ECLI:NL:RBZLY:2012:BZ3528

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 december 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
07.690529-12
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid met dwang

In deze zaak heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte heeft op 31 juli 2011 in Almere, door middel van geweld en andere feitelijkheden, de aangeefster gedwongen tot het ondergaan van verschillende seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster tegen haar wil heeft benaderd, terwijl zij zich verzette en aangaf niet te willen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij dacht dat de aangeefster ook wilde, maar de rechtbank oordeelde dat hij de signalen van de aangeefster negeerde. De rechtbank heeft de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder sms-berichten van de verdachte waarin hij zijn spijt betuigt en erkent dat hij de grenzen heeft overschreden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden en heeft hem verplicht tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die door de rechtbank is vastgesteld op € 2.762,26. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de impact van de feiten op het leven van de aangeefster en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.690529-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 december 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] [geboorteplaats],
wonende te [adres] [woonplaats].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 13 december 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P.A. Kint, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. B.E.M. van de Ven, en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 juli 2011 in de gemeente Almere door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- meermalen, in ieder geval eenmaal zijn tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht (tongzoen) en/of
- een of meer vingers geduwd/gebracht in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, in ieder geval eenmaal zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- een of meer vingers geduwd/gebracht in de anus van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] bij de arm(en) heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] tegen een muur heeft geduwd en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd en/of
- (vervolgens) op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- (vervolgens) de handen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- (vervolgens) de handen van die [slachtoffer] (gekruisd) boven haar hoofd heeft vastgehouden en/of
- de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of
- de bh van die [slachtoffer] heeft losgemaakt en/of
- meermalen, in ieder geval eenmaal aan de haren van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- de haren van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of het hoofd van die [slachtoffer] naar zijn kruis/penis heeft getrokken/geduwd
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
en/of
hij op of omstreeks 31 juli 2011 in de gemeente Almere, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit dat verdachte
- die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval eenmaal op de mond heeft gezoend en/of
- meermalen, in ieder geval eenmaal zijn tong in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht (tongzoen) en/of
- de (bedekte) borsten en/of de (bedekte) vagina van die [slachtoffer] heeft betast
en/of
- de nek en/of de (ontblote) borsten en/of de (ontblote) buik van die [slachtoffer] heeft betast/gestreeld en/of
- meermalen, in ieder geval eenmaal heeft gelikt aan de (ontblote) tepels van die [slachtoffer] en/of meermalen, in ieder geval eenmaal heeft gebeten in de (ontblote) tepels van die [slachtoffer] en/of
- de (ontblote) vagina van die [slachtoffer] heeft betast/gestreeld
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] bij de arm(en) heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] tegen een muur heeft geduwd en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd en/of
- (vervolgens) op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- (vervolgens) de handen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- (vervolgens) de handen van die [slachtoffer] (gekruisd) boven haar hoofd heeft vastgehouden en/of
- de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of
- de bh van die [slachtoffer] heeft losgemaakt en/of
- meermalen, in ieder geval eenmaal aan de haren van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 9 augustus 2011 heeft er een intake gesprek plaatsgevonden met [slachtoffer] (hierna ook: aangeefster). Zij verklaarde op 31 juli 2011 door verdachte te zijn verkracht in haar woning in Almere. Op 29 augustus 2011 heeft zij hier ook aangifte van gedaan. Door de politie zijn vervolgens medische gegevens van haar opgevraagd en zijn getuigen uit haar vriendenkring gehoord. Toen verdachte zich op 18 juli 2012 kwam melden voor verhoor bij de politie, is hij aangehouden en gehoord.
Verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat er inderdaad seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Verdachte verklaart echter dat hij het idee had dat aangeefster dit ook wilde. Hij verklaart geen signalen te hebben ontvangen dat ze niet wilde. Als dat het geval was geweest dan was hij wel gestopt, zo verklaart hij.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden en heeft de veroordeling van verdachte gevorderd voor hetgeen ten laste is gelegd. De officier van justitie acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar. Ook vindt de verklaring van de aangeefster naar het oordeel van de officier van justitie voldoende steun in ander bewijsmateriaal, te weten de sms’jes die na het ten laste gelegde door verdachte aan aangeefster zijn verzonden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit, omdat onvoldoende kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van dwang. Voorts kan onvoldoende worden vastgesteld dat sprake is geweest van opzet op het tegen de wil van aangeefster plegen van seksuele handelingen, ook niet in de variant van voorwaardelijk opzet.
