ECLI:NL:RBZUT:2002:AE2540

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
46818 / KG ZA 02-157
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot publicatie van verklaring inzake seksuele intimidatie door het LSOP

In deze zaak vordert eiser, een docent bij het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP), dat de voorzieningenrechter het LSOP zal veroordelen om een officiële verklaring te publiceren waarin wordt bevestigd dat er nooit een officiële klacht tegen hem is ingediend en dat hij nooit disciplinair is gestraft. Eiser is sinds april 1978 in dienst van de politie en heeft zich kandidaat gesteld voor de Tweede Kamer op de Lijst Pim Fortuyn. Hij werd op 26 maart 2002 buiten functie gesteld vanwege vermeende strafbare feiten. Dit leidde tot een persbericht van het LSOP waarin zijn buitenfunctie stelling werd aangekondigd, wat resulteerde in negatieve publiciteit en schade aan zijn politieke carrière.

Eiser heeft het LSOP meerdere keren verzocht om een verklaring die de geruchten over seksuele intimidatie ontkracht, maar het LSOP heeft hieraan geen gehoor gegeven. Op 6 mei 2002 heeft het LSOP wel een verklaring afgegeven, maar eiser stelt dat deze te laat kwam en onvoldoende was om de schade te beperken. Het LSOP heeft aangevoerd dat het geen mededelingen aan de pers doet in dergelijke zaken en dat de verklaring die op 6 mei is afgegeven, voldoende was.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het LSOP in strijd heeft gehandeld met de goede werkgever- en werknemer verplichtingen door niet eerder een verklaring af te geven. De rechter oordeelt dat eiser recht heeft op de gevraagde verklaring, maar wijst de vordering tot publicatie in de kranten af, omdat het LSOP niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de berichtgeving in de media. De rechter legt een dwangsom op voor het niet voldoen aan de veroordeling om de verklaring aan het ANP te zenden en kent proceskosten toe aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
SECTOR CIVIEL
VOORZIENINGENRECHTER
Kort-geding-nummer :46818 / KG ZA 02-157
vonnis van : 13 mei 2002
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 23 april 2002,
procureur: mr. S.W. Knoop,
advocaat: mr. M.J.E.J. Coenraad te Amsterdam,
tegen:
het LANDELIJK SELECTIE- EN OPLEIDINGSINSTITUUT POLITIE,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat: mr. W. van de Wetering te Enschede.
Partijen worden hierna mede [eiser] en het LSOP genoemd.
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[eiser] heeft onder overlegging van producties het LSOP gedagvaard tegen de openbare zitting van 8 mei 2002. [eiser] heeft zijn eis ter zitting gewijzigd.
Het LSOP heeft onder overlegging van producties geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
Partijen hebben hun standpunten aan de hand van pleitnota's mondeling toegelicht, waarna zij vonnis hebben gevraagd. De uitspraak is bepaald op heden.
2. VASTSTAANDE FEITEN
In dit geding wordt onder meer van het volgende uitgegaan:
2.1 [eiser] is sinds april 1978 in dienst van politie en is sinds enige jaren werkzaam bij het LSOP in de functie van docent/trainer bij de Nederlandse Politie Academie.
2.2 [eiser] heeft zich kandidaat gesteld voor de Tweede Kamer op de Lijst Pim Fortuyn. Hij is als nummer 7 op de lijst geplaatst.
2.3 Op 26 maart 2002 is [eiser] buiten functie gesteld in verband met het vermeend plegen van strafbare feiten.
2.4 Het LSOP heeft met betrekking tot de buitenfunctiestelling van [eiser] op 26 maart 2002 een persbericht doen uitgaan dat, voor zover van belang, luidt als volgt:
" Het College van Bestuur van het LSOP (…) heeft een docent (mr. [eiser]) aan de Nederlandse Politie Academie (NPA) te Apeldoorn buiten functie gesteld. Dit op grond van het feit dat tegen betrokkene twee aangiften van strafbare feiten zijn gedaan. Bovendien is informatie binnengekomen dat betrokkene gedragingen heeft gepleegd die zich niet verhouden met het zijn van executief politieambtenaar. Het College van Bestuur van het LSOP heeft de korpschef van de regiopolitie Utrecht verzocht het Bureau Veiligheid en Integriteit van zijn korps een onderzoek te laten instellen".
2.5 Momenteel wordt een intern onderzoek verricht door het Bureau Veiligheid en Integriteit van de KLPD.
2.6 Op 29 maart 2002 heeft de Volkskrant een artikel geplaatst dat, voor zover van belang, luidt als volgt:
"'[eiser] eerder gestraft voor seksuele intimidatie'
De 48-jarige [eiser], zevende op de kandidatenlijst van Pim Fortuyn, is als docent strafrecht op de Nederlandse Politie Academie (NPA) disciplinair gestraft voor seksuele intimidatie. Dit zeggen verscheidene betrouwbare bronnen bij de politie.
Commissaris [A], directeur van de NPA, 'ontkent noch bevestigt' dat de Tweede-Kamerkandidaat betrokken was bij een dergelijke affaire. Wel zegt hij dat met zijn docent 'meer aan de hand is dan tot nu toe uit de media blijkt'. Verder verwijst hij naar een onderzoek naar [eiser] gedragingen die zich niet verhouden met zijn positie als politieman (…) De disciplinaire straf vanwege seksuele intimidatie liep [eiser] enkele jaren geleden op. Hij had een NPA-cursiste uitgenodigd bij hem thuis een herexamen af te leggen. Na het bezoek diende de vrouw een klacht in."
2.7 Op 30 maart 2002 is [eiser] geschrapt van de Lijst Pim Fortuyn.
2.8 [eiser] heeft het LSOP meerdere malen verzocht een verklaring af te geven waarin de geruchtenstroom omtrent de vermeende seksuele intimidatie te doen ontkrachten. Het LSOP heeft hieraan geen gehoor gegeven.
2.9 Op 6 mei 2002 heeft de heer [B], Hoofdcommissaris van Politie, namens het LSOP de volgende verklaring aan [eiser] doen toekomen:
"Op uw verzoek bevestig ik u, dat uit uw personeelsdossier van het LSOP niet blijkt van enige officiële klacht, derhalve ook niet van een officiële klacht inzake seksuele intimidatie. Evenmin blijkt uit uw personeelsdossier dat u disciplinair zou zijn gestraft".
3. DE VORDERING, DE GRONDEN EN HET VERWEER
3.1 [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis het LSOP zal veroordelen:
1. om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, om de officiële verklaring: "Het LSOP verklaart dat jegens de heer [eiser], docent bij het LSOP, nimmer een officiële klacht is ingediend en derhalve ook geen klacht inzake seksuele intimidatie. De heer [eiser] is nimmer op enige wijze disciplinair gestraft" te publiceren in de dagbladen Trouw, Brabants Dagblad editie Den Bosch, Volkskrant, Parool en Telegraaf op een prominente plaats, tenminste de derde pagina, met toezending aan het Algemeen Nederlands Persbureau op straffe van verbeurte van een dwangsom van t 5.000,-- per dag dat het LSOP in verzuim blijft.
2. tot betaling aan [eiser] van de advocaatkosten ter hoogte van t 6.400,--
3. in de proceskosten.
3.2 [eiser] voert aan dat hij als gevolg van het artikel in de Volkskrant, en met name door de uitlating van [A], schade heeft geleden. De geruchtenstroom die daardoor op gang is gekomen heeft als consequentie gehad dat zijn politieke carrière is geëindigd nu hij van de zevende plaats op de Lijst Pim Fortuyn is geschrapt. Bovendien ervaart hij de uitlating als bijzonder kwetsend en lijden zijn gezin en hij emotionele schade. Het LSOP had met een eenvoudige verklaring de schade aan het adres van [eiser] kunnen beperken, doch zij heeft hieraan niet mee willen werken.
[eiser] wenst de door hem gemaakte kosten die als gevolg van het persbericht en het artikel in de Volkskrant zijn ontstaan, vergoed hebben.
3.3 Het LSOP heeft aangevoerd dat haar algemene beleidslijn inhoudt dat, in zaken als deze geen mededelingen aan de pers of aan derden wordt gedaan. Commissaris [A] heeft zich aan deze beleidslijn gehouden en heeft geen mededelingen gedaan omtrent [eiser]. Dat is ook de reden waarom niet is ingegaan op het verzoek van [eiser] zelf om een verklaring af te geven. Bovendien is de werkgever niet verplicht om verklaringen af te geven zoals door [eiser] wordt verlangd. Het LSOP stelt zich op het standpunt dat zij niet naar buiten heeft gebracht dat [eiser] zou zijn gestraft wegens seksuele intimidatie en acht het daarom onnodig om een verklaring aan de pers af te geven. Om pragmatische redenen heeft het College van Bestuur van het LSOP alsnog besloten aan het verzoek van [eiser] te voldoen. De door hem verlangde verklaring is op 6 mei 2002 afgegeven, zodat [eiser] geen belang meer heeft bij dit kort geding.
De gevorderde advocaatkosten acht zij buitensporig, terwijl deze ook niet zijn gemaakt voor dit kort geding.
4 DE BEOORDELING
4.1 Ingevolge artikel 7:611 BW zijn de werkgever en de werknemer verplicht zich als goed werkgever en goed werknemer te gedragen. Aannemelijk is dat de bodemrechter in het onderhavige geval tot het oordeel zal komen dat op grond van deze norm het verzoek van [eiser] om een schriftelijk bevestiging dat hij nimmer disciplinair werd gestraft wegens seksuele intimidatie door het LSOP gehonoreerd had dienen te worden. [eiser] heeft zijn reeds op 4 april 2002 gedane verzoek immers gebaseerd op aantoonbare aantijgingen in de media, die hij zelf niet overtuigend kon weerleggen, tenzij hij daarin zou worden ondersteund door een verklaring van zijn werkgever. Dat [eiser] bij die ondersteuning een zwaarwegend belang had, is door het LSOP niet weersproken. Anderzijds is gesteld noch gebleken dat zwaarwegende belangen aan de zijde van het LSOP zich tegen het verstrekken van een zodanige verklaring verzetten. Deze constatering klemt te meer nu het LSOP op 6 mei 2002 uiteindelijk ook is overgegaan tot het verstrekken van de verzochte verklaring, eenvoudig door alsnog het personeelsdossier te raadplegen en het resultaat daarvan in twee regels op schrift vast te leggen.
4.2 Het verweer dat het LSOP heeft willen aansluiten bij een door haar gehanteerde beleidslijn wordt gepasseerd. Als die beleidslijn er al is geweest, is deze door het LSOP zelf geschonden. Commissaris [A] heeft immers desgevraagd wel degelijk commentaar gegeven over de aantijgingen en daarbij zodanige bewoordingen gebezigd dat de media daarin een impliciete bevestiging hebben kunnen lezen en ook feitelijk hebben gelezen dat er ook op het onderhavige punt het een en ander met [eiser] aan de hand zou zijn geweest.
Het LSOP kan zich thans dan ook niet op het standpunt stellen dat [eiser] inmiddels beschikt over de door hem gewenst informatie. Zij zal worden veroordeeld de door haar kort voor de zitting aan [eiser] verstrekte verklaring in de vorm van een persbericht toe te zenden aan het ANP. Aan die veroordeling zal een dwangsom worden verbonden, gematigd en gemaximeerd als na te melden.
4.3 De vordering tot publicatie van deze verklaring in de verschillende kranten zal worden afgewezen. Nog afgezien van de vraag of dit in de macht ligt van het LSOP, veronderstelt deze vordering dat het LSOP verantwoordelijk zou zijn voor de door [eiser] bestreden berichtgeving in de Nederlandse pers. Voor dat verwijt bieden de processtukken echter geen dan wel onvoldoende grond.
4.4 De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen, nu deze gemotiveerd worden betwist, terwijl dit geding zich er niet voor leent deze te begroten. Voor zover deze vordering is gebaseerd op de in het geding gebrachte sommaties, wordt [eiser] recht gedaan door de ten nadele van het LSOP uit te spreken proceskostenveroordeling.
5. BESLISSING
De voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding:
1. veroordeelt het LSOP om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de door haar opgestelde verklaring - bestaande uit "op verzoek van de heer [eiser] bevestig ik u, dat uit uw personeelsdossier van het LSOP niet blijkt van enige officiële klacht, derhalve ook niet van een officiële klacht inzake seksuele intimidatie. Evenmin blijkt uit het personeelsdossier dat u disciplinair zou zijn gestraft" - in de vorm van een persbericht toe te zenden aan het ANP op straffe van verbeurte van een dwangsom van t 100,-- per dag voor iedere dag dat het LSOP niet aan deze veroordeling voldoet met een maximum van t 10.000,--;
2. veroordeelt het LSOP in de kosten van het geding die voor zover gevallen aan de zijde van [eiser] tot op deze uitspraak worden begroot op t 270,56 wegens verschotten en t 703,36 wegens salaris procureur;
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. D. Vergunst, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 mei 2002 in tegenwoordigheid van mr. S. Kuypers, griffier.
SK/VG