ECLI:NL:RBZLY:2012:BZ0549

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12/358
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kinderopvangtoeslag en de invloed van schenkingen op de eigen bijdrage

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 21 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de kinderopvangtoeslag van eiseres over het jaar 2009. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen, die deze had vastgesteld op € 5.417,-. De Belastingdienst had geconcludeerd dat eiseres geen kosten had gemaakt voor kinderopvang in 2009, omdat de kosten gelijk waren aan de ontvangen toeslagen na aftrek van schenkingen door haar ouders. Eiseres had echter betoogd dat zij wel degelijk een eigen bijdrage had betaald, en dat de schenkingen van haar moeder niet in mindering mochten worden gebracht op de eigen bijdrage.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres een overeenkomst had gesloten met een gastouderbureau voor de opvang van haar zoon en dat de kosten voor deze opvang € 6.862,80 bedroegen. Eiseres had de volledige kosten aan het gastouderbureau betaald, waarna deze bedragen aan haar moeder, die ook als gastouder fungeerde, waren doorbetaald. De rechtbank oordeelde dat de schenkingen door de moeder van eiseres niet in de weg stonden aan de aanspraak op kinderopvangtoeslag, en dat de Belastingdienst ten onrechte had geconcludeerd dat er geen kosten waren gemaakt.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit van 13 januari 2012, en droeg de Belastingdienst op om een nieuwe voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009 af te geven. Tevens werd bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 42,- diende te worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om de werkelijke kosten van kinderopvang en de invloed van schenkingen op de eigen bijdrage zorgvuldig te beoordelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/358
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: drs. H.J. van de Vijfeijke,
en
Belastingdienst/Toeslagen,
gevestigd te Utrecht, verweerder,
gemachtigde: J.V. Ravoo
Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2011 heeft verweerder de kinderopvangtoeslag van eiseres over 2009 definitief vastgesteld op € 5.417,- .
De daartegen gemaakte bezwaren zijn bij besluit van 13 januari 2012 ongegrond verklaard; geconcludeerd is dat geen kosten zijn gemaakt voor kinderopvang in 2009 en dat een bedrag van € 5417,- wordt teruggevorderd. Bij besluit van 26 januari 2012 is de tegemoetkoming over het jaar 2009 vastgesteld op nihil.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 10 juli 2012 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.V. Ravoo.
Overwegingen
1. Aan de gedingstukken en het verhandelde ter zitting ontleent de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden.
1.2. Op 17 november 2007 heeft eiseres kinderopvangtoeslag aangevraagd voor het jaar 2007 met betrekking tot de opvang van haar zoon [zoon]. Deze aanvraag heeft verweerder automatisch gecontinueerd in 2009. Eiseres is bij besluit van 10 december 2008 in aanmerking gebracht voor een voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009 van
€ 6.232,-.
Naar aanleiding van door eiseres ingediende stukken is het voorschot bij besluit van 17 maart 2011 voor het jaar 2009 herzien naar € 5.252,-. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Verweerder heeft op 25 maart 2011 de definitieve voorschotbeschikking uitgereikt.
In de bezwaarfase is eiseres gevraagd om overzichten van alle financiële transacties te verstrekken met betrekking tot de kinderopvang bij gastouderbureau Roodkapje (hierna: het gastouderbureau) in 2009.
Na ontvangst van deze stukken is verweerder tot de besluitvorming gekomen zoals weergegeven in de rubriek procesverloop van deze uitspraak.
2. De rechtbank overweegt het volgende.
2.1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang (Wko), zoals deze wet luidde ten tijde hier van belang, voor zover hier van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
2.2. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wko is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1e het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2e de door de kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3e de soort kinderopvang.
2.3. Ingevolge artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
2.4. Ingevolge het vijfde lid kan een herziening van het voorschot leiden tot een terug te vorderen bedrag.
2.5. Ingevolge artikel 6:127, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) gaan, wanneer een schuldenaar die de bevoegdheid tot verrekening heeft, aan zijn schuldeiser verklaart dat hij zijn schuld met een vordering verrekent, beide verbintenissen tot hun gemeenschappelijke beloop teniet.
2.6. Ingevolge artikel 7:175, eerste lid, van het BW is schenking de overeenkomst om niet, die er toe strekt dat de ene partij, de schenker, ten koste van eigen vermogen de andere partij, de begiftigde, verrijkt.
