ECLI:NL:RBZLY:2012:BZ1539

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
197789
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling huwelijkse schulden tussen ex-echtgenoten na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, gaat het om de verdeling van huwelijkse schulden tussen twee ex-echtgenoten, [de man] en [de vrouw], die tot 16 juni 2011 in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De ontbonden huwelijksgoederengemeenschap omvatte huwelijkse schulden ter waarde van circa EUR 90.000 tot EUR 100.000. De vordering van Achmea Retailbank NV tegen beide ex-echtgenoten als hoofdelijk schuldenaren leidde tot een vrijwaringsprocedure, waarbij [de man] [de vrouw] in vrijwaring heeft opgeroepen. [de vrouw] voerde verweer en vorderde in reconventie een volledige verdeling van de huwelijkse schulden in plaats van een gedeeltelijke verdeling.

De rechtbank oordeelde dat, zolang [de man] niet meer dan 50% van de schuld heeft betaald, zijn interne regresvordering tegen [de vrouw] niet kan worden toegewezen op basis van artikel 6:10 BW. De rechtbank hield rekening met de maandelijkse aflossingen die [de man] doet en de invloed daarvan op zijn draagkracht voor alimentatieverplichtingen. De rechtbank concludeerde dat beide partijen hoofdelijk schuldenaren zijn en dat zij ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de schuld aan Achmea.

In de beslissing werd bepaald dat partijen ieder bij helfte de huwelijkse schulden moeten voldoen. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitgesproken door mr. L.M. Rijksen op 28 november 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 197789 / HZ ZA 12-128
Vonnis van 28 november 2012
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie in de vrijwaring,
verweerder in reconventie in de vrijwaring,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. H.E. ter Horst te Zwolle,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de vrijwaring,
eiseres in reconventie in de vrijwaring,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. M.T. Halman te Kampen.
Partijen zullen hierna [de man] en [de vrouw] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van de kantonrechter d.d. 1 mei 2012 tot verwijzing van de hoofdzaak en de vrijwaring naar de sector civiel
- de dagvaarding van [de man]
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van [de vrouw]
- de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie van [de man]
- de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie van [de vrouw]
- de conclusie van dupliek in reconventie van [de man].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beoordeling
2.1. [de man] en [de vrouw] zijn tot 16 juni 2011 in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. De ontbonden huwelijksgoederengemeenschap omvat (voor zover thans van belang) enkel huwelijkse schulden ten bedrage van circa EUR 90.000,= tot EUR 100.000,=. Naar aanleiding van de vordering van Achmea Retailbank NV (nader te noemen: Achmea, eiseres in de hoofdzaak met zaaknummer 197781/HZ ZA 12-127) tegen [de man] en [de vrouw] (gedaagden in de hoofdzaak) als hoofdelijk schuldenaren tot het terugbetalen aan Achmea van een geldschuld, heeft [de man] [de vrouw] in vrijwaring opgeroepen.
2.2. [de man] vordert dat [de vrouw] wordt veroordeeld aan hem te betalen met wettelijke rente (tenminste) de helft van hetgeen waartoe [de man] jegens Achmea mogelijk wordt veroordeeld, althans een verklaring voor recht dat [de vrouw] jegens [de man] voor tenminste 50% intern draagplichtig is en hem tenminste de helft terugbetaalt van hetgeen [de man] aan Achmea (en in antwoord in reconventie: én aan andere schuldeisers) mogelijk moet betalen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het moment dat [de man] betaalt.
2.3. [de vrouw] voert verweer en vordert in reconventie dat in plaats van een gedeeltelijke verdeling, namelijk voor wat betreft de huwelijkse schuld van partijen aan Achmea, de gehele ontbonden huwelijksgoederengemeenschap (kortom: alle schulden) tussen partijen moet worden verdeeld.
Zolang [de man] niet meer dan 50% heeft betaald, strandt zijn interne regresvordering tegen [de vrouw] op artikel 6:10 BW nog daargelaten dat de rechtbank de diverse maandelijkse schuldaflossingen door [de man] voor een bedrag van circa EUR 650,= per maand reeds verdisconteerde in de hierdoor verlaagde draagkracht van [de man] voor wat betreft zijn onderhoudsverplichtingen jegens [de vrouw] en de kinderen van partijen, waardoor [de vrouw] mogelijk dubbel wordt getroffen indien en voor zover zij aan [de man] bij helfte dient te vergoeden wat [de man] betaalt.
Als gevolg van de nihilstelling van de partneralimentatie en de (lage) kinderbijdragen draagt [de vrouw] reeds maximaal bij aan schuldaflossing.
2.4. [de man] heeft daarop gesteld dat alle schulden bij helfte tussen partijen dienen te worden verdeeld / door partijen gedragen, nu partijen hoofdelijk schuldenaar zijn ongeacht de stelling van [de vrouw] dat zij geen financiële mogelijkheden heeft. Dat [de man] aflossingen betaalt, betekent niet dat hij alle huwelijkse schulden waaronder de schuld aan Achmea voor zijn rekening heeft genomen respectievelijk moet nemen.
2.5. De rechtbank is van oordeel dat partijen, die hoofdelijk schuldenaren zijn, ieder voor de helft draagplichtig zijn ten aanzien van de schuld aan Achmea. Uit de echtscheidingsbeschikking kan niet worden afgeleid dat de rechtbank uitsluitend [de man] draagplichtig heeft gesteld voor de huwelijkse schulden. Wel verminderde de rechtbank de draagkracht van [de man] voor wat betreft het betalen van levensonderhoudverplichtingen met inachtneming van de door [de man] gedane aflossingen.
2.6. Gegeven het feit dat partijen hoofdelijk schuldenaren zijn, kan [de man] in deze omstandigheden op grond van artikel 6:10 BW, indien hij meer dan de helft van het verschuldigde aan Achmea heeft voldaan, dat meerdere - en de naar evenredigheid aan dat meerdere toe te rekenen deel van de gemaakte kosten (lees rente) - van [de vrouw] vorderen. [de man] dient dan wel te stellen en te onderbouwen dat hij meer dan de helft van hetgeen partijen op datum inschrijving van de echtscheidingsbeschikking nog aan Achmea verschuldigd waren, heeft voldaan. De stelling van [de man] in de dagvaarding dat er sprake is van een huwelijkse schuld alsmede dat hij sedert de echtscheiding van partijen aan Achmea de overeengekomen termijnbedragen maandelijks heeft voldaan, is echter niet voldoende om te oordelen dat [de man] meer dan de helft van de per echtscheidingsdatum resterende schuld(en) heeft voldaan en - zo hij meer dan de helft heeft voldaan - hoe hoog dat meerdere is. De rechtbank zal daarom de vordering in rechtsoverweging 2.2 van [de man] wegens gebrek aan onderbouwing afwijzen.
2.7. De rechtbank voegt hier nog het volgde aan toe. Het is de vraag of het regresrecht van [de man] dat jegens [de vrouw] ontstaat indien en voor zover [de man] meer dan 50%, heeft betaald te zijner tijd soulaas biedt voor [de man]. Immers, indien en voor zover een schuldeiser zijn verhaalsrecht eerst dan en slechts jegens [de vrouw] zou uitoefenen, kan dit er toe leiden dat [de man] geconfronteerd zal worden met een verzoek van [de vrouw] om (verhoging van) partneralimentatie respectievelijk een verhoging van de huidige, lage kinderbijdragen die [de man] thans betaalt als gevolg van zijn schuldaflossingen. Een eventueel verhaal van een schuldeiser op [de vrouw] vergroot (bij ongewijzigde financiële omstandigheden van [de vrouw]), de behoeftigheid van [de vrouw] aan onderhoudsbijdragen, terwijl de draagkracht van [de man] toeneemt wanneer eventueel niet langer verhaal op hem zou worden uitgeoefend door een van de vigerende schuldeisers.
2.8. De rechtbank zal met betrekking tot de reconventionele vordering van [de vrouw] ieder van partijen veroordelen bij helfte alle huwelijkse schulden te betalen. Eerst in productie 1 van de conclusie van dupliek in reconventie is (in casu door [de man]) een opsomming gegeven van de huwelijkse schulden van partijen. Voor een onderzoek naar de juistheid respectievelijk de omvang van de door [de man] in genoemde productie opgesomde huwelijkse schulden bestaan in het onderhavige geschil geen termen, nu [de vrouw] er naar streeft de WSNP op zich van toepassing te laten worden vanwege de onderhavige schuldenproblematiek van partijen.
2.9. De kosten worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt partijen ieder bij helfte de huwelijkse schulden te voldoen,
3.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2012.