeft de doelpalen en het toiletgebouw daarop verwijderd.
Op 21 februari 2002 heeft de raad van de gemeente Winterswijk besloten niet over te gaan tot wijziging van het bestemmingsplan, ten einde op het weiland in kwestie verblijfsrecreatie mogelijk te maken.
Vervolgens heeft verweerder verzoeker bij het bestreden besluit een last onder dwangsom opgelegd. Verweerder beoogt hiermee herhaling van de overtreding van het vigerende bestemmingsplan, te weten gebruik van het perceel als sportveld ten behoeve van het recreatiecentrum, te voorkomen. Indien het strijdige gebruik wordt hervat, verbeurt verzoeker een dwangsom van € 11.344,51 voor elke week dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 90.756,04. Concreet strekt de last ertoe dat verzoeker het toiletgebouw en de doelpalen van het weiland verwijderd dient te houden.
In zijn bezwaarschrift heeft verzoeker verweerder gevraagd om verlenging van de begunstigingstermijn zodat het terrein in het komende kampeerseizoen nog kan worden gebruikt voor de reeds door hem geplande activiteiten. Verweerder heeft dit verzoek bij brief van 9 april 2002 afgewezen. Ter zitting is door verzoeker meegedeeld dat een volleybaltoernooi alsmede een tweetal voetbaltoernooien reeds zijn gepland. Daarnaast is het zijn bedoeling op het weiland activiteiten te organiseren in het kader van een recreatieprogramma voor de campinggasten.
Het bestemmingsplan is onherroepelijk geworden in 1991. Door verzoeker is vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat het weiland toen al periodiek als sportveld werd gebruikt. Derhalve valt dit gebruik niet onder het overgangsrecht behorende bij het bestemmingsplan. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het door verzoeker beoogde gebruik van het weiland dan ook in strijd met het bestemmingsplan. Dat dit gebruik geen wezenlijke inbreuk maakt op de landschappelijke waarden van het gebied doet aan het vorenstaande niet af, nog daargelaten of dat ook juist is.
Ten aanzien van het mobiele toiletgebouw kan worden opgemerkt dat dit naar voorlopig oordeel bouwvergunningplichtig is op grond van het bepaalde in de Woningwet. Verweerder heeft evenwel verzuimd aan de bestreden beschikking mede schending van het bepaalde in artikel 40 van die wet ten grondslag te leggen. In de nog te nemen beslissing op het bezwaarschrift kan deze omissie worden hersteld.
De vraag of ook de doelpalen moeten worden aangemerkt als een bouwwerk in de zin van de Woningwet kan thans in het midden worden gelaten, nu in elk geval duidelijk is dat het plaatsen daarvan onlosmakelijk samenhangt met het gebruik dat hiervoor reeds als strijdig met het bestemmingsplan is gekwalificeerd.
Gezien het vorenoverwogene is de kans dat het bestreden besluit (in enigszins aangepaste vorm) niet in stand kan blijven worden niet bijzonder groot te noemen.
De omstandigheid dat verzoeker naar zijn zeggen geen ander geschikt terrein kan vinden voor de door hem voorgenomen activiteiten levert evenmin grond op om het bestreden besluit te schorsen, aangezien verweerder verzoeker reeds in december vorig jaar heeft laten weten dat hij voornemens was handhavend op te treden. Derhalve zijn er geen termen aanwezig voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Evenmin is er aanleiding voor een proceskosten-veroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter,
recht doende:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. M.J. van Lee en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2002
in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op: