RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.680004-12 (met tul 07.062339-09) en 07.650358-12 (P)
Uitspraak: 27 november 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[Verdachte],
geboren op [datum],
wonende te [adres],
thans verblijvende in [adres].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Verheul.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 07.680004-12 en 07.650358-12 tegen de verdachte aangebrachte zaken.
De verdachte is onder parketnummer 07.680004-12 ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 15 juni 2011 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte die [slachtoffer 2] (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd;
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2010 tot en met 2011 in de gemeente Zwolle met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (meermalen) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (in totaal ongeveer 3950,- euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- (meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd dat haar, verdachtes, kind ziek was en/of in het ziekenhuis lag en/of dat zij, verdachte geld nodig had om (met de taxi) naar het ziekenhuis te gaan, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd dat zij gelijk geld nodig had omdat haar vriend beneden in de auto zat en haar zou doodschieten (met een jachtgeweer) als zij geen geld zou krijgen,
waardoor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
zij op of omstreeks 11 januari 2012 in de gemeente Zwolle met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 20 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat zij de deur van haar woning had dichtgetrokken en geen sleutel had en/of dat zij snel weg moest omdat haar, verdachtes, vierjarige dochter op de intensive care lag en/of dat zij geld nodig had om (met de taxi/bus) naar haar, verdachtes, ouders te gaan om de sleutel van haar huis op te halen,
waardoor [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
zij op of omstreeks 05 november 2011 in de gemeente Zwolle met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 20 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat haar, verdachtes, dochter ziek was en/of in het ziekenhuis lag en/of dat zij direct naar het ziekenhuis moest en/of dat zij geld nodig had om de taxi te betalen,
waardoor [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
zij op of omstreeks 13 januari 2012 in de gemeente Zwolle met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 20 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat zij, verdachte, de deur van haar woning had dichtgetrokken en haar portemonnee nog binnen lag en/of dat zij snel weg moest omdat haar, verdachtes, dochter in het ziekenhuis lag (met een longembolie) en/of dat zij geld nodig had om (met de taxi) naar het ziekenhuis te gaan,
waardoor [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6.
zij op of omstreeks 14 januari 2012 in de gemeente Zwolle met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 20 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat haar, verdachtes, dochter op de intensive care lag en/of dat zij met spoed naar het ziekenhuis moest en/of dat zij de deur van haar, verdachtes, woning had dichtgetrokken en haar sleutels in de woning had laten liggen en/of dat zij een taxi had gebeld (welke haar naar haar, verdachtes, ouders zou brengen) en/of dat zij graag 20 euro wilde hebben en het geld binnen 20 minuten aan die [slachtoffer 6] zou terugbrengen,
waardoor [slachtoffer 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De verdachte is onder parketnummer 07.650358-12 ten laste gelegd dat:
Primair
zij op of omstreeks 31 juli 2012 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij, verdachte, die [slachtoffer 7] op/tegen de rug heeft geschopt/getrapt en/of geslagen en/of (met kracht) heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 7] met zijn hoofd tegen een muur is gevallen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een forse hoofdwond (zogenaamde scalpeerwond, lengte circa 15
centimeter) met fors bloedverlies (circa 1 liter) en/of twee heftig bloedende vaatjes en/of een zichtbaar schedeldak en/of 35 hechtingen in het hoofd, tengevolge heeft gehad;
Subsidiair
zij op of omstreeks 31 juli 2012 in de gemeente Zwolle aan een persoon genaamd [slachtoffer 7], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een forse hoofdwond (zogenaamde scalpeerwond, lengte circa 15 centimeter) met fors bloedverlies (circa 1 liter) en/of twee heftig bloedende vaatjes en/of een zichtbaar schedeldak en/of 35 hechtingen in het hoofd), heeft toegebracht, door deze opzettelijk in/tegen de rug te trappen/schoppen/slaan en/of (met kracht) tegen het lichaam te duwen;
Meer Subsidiair
zij op of omstreeks 31 juli 2012 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 7]), in/tegen de rug heeft geschopt/getrapt/geslagen en/of (met kracht) geduwd, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een forse hoofdwond (zogenaamde scalpeerwond, lengte circa 15 centimeter) met fors bloedverlies (circa 1 liter) en/of twee heftig bloedende vaatjes en/of een zichtbaar schedeldak en/of 35 hechtingen in het
hoofd), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank nummert het bij dagvaarding met parketnummer 07.650358-12 ten laste gelegde feit als 7.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat het ten aanzien van verdachte ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, behoudens het
- onderdeel dat betrekking heeft op het gebruik van geweld in het onder 1 ten laste gelegde;
- onderdeel achter het tweede gedachtenstreepje in het onder 2 ten laste gelegde;
- onder 7 primair ten laste gelegde;
- opzet op zwaar lichamelijk letsel in het onder 7 subsidiair ten laste gelegde
en overigens met dien verstande dat zij in het onder 2 tot en met 6 ten laste gelegde telkens door een samenweefsel van verdichtsels verschillende personen heeft bewogen tot de afgifte van geld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het onder 1, 2 en 7 primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden. Met betrekking tot de overige ten laste gelegde feiten concludeert hij tot bewezenverklaring.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen onder 1, 7 primair en 7 subsidiair ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Ten aanzien van feit 1 is er onvoldoende steunbewijs voor het wegnemen van het geld en de datum waarop dit gebeurd zou zijn. Ten aanzien van feit 7 primair en subsidiair is er onvoldoende steunbewijs voor het wegnemen van de portemonnee en het (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte zal van de deze feiten worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 2 tot en met 6 en 7 meer subsidiair ten laste gelegde, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 6 en 7 meer subsidiair is sprake van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
- de aangifte van [slachtoffer 1] ;
- de aangifte van [slachtoffer 3] ;
- de aangifte van [slachtoffer 4] ;
- de aangifte van [slachtoffer 5] ;
- de aangifte van [slachtoffer 6] ;
- het verhoor van verdachte ;
- de aangifte van [slachtoffer 7] ;
- het verhoor van aangever [slachtoffer 7] en
- het verhoor van verdachte
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 tot en met 6 en onder 7 meer subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
2.
zij in de periode van 2010 tot en met 2011 in de gemeente Zwolle met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- meermalen tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd dat haar, verdachtes, kind ziek was en in het ziekenhuis lag en dat zij, verdachte geld nodig had om (met de taxi) naar het ziekenhuis te gaan, of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd dat zij gelijk geld nodig had omdat haar vriend beneden in de auto zat en haar zou doodschieten (met een jachtgeweer) als zij geen geld zou krijgen,
waardoor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
zij op 11 januari 2012 in de gemeente Zwolle met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (20 euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat zij de deur van haar woning had dichtgetrokken en geen sleutel had en dat zij snel weg moest omdat haar, verdachtes, vierjarige dochter op de intensive care lag en dat zij geld nodig had om (met de taxi/bus) naar haar, verdachtes, ouders te gaan om de sleutel van haar huis op te halen,
waardoor [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
zij op 05 november 2011 in de gemeente Zwolle met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (20 euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat haar, verdachtes, dochter ziek was en in het ziekenhuis lag en dat zij direct naar het ziekenhuis moest en dat zij geld nodig had om de taxi te betalen,
waardoor [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
zij op 13 januari 2012 in de gemeente Zwolle met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (20 euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat zij, verdachte, de deur van haar woning had dichtgetrokken en haar portemonnee nog binnen lag en dat zij snel weg moest omdat haar, verdachtes, dochter in het ziekenhuis lag (met een longembolie) en dat zij geld nodig had om (met de taxi) naar het ziekenhuis te gaan,
waardoor [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6.
zij op 14 januari 2012 in de gemeente Zwolle met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (20 euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat haar, verdachtes, dochter op de intensive care lag en dat zij met spoed naar het ziekenhuis moest en dat zij de deur van haar, verdachtes, woning had dichtgetrokken en haar sleutels in de woning had laten liggen en dat zij een taxi had gebeld (welke haar naar haar, verdachtes, ouders zou brengen) en dat zij graag 20 euro wilde hebben en het geld binnen 20 minuten aan die [slachtoffer 6] zou terugbrengen,
waardoor [slachtoffer 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
7. meer subsidiair
zij op 31 juli 2012 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 7]), met kracht heeft geduwd, tengevolge waarvan deze enig lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Van het onder 2 tot en met 6 en 7 meer subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT EN DE VERDACHTE
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte een beroep gedaan op noodweer ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte in paniek raakte toen [slachtoffer 7] aan haar borsten zat. Omdat op dat moment het misbruik door haar stiefvader in haar jeugd bij haar naar boven kwam heeft zij uit zelfverdediging [slachtoffer 7] een duw gegeven. Nu verdachte zich in een situatie van noodweer bevond, namelijk een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van haar lichaam, dient ze te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft verklaard dat een noodweersituatie niet past in zijn lezing van het verhaal. Volgens hem stond [slachtoffer 7] met zijn rug naar verdachte toen hij door haar getrapt werd, waardoor hij haar niet bij de borsten heeft kunnen pakken. Hij concludeert tot verwerping van het verweer.
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient voldoende aannemelijk te zijn dat verdachte in een ‘noodweersituatie’ verkeerde. Om van een dergelijke situatie te kunnen spreken, moet worden voldaan aan een aantal voorwaarden zoals vermeld in het eerste lid van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht, dat als volgt luidt: “Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.”
Verdachte heeft in dit kader ter zitting het volgende verklaard:
“Toen ik bij de eettafel vlakbij de achterdeur stond, zat [slachtoffer 7] in een keer aan mijn borsten. Direct kwam het misbreuk door mijn stiefvader in het verleden in flitsen bij mij naar boven. Ik heb [slachtoffer 7] een drukkerd, een duw, tegen zijn zijkant gegeven en ik ben in paniek weggerend.”
Op grond van de zich in het dossier van het opsporingsonderzoek van Regiopolitie IJsselland, Team Vreemdelingenpolitie, dossiernummer PL04BV/2012067200, bevindende foto’s van het letsel van [slachtoffer 7] , foto’s van de plaats delict , verklaringen van aangever [slachtoffer 7] zoals vermeld onder de bewijsoverwegingen en de verklaring van verdachte zoals hierboven weergegeven overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer 7] verklaart dat hij voorover gebogen stond toen hij een trap kreeg waardoor hij met zijn hoofd tegen de muur viel. De rechtbank is echter van oordeel dat dit niet past bij de hoogte van de plek waar [slachtoffer 7] de muur heeft geraakt - daar waar een pluk haar is achtergebleven - in combinatie met de plek van de wond op zijn achterhoofd. De rechtbank acht veeleer aannemelijk dat [slachtoffer 7] door een duw, of zoals verdachte stelt een drukkerd, tegen zijn voorzijde, achteruit is gestruikeld en achterover vallend met zijn achterhoofd de muur heeft geraakt.