3. Verweerder heeft in bezwaar de tegemoetkoming van de kinderopvangtoeslag van eiseres over het jaar 2009 op nihil gesteld. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen kosten zijn gemaakt voor kinderopvang in 2009, omdat de kosten van de kinderopvang even hoog zijn als de door eiseres ontvangen toeslagen na aftrek van de schenkingen door haar ouders, zodat eiseres per saldo geen eigen bijdrage heeft betaald. Aan die beslissing heeft de Belastingdienst ten grondslag gelegd dat in de Wko is bepaald dat ouders onder voorwaarden aanspraak kunnen maken op een bijdrage van het Rijk als tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang.
4. Uit vaste jurisprudentie, zoals de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2011 (LJN: BR5679), blijkt dat moet worden aangetoond dat er kosten voor kinderopvang zijn gemaakt en wat de hoogte is van de kosten.
5.1. In geschil is of eiseres aannemelijk heeft gemaakt, dat zij een eigen bijdrage in de kosten zoals deze in de jaaropgave 2009 van het gastouderbureau zijn opgenomen en waarop de toeslag is gebaseerd, heeft betaald.
Tussen partijen is niet in geschil dat er door de moeder van eiseres maandelijks een bedrag ter grootte van de door eiseres verschuldigde eigen bijdrage aan haar geschonken. Wel in geschil is wat de invloed van deze schenkingen is op de eigen bijdrage van eiseres.
5.2. Eiseres heeft met het gastouderbureau een overeenkomst gesloten voor de opvang van haar zoon. In die overeenkomst is de moeder van eiseres, als gastouder opgenomen.
Uit de jaaropgave over 2009 van het gastouderbureau blijkt dat de kosten voor de opvang van het kind van eiseres € 6862,80 bedroegen en dat daarin een bedrag van € 1053,84 aan bureaukosten is inbegrepen.
De te betalen vergoeding aan de gastouder bedroeg derhalve € 5808,96.
Aan de hand van de door eiseres overgelegde bankafschriften staat vast dat eiseres de gehele kosten van kinderopvang aan het gastouderbureau heeft betaald, waarna deze – na aftrek van de bureaukosten van het gastouderbureau – zijn doorbetaald aan de moeder van eiseres, tevens gastouder.
De moeder van eiseres heeft daarna maandelijks een bedrag ter grootte van de door eiseres verschuldigde eigen bijdrage aan haar geschonken. Deze schenkingen zijn door middel van een automatische incasso van haar bankrekening geïnd door het gastouderbureau en het gastouderbureau heeft het bedrag doorgestort op de rekening van eiseres.
5.3. Artikel 5, eerste lid, van de Wko staat niet in de weg aan een schenking door de gastouder van een bedrag ter grootte van de eigen bijdrage en de verrekening daarvan met de eigen bijdrage in de zin van artikel 6:127, eerste lid, van het BW. (Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 december 2012, 201201769/1/A2).
5.4. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder ten onrechte het besluit om de vaststelling van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2009 heeft herzien tot nihil.
6. Tussen partijen is voorts nog de hoogte van de oppaskosten in geschil. Verweerder stelt in het verweerschrift dat volgens de opgave van eiseres de kosten in 2009 € 5,00 per uur bedroegen. Verweerder baseert zich daarbij op een betalingsoverzicht van 25 januari 2010 (productie 3.4.). De rechtbank volgt verweerder hierin niet nu uit het betalingsoverzicht blijkt dat de ingangsdatum van de bedragen in dit overzicht 1 januari 2010 is, dus het geen betrekking heeft op het jaar 2009. Uit de door eiseres ingebrachte betalingsoverzichten en bankafschriften over 2009 blijkt echter dat het uurtarief in 2009 is gesteld op € 6,02. Nu niet van een ander uurtarief in 2009 is gebleken, dient van het bedrag van € 6,02 per uur bij de berekening worden uitgegaan.
7. Het beroep is daarom gegrond.
8. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 13 januari 2012;
- herroept het besluit van 25 maart 2011;
- draagt verweerder op een nieuwe voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2009 af te geven met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 42,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Elderman, rechter, en door haar en mr. F. Ernens als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep