ECLI:NL:RBZUT:2002:AE1728
Rechtbank Zutphen
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.H. Keuzenkamp
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot vergunningverlening en bouwvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 4 april 2002 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekster, [A] Pensioen B.V., had een vergunning aangevraagd voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het ontwateren en de overslag van riool-, kolken- en gemalenslib en veegvuil. Deze vergunning was eerder verleend door de gedeputeerde staten van Gelderland op 19 oktober 1999, maar er waren bezwaren ingediend door een derde-partij, [B] B.V. en anderen, die zich tegen de vergunning keerden. De rechtbank had eerder in een uitspraak van 12 september 2001 het beroep van de derde-partij gegrond verklaard en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de derde-partij.
De rechtbank oordeelde dat er aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat verweerder niet tijdig had beslist op het bezwaar van de derde-partij. De voorzieningenrechter stelde vast dat de termijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar was overschreden en dat er geen sprake was van een verdaging van de beslistermijn. De rechtbank bepaalde dat verweerder binnen zes weken na de uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van de derde-partij moest nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 322,-, en het betaalde griffierecht van € 218,- moest aan verzoekster worden vergoed.
Deze uitspraak heeft een voorlopig karakter en is niet bindend voor de uiteindelijke beslissing in de bodemprocedure. De rechtbank benadrukte dat het instellen van hoger beroep tegen de eerdere uitspraak geen schorsende werking heeft, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening werd onderstreept.