2.
Vooropgesteld wordt dat het feit dat de creditering van de [bank 1] rekening van [gedaagde] met een bedrag van € 6.000,00 pas heeft plaatsgevonden op 8 februari 2011 niet relevant is. Die creditering betreft immers geen handeling die verricht moest worden door [bank 2] ter effectuering van de haar door [eiser] gegeven betaalopdracht.
De enige handelingen die door [bank 2] na ontvangst van de betaalopdracht op 7 februari 2011 te 15:53:09 uur ter effectuering van de betaalopdracht verricht dienden te worden, betroffen het afschrijven van de door [eiser] bij haar gehouden bankrekening met het bedrag van € 6.000,00 en het, kort gezegd, doorgeleiden van de betaalopdracht aan [bedrijf 1] ter, kort gezegd, verdere verwerking van die opdracht.
Wat betreft de afschrijving kan, anders dan de curator heeft, aangevoerd, niet worden volgehouden dat het bedrag van € 6.000,00 pas op 8 februari 2011 van de bankrekening van [eiser] bij [bank 2] is afgeschreven. Uit de door de curator als productie 6 overgelegde brochure “Binnenlands betalingsverkeer” van [bank 2] kan worden opgemaakt dat in casu de betreffende afschrijving heeft plaatsgevonden op 7 februari 2011. In dit verband wordt met name gewezen op hetgeen vermeld wordt onder het kopje “Binnenlands betalingsverkeer naar andere banken”. Daar staat onder meer: Betaalopdrachten die u ná 13.00 aanbiedt worden de volgende werkdag doorgeleid en verevend. Deze betaalopdrachten worden wel direct debet geboekt met valutadatum van de volgende werkdag. Immers, [bank 2] betaalt pas op de volgende werkdag aan de bank van de begunstigde. Tot deze dag blijft het geld valutair op uw rekening staan.” Ook wordt in dit verband gewezen op hetgeen vermeld wordt onder het kopje “Samengevat”. Onder het hieronder vermelde subkopje “Tijdslijnen van bij- en afschrijvingen van elektronische betaalopdrachten naar andere Nederlandse banken” wordt vermeld dat bij betaalopdrachten op maandag tot en met vrijdag ná 13.00 uur de verwerking van het saldo op de rekening direct plaatsvindt. Nu vaststaat dat de betaalopdracht aan [bank 2] door [eiser] op maandag 7 februari 2011 om 15:53:09 uur is gegeven, wordt ervan uitgegaan dat het bedrag van
€ 6.000,00 op dat tijdstip reeds van de bankrekening van [eiser] is afgeschreven. Het door [gedaagde] als productie 1 overgelegde boekingsstuk waarop als datum van debitering bij het bedrag van € 6.000,00 7 februari 2011 wordt vermeld, duidt daar ook op. Dat als valutadatum van de afschrijving de datum van 8 februari 2011 wordt aangehouden, is verder niet relevant. Het gaat er immers om welke handeling [bank 2] diende te verrichten ter effectuering van de aan haar door [eiser] gegeven betaalopdracht. Dat was onder meer het afschrijven van het bedrag van € 6.000,00 van de bankrekening van [eiser], hetgeen zij dus op 7 februari 2011 heeft gedaan.
Nu geconcludeerd wordt dat de door [bank 2] te verrichten afschrijving heeft plaatsgevonden op 7 februari 2011, dus vóór de aanvang van de dag van faillietverklaring van [eiser], wordt relevant het antwoord op de vraag wanneer precies de doorgeleiding door [bank 2] van de betaalopdracht aan [bedrijf 1] heeft plaatsgevonden.
Naar [gedaagde] in haar antwoordakte heeft aangevoerd is op het moment dat [eiser] op 7 februari 2011 om 15:53:09 uur de opdracht heeft verstrekt aan [bank 2] deze opdracht in de administratieve verwerking van [bedrijf 1] terecht gekomen. Waar zij deze wetenschap op baseert, stelt [gedaagde] echter niet. Zij heeft ook geen stukken overgelegd, waaruit dit te destilleren valt. Dit had van haar verwacht mogen worden; met name nu de curator gemotiveerd heeft betoogd dat de doorgeleiding van de betaalopdracht aan [bedrijf 1] pas heeft plaatsgevonden op 8 februari 2011 en hij dit betoog geadstrueerd heeft met de voormelde brochure, die voldoende aanknopingspunten geeft voor de juistheid van zijn betoog. Die aanknopingspunten zij met name te vinden in hetgeen vermeld staat onder het kopje “Binnenlands betalingsverkeer naar ander banken”. Daar staat onder meer -gelijk hiervoor reeds is weergegven: “-Betaalopdrachten die u ná 13.00 aanbiedt worden de volgende werkdag doorgeleid en verevend. Deze betaalopdrachten worden wel direct debet geboekt met valutadatum van de volgende werkdag. Immers, [bank 2] betaalt pas op de volgende werkdag aan de bank van de begunstigde. Tot deze dag blijft het geld valutair op uw rekening staan.” Verder wordt verwezen naar hetgeen vermeld wordt onder het kopje “Voorbeeld 2” op pagina 3 van de voormelde brochure, in het bijzonder de zinsnede: “Indien u de betaalopdracht ná 13.00 uur heeft aangeleverd, leidt de [bank 2] uw opdracht de volgende werkdag door naar de bank van de begunstigde.”
Kortom, bij gebreke van een voldoende betwisting van de stelling van de curator dat de doorgeleiding van de betaalopdracht door [bank 2] naar [bedrijf 1] pas heeft plaatsgevonden op 8 februari 2011, wordt van de juistheid van die stelling uitgegaan. Dit in aanmerking nemende, is dan ook niet komen vast te staan dat bij de aanvang van de dag van faillietverklaring van [eiser] -8 februari 0.00 uur- [bank 2] alle handelingen, die zij diende te verrichten ter effectuering van de aan haar door [eiser] gegeven betaalopdracht, had verricht.