De raadsman heeft betoogd dat voor een bewezenverklaring van dwang niet voldoende is om te stellen dat de handelingen tegen de wil van de ander hebben plaatsgevonden. Er moet sprake zijn van een zodanige vorm van dwang van de zijde van verdachte dat het slachtoffer zich hieraan niet kon ontrekken c.q. geen weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte. Daarvan is in casu geen sprake. Uit de verklaringen van getuige [getuige 1] volgt dat aangeefster tegen hem heeft gezegd dat ze heeft toegegeven om er vanaf te zijn. Het is opmerkelijk dat als aangeefster zich dusdanig heeft verzet als zij heeft verklaard zij geen letsel heeft. De raadsman wijst er voorts op dat verdachte in een zwakke fysieke toestand verkeerde. De stelling dat sprake is geweest van dwang berust in essentie enkel op de verklaring van aangeefster zo betoogt de raadsman. De verklaringen van de getuigen en het feit dat zij geen letsel heeft doen af aan de overtuigingskracht van deze verklaring. De sms-berichten die verdachte naar aangeefster heeft verzonden bevestigen naar het oordeel van de raadsman enkel dat verdachte naderhand heeft ingezien dat aangeefster kennelijk tegen haar wil seksuele handelingen heeft verricht. De teksten “Ik deed er niks mee” en “heb geen idee wat mij op dat moment bezielde” duiden eerder op een situatie dat verdachte zich achteraf heeft verweten dat hij zich ten tijde van het incident wellicht niet voldoende expliciet had vergewist van de wil van aangeefster, zo betoogt de raadsman.
De raadsman heeft voorts betoogd dat uit het dossier een groot aantal aanwijzingen naar voren komen dat verdachte niet willens en wetens de aanmerkelijke kans op de koop toe heeft genomen dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster plaatsvonden, maar dat hooguit sprake is geweest van een (grove) inschattingsfout, waarbij hij ervan uit ging dat de handelingen hem wel in dank zouden worden afgenomen. De raadsman heeft daarbij gewezen op passages uit de verklaring van aangeefster, waarin zij onder meer verklaart dat verdachte zelf niet in de gaten leek te hebben wat hij had gedaan en dat het leek of hij dacht dat het een spelletje was. Ook verklaart aangeefster dat verdachte aan haar vroeg hoe het met haar ging toen ze moest huilen, dat ze hem toen niet meer hoefde te pijpen en hij haar toen ging vingeren. Dit duidt er naar het oordeel van de raadsman op dat verdachte wel trachtte in te schatten of aangeefster het wel wilde en dacht dat het wel goed zat, terwijl hij achteraf wellicht een inschattingsfout heeft gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de aangifte van [slachtoffer] komt het volgende naar voren.
Op 31 juli 2011 heeft ze samen met haar ex, te weten verdachte, een gezellige dag gehad. Na een wandeling gingen ze naar het huis van aangeefster. Daar begon verdachte aangeefster te zoenen. Hij gaf haar eerst een kus op de mond en daarna ging het over in tongzoenen. Aangeefster verklaart dat ze eerst even meedeed en toen stopte, omdat ze een vriend had. Verdachte ging toch door en betastte haar over haar lichaam, ging met de hand onder haar shirt en trok haar bh een stukje omlaag, zodat hij een gedeelte van haar ontblote borst aanraakte. Aangeefster verklaart dat ze toen op de bank lag en verdachte haar armen boven haar hoofd vasthield. Hij heeft haar toen ook over haar kleding heen gevingerd. Ze probeerde weg te komen, maar dat lukte niet. Aangeefster heeft toen gezegd dat ze naar de wc moest en daar heeft ze bedacht hoe ze verdachte het huis uit kon krijgen. Toen ze van de wc afkwam, duwde verdachte haar tegen de muur. Hij hield haar vast en ze kon geen kant op. Hij ging toen met zijn handen over haar lichaam. Hij trok haar hierna mee naar de slaapkamer. Hij duwde haar op bed en ging gelijk op haar zitten en hield haar handen met één hand vast en duwde die omhoog. Toen heeft hij haar weer gezoend. Verdachte heeft ook haar bh los gemaakt. Aangeefster verklaart dat ze de hele tijd probeerde om weg te komen en “nee” heeft gezegd. Door te draaien en te bewegen probeerde ze uit verdachte zijn greep los te komen. Aangeefster verklaart ook dat ze probeerde te gillen, maar dat verdachte toen een hand op haar mond deed en haar keel dichtkneep 1 of 2 seconden. Als ze probeerde weg te komen hield verdachte haar steviger vast. Hij is naast haar gaan zitten en ging haar strelen over borsten en buik. Ook heeft hij in haar tepels geknepen en gebeten en aan haar borsten en tepels gelikt. Hij deed haar broek los en deed deze een stukje naar beneden en ging haar vingeren. Toen verdachte zijn eigen broek losmaakte, liet hij haar los en probeerde aangeefster weg te komen, maar verdachte pakte haar bij haar haren en trok haar terug. Hij dwong haar toen hem te pijpen. Hij bepaalde het tempo en trok aan haar haren. Het ging erg diep waardoor aangeefster moest kokhalzen. Aangeefster verklaart dat verdachte dit leuk leek te vinden. Aangeefster verklaart ook dat verdachte haar af en toe los liet en vroeg hoe het ging. Aangeefster verklaart dat zij moest huilen, maar dat verdachte toch weer doorging. Verdachte heeft haar ook anaal gevingerd. Hij ging haar toen vingeren en zij heeft gedaan alsof ze klaar kwam, omdat ze hoopte dat hij dan zou stoppen met vingeren. Onder vingeren verstaat aangeefster het strelen van haar clitoris. Op een gegeven moment ging haar telefoon. Deze mocht zij opnemen. Verdachte had zich toen aangekleed en wat te drinken uit de koelkast gepakt. Na veel vragen is hij uiteindelijk weggegaan.
Verdachte ontkent niet dat hij op 31 juli 2011 bij aangeefster is geweest. Ook ontkent hij niet dat tussen hen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Verdachte ontkent dat hij in haar vagina of anus is geweest met zijn vingers. Hij verklaart wel dat aangeefster hem heeft gepijpt. Verdachte had echter het idee dat aangeefster deze handelingen ook wilde en verklaart van haar geen signalen te hebben ontvangen dat dat niet zo was. Achteraf is hij aan zichzelf gaan twijfelen en heeft hij gedacht dat aangeefster het misschien echt niet heeft gewild en dat hij een inschattingsfout heeft gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat aangeefster tegenover de politie gedetailleerd en consistent heeft verklaard. De rechtbank overweegt dat de verklaring die aangeefster heeft afgelegd tijdens het intakegesprek en haar verklaring in haar aangifte op hoofdlijnen overeenkomen met betrekking tot de beschrijving van de aanloop naar de ontuchtige handelingen en de ontuchtige handelingen zelf. Ook bij de rechter-commissaris verklaart aangeefster grotendeels gelijkluidend. Bij de rechter-commissaris verklaart ze wel dat verdachte niet met zijn vingers in haar vagina is geweest, omdat zij ongesteld was.
Aangeefster verklaart dat ze bij haar dokter is geweest om het verhaal uit te leggen en dat toen slaapmedicatie is voorgeschreven. Ook verklaart ze telefonisch contact te hebben gehad met een psycholoog. Uit door de politie opgevraagde medische gegevens volgt dat aangeefster inderdaad op 10 augustus 2011 bij haar huisarts is geweest en over het gebeurde heeft gesproken. Ook bevindt zich in het dossier een verslag van het gesprek dat aangeefster na het intakegesprek bij de politie met een psycholoog van haar werk heeft gehad. Uit zowel de informatie van de huisarts als de psycholoog volgt dat aangeefster erg emotioneel was.
Gezien het voornoemde ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen. Anders dan door de raadsman betoogd doen naar het oordeel van de rechtbank de verklaringen van [getuige 1] aan die betrouwbaarheid niet af. Aangeefster verklaart tegenover de politie ook dat zij heeft gedaan alsof zij klaarkwam in de hoop dat verdachte met het vingeren zou stoppen. Getuige [getuige 1] verklaart duidelijk dat aangeefster tegen hem ook vertelde dat de seksuele handelingen tegen haar zin hebben plaatsgevonden.
De verdediging heeft betoogd dat voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde onvoldoende wettig bewijs aanwezig is, omdat de stelling dat sprake is geweest van dwang, in essentie berust op de verklaringen van aangeefster
De rechtbank stelt het volgende voorop. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit principe geldt, gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, voor de gehele tenlastelegging en niet slechts een onderdeel daarvan. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Immers, in het dossier bevindt zich het sms-verkeer dat tussen verdachte en aangeefster heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2011.
