2.7 In dat proces-verbaal - met bijlagen - staat onder meer als verklaring van [gedaagde] gehoord op 28 oktober 1997:
"(…)
Vrijdag 24 oktober 1997, omstreeks 17.00 uur, was ik op bezoek bij mijn moeder. (...)
Mijn neefjes kwamen op een gegeven moment naar binnen en vertelden dat de buurkinderen de hele tijd zand naar hun gooiden.
(…)
Ik zag dat de moeder van [zoon eiseres], [eiseres] [echtgenoot], inmiddels ook naar buiten was gekomen. Ik ben naar haar toegelopen en heb haar gezegd dat ze op haar kinderen moest oppassen. Zij zei gelijk, je moet wegwezen en donder op. Daarbij duwde ze mij tegen de schouder en zei nog: "Dan moet je de politie maar gaan bellen".
(…)
Ik had de telefoon gepakt en wilde bellen, maar kon het nummer niet zo gauw vinden. Toen hoorde ik mijn dochtertje ineens hard huilen. Ik heb de telefoon aan de kant gegooid en ben gelijk naar buiten gerend.
(…)
Mijn moeder liep achter mij aan. Ik rende als eerste. Ik zag nog net dat [zoon eiseres] mijn dochtertje tegen de rug schopte en daarna hard naar binnen rende. Ik zag dat [dochter eiseres] ook naar binnen rende en dat [eiseres] vlak bij de deur stond. Ik heb niet gegooid met een slipper. Ik wilde zeggen dat zij nu moest oppassen.
Ik zag dat zij zich omdraaide en in een beweging met haar linkervoet in een grote zwaai tegen mijn mond schopte. Ik voelde een felle pijn tegen mijn onderlip. Ik voelde en zag dat deze direct begon te bloeden. Ik voelde dat zij mij direct daarop bij de hals greep. Zij greep mij met een hand bij de hals, terwijl ze mij met haar andere hand aan de haren begon te trekken. Ze wilde mij mee naar binnen trekken, maar ik kon dat grotendeels voorkomen. Ik probeerde haar van mij af te duwen. Ik heb haar toen ook bij haar haar vast gepakt en heb daar hard aan getrokken. Ik kan mij niet meer herinneren of ik daarbij een pluk haar heb losgetrokken.
Het deed mij zelf in ieder geval vreselijk veel pijn. We zijn toen allebei gevallen op de grond. We lagen toen voor in het halletje direct bij de voordeur. Ik lag half over [eiseres]. Ik lag op de grond en kon niet meer opstaan, omdat ik een felle pijn voelde in mijn rug. Mijn moeder wilde mij helpen op te staan, maar kreeg op dat moment van [eiseres] een schop in haar buik. Ik zag dat [eiseres] mijn moeder ook nog een stomp wilde geven in het gezicht, maar de muur raakte. Anders had mijn moeder nu het gezicht ook kapot gehad. Mijn moeder is van 1949, dus 58 jaar oud. Mijn moeder heeft mij opgepakt en wilde mij meenemen naar huis.
Het klopt niet dat [getuige] zegt dat zij mijn moeder en mij van [eiseres] heeft afgetrokken. Wij waren er toen reeds mee opgehouden. [getuige] heb ik wel zien staan, maar zag dat zij gewoon in de deuropening bleef tot dat wij weer opstonden. [getuige] heeft mij wel verteld dat ik de politie moest bellen en alles netjes moest vertellen. Ik ben met haar naar haar woning gegaan om daar de politie te bellen. Mijn moeder is gelijk naar haar eigen huis gelopen. De politie is een kwartiertje later inderdaad gekomen.
(…)
Wij zijn begonnen met vechten, buiten voor de voordeur. [eiseres] trok mij met zich mee naar binnen. Anders was ik haar nooit achter na gegaan. Ik ben haar dus pertinent niet achterna gegaan om haar in haar eigen huis in elkaar te slaan. Ik ben daar dus niet zonder toestemming naar binnen gegaan en heb geen huisvredebreuk gepleegd. Ik moest immers wel met haar mee naar binnen, daar zij mij met zich meesleurde. Ik werd door haar aan de haren meegesleurd de woning in.
(…)
Ik ben dan wel als verdachte gehoord maar doe hierbij tevens aangifte van mishandeling en voel mij daarom meer slachtoffer dan dader.
(…)"