ECLI:NL:RBZUT:2001:AB1136
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. de Visser
- A. van Harreveld
- J. Vierveijzer
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak tegen verdachte T
In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 18 april 2001 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte T, geboren op 22 september 1977, die thans gedetineerd is in het Huis van Bewaring te A. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, naar aanleiding van een eerdere veroordeling van de verdachte voor medeplegen van afpersing en diefstal, waarbij bedreiging met geweld tegen personen aan de orde was. De vordering van de officier van justitie, ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, werd op 3 april 2001 aan de veroordeelde betekend. Tijdens de terechtzitting op 4 april 2001 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsvrouw gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de strafbare feiten die hij heeft gepleegd. De hoogte van dit voordeel is geschat op een bedrag van f 7.000,-, gebaseerd op de voordeelsrapportage van 19 februari 2001, opgesteld door inspecteur Schouwstra van de politie District Noord-West Veluwe. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het bedrag van de betalingsverplichting te verlagen, ondanks de geringe draagkracht van de veroordeelde. Dit is onderbouwd door de lange verjaringstermijn waarbinnen het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging kan opschorten en de mogelijkheid voor de veroordeelde om geleidelijk af te lossen.
De rechtbank heeft op basis van de artikelen 24, 24d en 36e van het Wetboek van Strafrecht de beslissing genomen om de veroordeelde te verplichten een bedrag van f 7.000,- te betalen aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij gebreke van betaling kan dit bedrag vervangen worden door hechtenis voor de duur van 70 dagen. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken op 18 april 2001.