RECHTBANK ALMELO zittinghoudende te Zwolle
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 08/721212-11(P)
Uitspraak: 17 december 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[Verdachte],
geboren op [datum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2012.
De verdachte is niet verschenen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Verheul.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 8 november 2011, in de gemeente Enschede en/althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, al dan niet door middel van het verspreiden, openlijk tentoonstellen of aanslaan van (een) geschrift(en) en/of
afbeelding(en) en/althans door (een) geschrift(en) waarvan de inhoud openlijk ten gehore wordt gebracht (telkens) opzettelijk de eer en/of goede naam van (kanton)rechter [slachtoffer], heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel middels het internet op de site You Tube,die toegankelijk was voor anderen, geschreven (zakelijk weergegeven)
- dat [slachtoffer] een voorstander van kinderporno en kindermisbruik is,
en/of gezegd (zakelijk weergegeven)
- "u zult ook wel over jonge jongetjes heenkruipen", en/of
- "u gaat misschien met [persoon 1] ook wel naar seksfeesten toe",
(met welk woord "u" hij, verdachte, die [slachtoffer] bedoelde,) terwijl verdachte wist dat dit/deze telastgelegde feit(en) in strijd met de waarheid was/waren;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 8 november 2011, in de gemeente Enschede en/althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een ambtenaar gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. althans een persoon, te weten [slachtoffer], opzettelijk in het openbaar mondeling heeft beledigd, door middels het internet op de site You Tube, die toegankelijk was
voor anderen, te schrijven (zakelijk weergegeven)
- dat [slachtoffer] een voorstander van kinderporno en kindermisbruik is, en
te zeggen (zakelijk weergegeven)
- "u zult ook wel over jonge jongetjes heenkruipen", en/of
- "u gaat misschien met [persoon 1] ook wel naar seksfeesten toe",
(met welk woord "u" hij, verdachte, die [slachtoffer] bedoelde), althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie in haar vervolging van het primair ten laste gelegde niet ontvankelijk is, omdat smaad dan wel laster ex artikel 261, eerste lid of tweede lid, respectievelijk artikel 262, van het Wetboek van Strafrecht een klachtdelict betreft. Uit het dossier blijkt niet de benadeelde een klacht heeft ingediend of de wens tot vervolging op andere wijze tot uiting heeft gebracht. De officier van justitie is wel ontvankelijk in haar vervolging van het subsidiair ten laste gelegde nu de benadeelde een ambtenaar gedurende of ter zake van zijn rechtmatige uitoefening betreft en het klachtvereiste daarmee niet geldt, gelet op artikel 269 juncto artikel 267, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen primair ten laste is gelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Op vrijdag 18 november 2011 heeft [persoon 2] namens het bestuur van de rechtbank te Almelo en benadeelde [slachtoffer] aangifte van belediging en smaad gedaan. Hij verklaarde daartoe onder meer het volgende:
“(…) Op 11 november 2011 vertelde de officier van justitie, [naam], mij dat [persoon 3] aan zijn reclasseringswerker, de heer [persoon 4], een link had gestuurd naar een You Tube filmpje. (…) Het betreft een filmpje met de titel “[slachtoffer] is voorstander van kinderporno en kindermisbruik!”. De stem die de tekst uitspreekt beschuldigt mr. [slachtoffer] van kindermisbruik dan wel medeplichtigheid daar aan. (…) Vanaf de dertiende minuut wordt het echt erg, dan gaan alle remmen los, zo van “U zult ook wel over jonge jongentjes heenkruipen en u gaat misschien met [persoon 1] ook wel naar seksfeesten toe.” (…) Ik vermoed dat de stem die de tekst uitspreekt de stem is van de heer [verdachte] uit Enschede. (…) mr. [slachtoffer] voelt zich behoorlijk beledigd en aangetast in zijn goede naam en eer. Er wordt in het filmpje gesuggereerd dat hij een voorstander is van kindermisbruik, als hij geen aangifte doet. Hij voelt zich hier helemaal niet prettig bij.(…) ”
In het proces-verbaal van bevindingen heeft verbalisant [verbalisant 1] onder meer verklaard:
“(…) Naar aanleiding hiervan heb ik, verbalisant, het betreffende filmpje bekeken. Daarbij zag en hoorde ik, verbalisant
- dat het filmpje was geplaatste op het youtube-kanaal ‘nlwachtopantwoord’. Op dit kanaal wordt door drie internetpublicisten gepubliceerd, waaronder iemand met de naam [verdachte];
- dat de spreker in het filmpje zich [verdachte] noemt;
- dat de spreker in het filmpje zegt dat hij aangifte gaat doen tegen mr. [slachtoffer].
Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 1], de naam [verdachte] in het politiesysteem Basisvoorziening Handhaving (BVH) bevraagd. Ik kwam daarbij uit op een persoon met de naam: [VERDACHTE],,geboren te [datum en plaats]. (…)”
Verdachte heeft onder meer verklaard:
“(…) Ik begrijp dat ik nu als verdachte gehoord word ter zake belediging/smaad vanwege een door mij geplaatst stukje op YouTube. Dat is ergens in augustus of september 2011 geweest. (…) Over dit alles heb ik op internet een dossier aangelegd en ben daar eind juni 2011 mee begonnen. (…) Alle ontwikkelingen heb ik live bijgehouden. Ik begrijp dat er dus aangifte tegen mij is gedaan wegens belediging/smaad door de rechtbank omdat ik op YouTube op niet mis te verstane wijze mijn meningen heb geventileerd over mr. [slachtoffer] en zijn pedofiele afdekkerij. (…) Het is door mij ook beledigend bedoeld, omdat ik ongelooflijk kwaad ben op een rechtstaat die mensen binnen enkele minuten in een financiële afgrond kunnen storten. (…)”
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 juni 2011 tot en met 8 november 2011, in de gemeente Enschede, eenmaal, een ambtenaar ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten [slachtoffer], opzettelijk in het openbaar mondeling heeft beledigd, door middels het internet op de site You Tube, die toegankelijk was voor anderen, te zeggen(zakelijk weergegeven)
- dat meester [slachtoffer] een voorstander van kinderporno en kindermisbruik is en
te zeggen (zakelijk weergegeven)
- "u zult ook wel over jonge jongetjes heenkruipen" en
- "u gaat misschien met [persoon 1] ook wel naar seksfeesten toe",
(met welk woord "u" hij, verdachte, die [slachtoffer] bedoelde).
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Subsidiair
Eenvoudige belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, strafbaar gesteld bij artikel 266 juncto artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Verdachte is zich enkele jaren geleden gaan interesseren in de misstanden bij de overheid en heeft zich hier via internet in verdiept. Op een gegeven moment is hij zelf in een geschil terecht gekomen waarvoor hij uiteindelijk voor de kantonrechter moest verschijnen en na wraking van een rechter heeft het slachtoffer, mr. [slachtoffer], de zaak van verdachte behandeld. Verdachte heeft nadien die [slachtoffer] meermalen verzocht aangifte tegen de staat te doen, maar deze heeft dat niet willen doen. Vervolgens heeft verdachte het filmpje opgenomen en op YouTube geplaatst. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij op deze manier zijn kwaadheid tot uiting heeft gebracht, te meer omdat het slachtoffer van de belediging een rechter betreft, die belast is met een publieke taak.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 2 augustus 2012 waaruit gebleken is dat verdachte in 2003 is veroordeeld ter zake een andersoortig delict.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Aldus gewezen door mr. H.Th. Pos, voorzitter, mrs. H.H.J. Harmeijer en E. Leentjes, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2012.
Mr. E. Leentjes voornoemd was buiten staat mede te ondertekenen.