ECLI:NL:RBZLY:2012:BY5794

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-650381-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging tegen personen tijdens uitgaansgeweld in Hardenberg

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 4 december 2012 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld in vereniging tegen twee slachtoffers op 5 juni 2011 in Hardenberg. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft zich schuldig gemaakt aan geweldsdelicten waarbij de slachtoffers, terwijl zij op de grond lagen, meermalen zijn geslagen en geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft verklaard dat hij betrokken was bij een vechtpartij die ontstond na een eerdere confrontatie in een Poolcentrum. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen in overweging genomen, evenals de verklaring van de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, zoals strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn jonge leeftijd en het beperkte strafblad. De rechtbank heeft een taakstraf van 200 uren opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk, en bijzondere voorwaarden gesteld om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De rechtbank heeft benadrukt dat uitgaansgeweld een grote impact heeft op de samenleving en dat dergelijk gedrag niet getolereerd kan worden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/650381-11(P)
Uitspraak: 4 december 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. ing. M.J. Jansma, advocaat te Kampen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Schoo.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 juni 2011 in de gemeente Hardenberg met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, (straat), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (naam slachtoffer 1) en/of (naam slachtoffer 2), welk geweld bestond uit het meermalen, althans éénmaal, (terwijl die (naam slachtoffer 1) en/of die (naam slachtoffer 2) op de grond lag(en) en/of een trui over het hoofd van die (naam slachtoffer 2) werd getrokken) (hard/met kracht) (met de vuisten) stompen en/of slaan en/of schoppen en/of trappen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die (naam slachtoffer 1) en/of die (naam slachtoffer 2);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 juni 2011 in de gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n (te weten (naam slachtoffer 1) en/of (naam slachtoffer 2)) meermalen, althans éénmaal, (terwijl die (naam slachtoffer 1) en/of die (naam slachtoffer 2) op de grond lag(en) en/of een trui over het hoofd van die (naam slachtoffer 2) werd getrokken) (hard/ met kracht) (met de vuisten) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde (naam slachtoffer 1) en/of (naam slachtoffer 2) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSOVERWEGINGEN
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen primair ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de tenlastegelegde handelingen, voor zover betrekking op het schoppen en/of trappen door de medeverdachten terwijl de aangevers op de grond lagen, niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, nu verdachte ten tijde van dat uitgeoefende geweld zich had gedistantieerd. De raadsman concludeert dat er alleen een bewezenverklaring kan volgend met betrekking tot het stompen/of slaan van de aangevers.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
(naam slachtoffer 1) heeft aangifte van zware mishandeling gedaan en onder meer het volgende verklaard:
“(…) Op zondag 5 juni 2011, tussen 00:00 uur en 00:30 uur, ben ik samen met een stel vrienden naar Poolcentrum aan (straat) in Hardenberg gegaan. (…) Op het moment dat wij het pand verlieten keek ik even naar beneden omdat ik wat uit mijn zak wilde halen. Toen ik opkeek zag ik dat daar ongeveer vier a vijf mannen voor mij staan die tussen de 20 en 25 jaar waren. Het zag er direct al heel dreigend uit. (…) Ineens werden (naam) en ik aangevallen door de groep. Om mij af te weren heb ik een van deze personen, die van links kwam, met mijn linkerarm van mij afgeduwd. Ik zag uit mijn ooghoeken dat hij viel en hoorde tegelijkertijd het geluid van brekend glas. Direct erna werd ik in de rug aangevallen. Hierdoor wankelde ik naar voren en een persoon die voor mij stond belaagde mij ook weer waardoor ik op de grond viel. Ik zag toen dat (naam) ook al door de groep op de grond lag. Ik wilde opstaan om hem te helpen, maar werd ook weer naar de grond gewerkt. Ik ben toen, om mijzelf te beschermen, op de grond blijven liggen en heb met mijn armen mijn hoofd afgeschermd. Uit mijn ooghoeken zag ik dat (naam) hetzelfde deed. We werden getrapt en geslagen vanuit alle hoeken. (…) Op een bepaald moment voelde ik dat ik niet meer geslagen of geschopt werd en ben toen gaan opstaan. Uit zelfverdediging viel ik ook en persoon aan, maar toen kwam de hele groep weer op mij af en dit herhaalde zich nog een keer. (...)” .