Uitgaande van dit scenario acht de rechtbank ook aannemelijk het verhaal van verdachte dat [slachtoffer 7] met zijn handen haar borsten aanraakte. Dat verdachte hierdoor geconfronteerd werd met het misbruik in haar verleden acht de rechtbank eveneens aannemelijk, hierbij in ogenschouw nemend hetgeen hierover is opgenomen in het reclasseringsadvies d.d. 9 november 2012 van Tactus verslavingszorg en het Pro Justitia rapport d.d. 20 mei 2012. Nu de rechtbank niet is gebleken van een ander mogelijk scenario gaat zij er van uit dat verdachte zich in een situatie bevond van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding gericht tegen haar lichaam, waarin in beginsel zelfverdediging is toegestaan.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of de wijze waarop verdachte zich heeft verdedigd binnen de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit is gebleven. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag ontkennend beantwoord moet worden. Nu verdachte zo krachtig heeft geduwd dat ze de groot van omvang zijnde [slachtoffer 7] achterover heeft laten vallen, heeft ze de grenzen die gesteld worden aan de noodzakelijke verdediging overschreden. Temeer daar zij zich dichtbij de achterdeur bevond en een minder ferme duw in eerste instantie afdoende was geweest om zich tegen de handtastelijkheden van [slachtoffer 7] te verweren en zich daarna, zonodig, een weg uit de woning te verschaffen.
Een hevige gemoedsbeweging die het overschrijden van de grenzen van een redelijke verdediging zou verontschuldigen is niet aannemelijk geworden.
Er zijn geen (andere) feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Noch is er een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Het bewezene levert op:
2.
Oplichting, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 326 van het wetboek van Strafrecht,
3.
Oplichting,
strafbaar gesteld bij artikel 326 van het wetboek van Strafrecht,
4.
Oplichting,
strafbaar gesteld bij artikel 326 van het wetboek van Strafrecht,
5.
Oplichting,
strafbaar gesteld bij artikel 326 van het wetboek van Strafrecht,
6.
Oplichting,
strafbaar gesteld bij artikel 326 van het wetboek van Strafrecht,
7. meer subsidiair
Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het wetboek van Strafrecht,
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd, dat de verdachte veroordeeld zal worden tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden gedurende minimaal 1 jaar klinische behandeling bij OBC Berkelland te Rekken onder toezicht en begeleiding van de reclassering. Voorts vordert hij toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit matiging van de gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd, oplegging van de behandelverlichting zoals is geadviseerd door Tactus, partiële toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1], afwijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 7] en toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4].
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij zich op grootschalige wijze heeft schuldig gemaakt aan oplichtingpraktijken, waarbij zij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van haar veelal oudere slachtoffers. Verdachte heeft door middel van babbeltrucs een beroep gedaan op de goedgeefsheid van mensen en daarmee willekeurige slachtoffers geld afhandig gemaakt. Door haar optreden heeft verdachte het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens ernstig geschaad. In verdachtes nadeel houdt de rechtbank rekening met de berekenende wijze waarop zij te werk is gegaan en het feit dat, toen zij eenmaal geld had gekregen van slachtoffer [slachtoffer 1], zij meermalen juist naar hem en zijn vrouw is terug gegaan ter verkrijging van meer geldbedragen omdat zij daar, zoals zij zelf heeft verklaard, “een gemakkelijk adresje” had gevonden.
Ook de mishandeling acht de rechtbank een ernstig en naar feit.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 1 augustus 2012;
- een adviesrapport over de persoon van verdachte d.d. 9 november 2012, opgemaakt door T. Dol, reclasseringswerker Tactus verslavingszorg;
- een pro justitia rapport over de persoon van verdachte d.d. 20 mei 2012, opgemaakt door drs. S. Wijga, klinisch psycholoog / psychotherapeut.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte meermalen wegens vermogensdelicten en eenmaal voor een mishandeling, is veroordeeld tot werkstraffen die verdachte er echter niet van hebben weerhouden om zich daarna opnieuw aan vergelijkbare delicten schuldig te maken.
Uit de twee rapportages over de persoon van de verdachte en hetgeen zij ter terechtzitting van 13 november 2012 heeft verklaard, blijkt dat verdachte thans bereid is om haar leven anders in te richten. Ze wil stoppen met het gebruik van middelen en haar leven op een andere wijze inrichten. Ook wil ze ervoor gaan vechten dat ze weer zelf voor haar kinderen kan gaan zorgen.
