ECLI:NL:RBZUT:2000:AA9801

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 januari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/796 NABW
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot opleggen van arbeidsverplichtingen onder de Algemene bijstandswet

In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld door eiseres, die een uitkering ontvangt op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). Eiseres was tot het besluit van 29 maart 2000 volledig ontheven van haar arbeidsverplichtingen. Dit besluit werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen, gewijzigd, waarbij eiseres gedeeltelijk weer verplichtingen opgelegd kreeg. Het bestreden besluit hield in dat eiseres niet de volledige arbeidsverplichting opgelegd kreeg, maar dat zij tot september 2000 zou beginnen met een oriëntatiefase in overleg met een trajectconsulent. Tijdens deze oriëntatiefase diende eiseres haar vrijwilligerswerk als handwerkbegeleidster voor maximaal vier uur per week voort te zetten.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 januari 2001, waar eiseres in persoon verscheen, bijgestaan door haar advocaat, mw. mr. A. van Bon-Moors. Verweerder werd vertegenwoordigd door de heren B.H.P.G. Buiting en A.G. Roesink. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de evaluatie van de oriëntatiefase, die in september 2000 zou plaatsvinden, was uitgesteld in afwachting van medisch advies. Verweerder verklaarde dat eiseres vanaf september 2000 weer volledig was ontheven van de verplichtingen van artikel 113, eerste lid, van de Abw.

De rechtbank concludeerde dat eiseres geen procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, omdat zij al was vrijgesteld van de verplichtingen. Het beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard. De gemeente Zutphen werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in verband met de behandeling van het beroep waren gemaakt. De rechtbank kende ter zake van verleende rechtsbijstand twee punten toe, met een wegingsfactor van één. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 januari 2001.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZUTPHEN
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: 00/796 NABW
UITSPRAAK
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 27 juni 2000.
2. Feiten
Eiseres ontvangt een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw).
Bij besluit van 29 maart 2000 heeft verweerder besloten aan eiseres, die tot dat moment volledig was ontheven van die verplichtingen, de verplichtingen op te leggen als bedoeld in artikel 113, eerste lid, van de Abw. Tegen dat besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder dit bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en besloten eiseres “niet de volledige arbeidsverplichting op te leggen maar tot september 2000 te beginnen met een oriëntatiefase in overleg met de trajectconsulent”.
3. Procesverloop
Namens eiseres heeft mw. mr. A. van Bon-Moors, advocaat te Nijmegen, beroep ingesteld op de in het aanvullend beroepschrift vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Desgevraagd heeft verweerder deze stukken nadien aangevuld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 9 januari 2001, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Van Bon-Moors voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de heren B.H.P.G. Buiting en A.G. Roesink.
4. Gronden
De rechtbank overweegt het volgende.
Naar ter zitting namens verweerder is toegelicht houdt het bestreden besluit in een gedeeltelijke ontheffing van de verplichtingen van artikel 113, eerste lid, van de Abw.
De periode tot de zomervakantie 2000 is aangemerkt als oriëntatiefase, waarin van eiseres slechts werd verlangd dat zij het vrijwilligerswerk dat zij als handwerkbegeleidster voor maximaal 4 uur per week reeds verrichtte op de vrije school “[school]” te [woonplaats] zou voortzetten. In september 2000 zou een evaluatie plaatsvinden en vervolgens zou een nieuw traject worden vastgelegd.
Ter zitting is gebleken dat die beoogde evaluatie, evenals nader besluitvorming, is uitgebleven in afwachting van door verweerder inmiddels gevraagd medisch advies.
Desgevraagd is daarop namens verweerder ter zitting verklaard dat het bestreden besluit aldus moet worden begrepen dat vanaf september 2000 geldt dat eiseres (weer) volledig is ontheven van de verplichtingen van artikel 113, eerste lid, van de Abw.
Verder is namens verweerder verklaard dat eiseres zich tot september 2000 heeft gehouden aan de ingevolge het bestreden besluit voor haar geldende verplichtingen.
Gelet daarop komt de rechtbank tot de conclusie dat eiseres, die blijkens haar beroep meent volledig vrijgesteld te moeten worden van de verplichtingen van artikel 113, eerste lid, van de Abw, geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van dat beroep.
Bezwaren tegen het door verweerder mogelijk in de toekomst (weer) geheel of gedeeltelijk opleggen van de arbeidsverplichting dienen in het kader van de daartoe strekkende toekomstige besluitvorming aan de orde te komen.
Het beroep moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het griffiegeld zal door verweerders gemeente aan eiseres dienen te worden vergoed, nu het instellen van het beroep noodzakelijk is geweest om duidelijkheid te verkrijgen omtrent de precieze strekking van verweerders besluitvorming. Om dezelfde reden is er aanleiding om verweerder :te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de rechtbank ter zake van verleende rechtsbijstand 2 punten toe, waarbij een wegingsfactor van 1 wordt gehanteerd.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat beslist moet worden als hierna is aangegeven.
5. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de gemeente Zutphen het betaalde griffierecht van ¦ 60,- aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van ¦ 1.420,- te betalen door de gemeente Zutphen.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Aldus gegeven door mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op: