RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/650380-11(P)
Uitspraak: 4 december 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2012.
De verdachte is verschenen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Schoo.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 juni 2011 in de gemeente Hardenberg met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, (straat), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2), welk geweld bestond uit het meermalen, althans éénmaal, (terwijl die (slachtoffer 1) en/of die (slachtoffer 2) op de grond lag(en) en/of een trui over het hoofd van die (slachtoffer 2) werd getrokken) (hard/met kracht) (met de vuisten) stompen en/of slaan en/of schoppen en/of trappen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die (slachtoffer 1) en/of die (slachtoffer 2);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 juni 2011 in de gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n (te weten (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2)) meermalen, althans éénmaal, (terwijl die (slachtoffer 1) en/of die (slachtoffer 2) op de grond lag(en) en/of een trui over het hoofd van die (slachtoffer 2) werd getrokken) (hard/ met kracht) (met de vuisten) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen primair ten laste is gelegd.
Het standpunt van verdachte
De verdachte heeft voor wat betreft het bewijs geen verweer gevoerd en heeft benadrukt dat hij vooral met (slachtoffer 2) gevochten heeft.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
De rechtbank overweegt dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
- de verklaring van aangever (slachtoffer 1)
- het letselrapport van S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts GGD IJsselland ;
- de verklaring van aangever (slachtoffer 2) ;
- de verklaring van getuige (naam 1) ;
- de bekennende verklaring van verdachte .
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op 05 juni 2011 in de gemeente Hardenberg met anderen, op de openbare weg, (straat), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2), welk geweld bestond uit het meermalen, (terwijl die (slachtoffer 1) en/of die (slachtoffer 2) op de grond lag(en) en/of een trui over het hoofd van die (slachtoffer 2) werd getrokken) (hard/met kracht) (met de vuisten) stompen en/of slaan en/of schoppen en/of trappen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die (slachtoffer 1) en/of die (slachtoffer 2).
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, onder meer inhoudende het volgen van de Training Alcohol en Geweld.
Het standpunt van verdachte
De verdachte heeft aangevoerd dat hij van gevangenisstraf niet beter zal worden, mede gelet op de gevolgen die dit voor zijn werk zal hebben. Verdachte vraagt de rechtbank er rekening mee te houden dat hij wil meewerken aan de door de reclassering geadviseerde training alcohol en geweld.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
Verdachte heeft zich in de nacht van 4 op 5 juni 2011 samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld. Zij hebben gewelddadige handelingen verricht tegen meerdere personen, waarbij verdachte onder meer aangever (slachtoffer 2) meerdere vuistslagen in het gezicht heeft gegeven, die (slachtoffer 2) zijn trui over zijn hoofd heeft getrokken en die (slachtoffer 2) – terwijl hij op de grond lag – vijf tot tien keer met kracht in zijn ribben heeft getrapt. Aangever (slachtoffer 1) heeft tengevolge van het geweld dat tegen hem die avond is uitgeoefend ernstig letsel opgelopen. Het achterste werveluitsteeksel van de zesde halswervel is afgebroken. In verband met het verwachte langdurig herstel vanwege aanhoudende klachten van nek, rug en schouders is het slachtoffer verwezen naar een revalidatiearts.
Dit soort uitgaansgeweld heeft een enorme impact op de samenleving in het algemeen. Het gevoel van onveiligheid neemt door dergelijke incidenten steeds grotere vormen aan. Het feit dat verdachte zich, zoals hij naar voren heeft gebracht, voornamelijk met aangever (slachtoffer 2) heeft bezig gehouden, zal geen strafmatigend effect kunnen hebben alleen al niet nu het door verdachte op (slachtoffer 2) uitgeoefende geweld zeer fors is te noemen en hij juist door zijn aanwezigheid en optreden een zeer wezenlijke bijdrage in het geheel aan geweldshandelingen – waarvan ook aangever (slachtoffer 1) het slachtoffer is geworden - heeft geleverd.
Uit het adviesrapport d.d. 16 mei 2012, opgemaakt door D.M. Hagens, reclasseringswerker Reclassering Nederland is gebleken dat er op meerdere leefgebieden geen problemen zijn. Het delict heeft plaatsgevonden in het bijzijn van vrienden en verdachte was onder invloed van alcoholhoudende drank, hetgeen risicofactoren voor verdachte zijn. In situaties van uitgaan, alcohol en vrienden lijkt verdachte zichzelf niet meer te kunnen beheersen en vervalt hij in agressief gedrag. Daarnaast heeft verdachte geen probleembesef ten aanzien van het delict. Op grond van het bovenstaande en het recidiverisico is een gedragsinterventie, Training Alcohol en Geweld, geïndiceerd.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd aangezien zij, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden en de jonge leeftijd van verdachte, geen aanleiding ziet om een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen. Wel zal de rechtbank verdachte een forse, deels voorwaardelijke werkstraf opleggen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking de ernst van het letsel bij slachtoffer (slachtoffer 1) en de omstandigheid dat verdachte – intensief en met kracht op het slachtoffer heeft ingetrapt, terwijl het slachtoffer op dat moment weerloos op de grond lag.
De rechtbank houdt er voorts in strafverzwarende zin rekening mee dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 oktober 2012 eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en in 2010 door de kinderrechter is veroordeeld ter zake van een geweldsdelict.
Om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst – al dan niet onder invloed van alcohol – opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten zal de rechtbank aan verdachte ook bijzondere voorwaarden opleggen, waaronder het volgen van de Training alcohol en geweld.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Van de taakstraf zal een gedeelte, groot 60 uren, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren:
- aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast wanneer de verdachte gedurende een proeftijd van twee jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
- de verdachte zich op eerste uitnodiging van de reclassering aldaar zal melden en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- de verdachte gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een Training alcohol en geweld aangeboden door Tactus of soortgelijke instelling waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de verdachte zullen worden gegeven.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en L.J. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2012.