Gelet op de ernst van de verslaving, de sociale desintegratie en de comorbide psychopathologie acht Tactus een klinische behandeling noodzakelijk om te interveniëren in de recidivekans. Zonder interventie schat Tactus de kans op recidive hoog in. Verdachte geeft ter terechtzitting aan dat zij inmiddels op de wachtlijst is geplaatst van een kliniek, te weten OBC Berkelland, Trajectum te Rekken.
Tegen deze achtergrond acht de rechtbank een gevangenisstraf van 15 maanden passend, met dien verstande dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, als verdachte gedurende een proeftijd van 2 jaren geen nieuwe strafbare feiten pleegt en zij de door de rechtbank aan de (voorwaardelijke) gevangenisstraf te verbinden bijzondere voorwaarden zoals aangegeven door Tactus, naleeft.
Op het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf zal de periode, die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering worden gebracht.
Met deze straf brengt de rechtbank enerzijds de ernst van het strafbare feit en het strafblad van verdachte tot uitdrukking, maar houdt zij anderzijds rekening met de leeftijd en de intentie van verdachte om haar leven te beteren en daartoe de bijzondere voorwaarden na te leven, die de rechtbank aan de (voorwaardelijke) gevangenisstraf zal verbinden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) in haar afwegingen betrokken.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] integraal toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van [slachtoffer 1] toe te wijzen tot een bedrag van € 200,-, de vordering van [slachtoffer 4] geheel toe te wijzen en de vordering van [slachtoffer 7] af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 4.250,- gevoegd in het strafproces, bestaande uit € 3.950,- materiële schade en € 300,- immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat – nu verdachte erkend heeft viermaal € 50,- van [slachtoffer 1] te hebben ontvangen – de materiële schade tot een bedrag van € 200,- een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk geworden en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 2 bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, aangezien niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft gepleegd en evenmin dat zij meer dan € 200,- heeft weggenomen.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 20,- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 20,-, vermeerderd met de wettelijk rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 4 bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
[slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 581,48,- gevoegd in het strafproces, bestaande uit € 105,85 ,- voor een nieuw rijbewijs, portemonnee en lidmaatschapspas van de ANWB; € 175,63 aan ambulancekosten en € 300,- aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 475,63 (ambulancekosten en immateriële schade) een rechtstreeks gevolg is van het onder 7 meer subsidiair bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 7 meer subsidiair bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, aangezien niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 7 primair ten laste gelegde heeft gepleegd.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Nu niet duidelijk is op welk vonnis de vordering met parketnummer 07.062339-09 precies ziet, zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Het onder 1, 7 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 2 tot en met 6 en 7 meer subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 2 tot en met 6 en 7 meer subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 6 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren:
- aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast wanneer de verdachte gedurende een proeftijd van 2 jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
- de verdachte zich op eerste uitnodiging van de reclassering aldaar zal melden en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- de verdachte zich gedurende minimaal 1 jaar van de proeftijd van 2 jaren onder behandeling zal stellen van OBC Berkelland, Stichting Trajectum te Rekken of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP, afdeling ifz, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen binnen het Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt (SGLVG) circuit.
Schadevergoeding
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te Zwolle, van een bedrag van € 200,- (zegge: tweehonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag waarop het onder 2 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, tot de dag van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 200,-, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan zijn vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te Zwolle, van een bedrag van € 20,- (zegge: twintig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 november 2011 (de dag waarop het onder 4 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd), tot de dag van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 20,-, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7], wonende te Zwolle, van een bedrag van € 475,63 (zegge: vierhonderdvijfenzeventig euro en drieënzestig cent) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 juli 2011 (de dag waarop het onder 7 meer subsidiair bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd), tot de dag van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 475,63, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan zijn vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
De rechtbank wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 07.062339-09.
Aldus gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mrs. F. Koster en M.A. Wijnands-Veninga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2012.