Aangeefster deelt verdachte per sms mede dat ze een intake heeft gehad bij de politie en geen aangifte heeft gedaan.
Verdachte antwoordt dan: “ Niet leuk dat je dat gedaan hebt. Maar ik kan begrijpen dat je het gedaan heb”. Aangeefster antwoordt dan dat hij blij moet zijn dat ze geen aangifte heeft gedaan en dat ze in de ziektewet zit. Verdachte sms’t vervolgens: “Daar ben ik ook blij om. Maar niet dat jij nu in de ziektewet zit en een de zware medicatie. Op dat moment dacht ik daar niet aan en ik hoorde je nee wel maar deed er niks mee: ( heb geen idee wat mij op dat moment bezielde”.
De verdediging heeft betoogd dat deze sms’jes enkel bevestigen dat verdachte naderhand heeft ingezien dat aangeefster kennelijk tegen haar wil seksuele handelingen heeft verricht en hij begrijpt dat ze om die reden aangifte heeft gedaan. De teksten “ik deed er niks mee” en “ik heb geen idee wat mij op dat moment bezielde” duiden volgens de raadsman op een situatie dat verdachte achteraf zich zou hebben verweten dat hij zich ten tijde van het incident wellicht onvoldoende expliciet heeft vergewist van de wil van aangeefster omtrent de vraag of ze nu wel of geen verdere seks wou hebben.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. De teksten zoals deze door verdachte zijn ge-sms’t kan de rechtbank niet begrijpen als verdachte zou worden gevolgd in zijn stelling dat hij geen signalen heeft opgevangen en in de veronderstelling was dat aangeefster de seksuele handelingen ook wilde. Ook als verdachte, zoals hij terechtzitting verklaarde begrip wilde tonen voor de situatie van aangeefster, dan is niet te begrijpen dat hij dingen zou sms’en die hij niet heeft gehoord. Verdachte heeft ter terechtzitting immers verklaard dat hij aangeefster niet heeft zien huilen of “nee” heeft horen zeggen en zich achteraf verwijt dat hij de signalen niet heeft gehoord.
Uit de sms “ik hoorde je nee wel, maar deed er niks mee”, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wel degelijk “nee” heeft gehoord en uit de passage: “ik weet niet wat mij bezielde” volgt naar het oordeel van de rechtbank veeleer dat verdachte zich goed bewust was van het feit dat hij grenzen heeft overschreden en hier achteraf spijt van heeft.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster, ook voor wat betreft de onvrijwilligheid van het ondergaan van de seksuele handelingen die plaatsvonden, voldoende ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen.
De raadsman heeft voorts nog betoogd dat het opzet van verdachte niet was gericht op het tegen de wil van aangeefster seksueel binnendringen en plegen van ontuchtige handelingen.
Nu de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht en de verdachte niet volgt in zijn stelling dat hij geen signalen heeft ontvangen, is naar het oordeel van de rechtbank, met het feit dat verdachte de seksuele handelingen heeft gepleegd, terwijl aangeefster tegenstribbelde, huilde en aangaf dat zij niet wilde, het opzet op het tegen de wil van aangeefster plegen van deze handelingen een gegeven. Verdachte kon gezien de uitingen van aangeefster niet denken dat “het wel goed zat” en van inschattingsfout was dan ook geen sprake.
De rechtbank is aldus van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Van het onderdeel van de tenlastelegging dat verdachte met zijn vinger in de vagina van aangeefster is geweest zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 31 juli 2011 in de gemeente Almere door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en
- een vinger geduwd in de anus van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] bij de armen heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer] tegen een muur heeft geduwd en
- (vervolgens) die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd en
- (vervolgens) op die [slachtoffer] is gaan zitten en
- (vervolgens) de handen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en
- (vervolgens) de handen van die [slachtoffer] boven haar hoofd heeft vastgehouden en
- de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en
- de bh van die [slachtoffer] heeft losgemaakt en
- aan de haren van die [slachtoffer] heeft getrokken en
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
- de haren van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en het hoofd van die [slachtoffer] naar zijn penis heeft getrokken/geduwd
en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
en
hij op 31 juli 2011 in de gemeente Almere door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, bestaande hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] op de mond heeft gezoend en
- de (bedekte) borsten en de (bedekte) vagina van die [slachtoffer] heeft betast en
- de nek en de (ontblote) borsten en de (ontblote) buik van die [slachtoffer] heeft betast/gestreeld en
- heeft gelikt aan de (ontblote) tepels van die [slachtoffer] en heeft gebeten in de (ontblote) tepels van die [slachtoffer] en
- de (ontblote) vagina van die [slachtoffer] heeft betast/gestreeld
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] bij de armen heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer] tegen een muur heeft geduwd en
- (vervolgens) die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd en
- (vervolgens) op die [slachtoffer] is gaan zitten en
- (vervolgens) de handen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en
- (vervolgens) de handen van die [slachtoffer] boven haar hoofd heeft vastgehouden en
- de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en
- de bh van die [slachtoffer] heeft losgemaakt en
- aan de haren van die [slachtoffer] heeft getrokken en
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
verkrachting
en
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. De officier van justitie heeft daarbij de richtlijn van het Openbaar Ministerie zoals die gold ten tijde van het ten laste gelegde feit als uitgangspunt genomen. Deze richtlijn gaat uit van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden in geval van verkrachting. Strafverhogend werkt naar het oordeel van de officier van justitie dat het feit is gepleegd tegen de ex-partner van verdachte in haar eigen woning, waar zij zich veilig moet kunnen voelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. De raadsman heeft, indien het tot een strafoplegging mocht komen, de rechtbank verzocht een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Hij heeft gewezen op het feit dat verdachte psychisch veel last heeft van de zaak. Hij loopt bij een psycholoog en kampt met suïcide gedachtes. Ook zal verdachte bij een veroordeling zijn baan in de penitentiaire inrichting van Almere verliezen.
Voorts heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte niet wederrechtelijk in de woning van aangeefster was.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 31 juli 2011 [slachtoffer] gedwongen tot het ondergaan van verschillende seksuele handelingen. Hij heeft haar onder meer gedwongen hem te pijpen door haar aan haar haren naar zijn penis toe te trekken en onder meer haar ontblote borsten en vagina betast, terwijl zij zich daartegen verzette en aangaf dit niet te willen. Verdachte heeft hierdoor op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. Verdachte heeft de grenzen die [slachtoffer] aangaf overschreden en daarmee zijn eigen seksuele behoeften gesteld boven haar lichamelijke integriteit. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Zijn handelen heeft blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring een grote impact gehad op het leven van [slachtoffer].
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank overweegt dat ter zake van de bewezenverklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en dat zij bij de bepaling van de strafmaat uitgaat van de strafbepaling waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld, te weten artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Hoewel verdachte niet mee heeft willen werken aan een persoonlijkheidsonderzoek of reclasseringsrapportage, is de rechtbank, door hetgeen ter terechtzitting door de raadsman en verdachte naar voren is gebracht, wel duidelijk geworden dat verdachte het psychisch moeilijk heeft, mede als gevolg van hetgeen tussen hem en [slachtoffer] is gebeurd. Dit wordt ook onderbouwd door de raadsman overgelegde stukken, waaruit volgt dat verdachte onder behandeling is van een psycholoog en last heeft van depressieve gevoelens. De rechtbank zal hier bij het bepalen van de op te legen straf rekening mee houden. Ook houdt de rechtbank rekening met feit dat verdachte door de veroordeling naar alle waarschijnlijkheid zijn baan zal verliezen bij de penitentiaire inrichting van Almere.
Voorts houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met het feit dat hij niet eerder voor seksuele- of geweldsdelicten is veroordeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden.
9 DE BENADEELDE PARTIJ
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.762,26, bestaande uit een bedrag van €2.750,- aan immateriële schade en een bedrag van €12,26 voor de reiskosten naar het slachtofferloket.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verzochte immateriële schadevergoeding toe te wijzen tot een bedrag van € 2.000,- en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De reiskosten acht de officier van justitie ook toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging
Gezien de door hem bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Inhoudelijk heeft de raadsman de vordering niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit.
De materiële kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoend onderbouwd en door de raadsman ook niet weersproken. Ook de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade van € 2.750,- is naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar. Ook dit deel van de vordering is door de raadsman niet inhoudelijk weersproken en de hoogte van dit bedrag komt de rechtbank niet onredelijk voor.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 2.762,26 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36f, 55 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 5 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Almere, van een bedrag van € 2.750,- , vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 31 juli 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 12,26 en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2762,26 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 37 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. M.A.A. ter Meer-Siebers en L.G. Wijma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 december 2012.