Uit het letselrapport opgemaakt door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts GGD IJsselland blijkt onder meer dat bij aangever (naam slachtoffer 1) het achterste werveluitsteeksel van de zesde halswervel is afgebroken. Er is letsel veroorzaakt door massief inwerkend stomp geweld op nek en rug. Naar verwachting is het herstel langdurig vanwege de aanhoudende klachten van nek, rug en schouders; aangever is hiervoor verwezen naar een revalidatiearts. Bij ernstige kneuzing van nek en nekspieren - zoals bij het letsel van aangever – treedt zeer vaak zeer langdurig pijn in de nek en – compensatoir door spierverkramping – ook van de schouders en bovenste deel van de rug op.
Ook (naam slachtoffer 2) heeft op 14 juni 2012 aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard:
“(…) Op zaterdag 4 juni 2011 ben ik naar het poolcentrum aan (straat) in Hardenberg gegaan. (…) Ik denk dat het omstreeks 02.30 uur was dat ik met (naam slachtoffer 1) en (naam 2) naar buiten ben gegaan, we wilden naar huis. Buiten voor de pool hoorde ik geschreeuw, ik stak een sigaret op en toen kwamen er meerdere jongens op mij afrennen. Ik had geen idee wat er ging gebeuren, maar iemand trok mijn trui omhoog, over mijn hoofd. Ik zag gelijk niets meer. Ik kreeg gelijk een harde klap op mijn jukbeen. Dat deed pijn en doet nu nog pijn. Ik viel ook op de grond. Toen ik op de grond lag kreeg ik klappen of trappen in mijn ribben. Dat deed ook ontzettend pijn. Ik kreeg ook een klap op de mond waardoor de tand door de lip kwam. Ik trok mij zelf weer de trui van het hoofd en ging staan, toen zag ik (naam slachtoffer 1) op de grond liggen. Hij werd geslagen en getrapt door misschien wel 6 of 7 jongens. (…)” .
De rechtbank begrijpt dat wanneer (hierna) gesproken wordt over (verdachte), dat het verdachte betreft.
Getuige (naam 10) heeft onder meer het volgende verklaard:
“(…) Op zaterdag 5 juni 2011 heb ik eerst thuis gezeten met een stuk of 15 vrienden. Omstreeks 00:30 uur zijn wij met een aantal van hen naar het poolcentrum gegaan. Ik ben er met (naam 5), (naam 6), (naam 7) en (naam 8) naartoe gegaan. (verdachte) met zijn vrienden waren al bij de pool. (…) (naam 6) en (verdachte) liepen voorop, ik en de rest liep er een 20 meter achter. (naam 5) en (naam 6) waren al bij (…) de hoek om toen wij al stoelen hoorden schuiven. Ik dacht het is gelijk al raak, we zijn gelijk de hoek omgerend. (naam 5) en (naam 6) waren allebeide aan het slaan met elk een man. Ze sloegen elkaar over en weer. Een jongen kwam bij(naam 5) los en die liep weg, maar bleef wel uitdagend staan. Op dat moment ging ik tussen (verdachte) en die man staan. Ik zei tegen hem dat hij weg moest gaan en ik zei tegen (naam 5) dat wij naar huis moesten gaan. (naam 6) was op dat moment nog met die andere man aan het trekken. (...) Op het moment dat ik tussen die man en (verdachte) stond, liep die man om mij heen en drukte (naam 5) aan, die struikelde over zijn eigen benen. (naam 5) had al die tijd een bierflesje in zijn hand en viel in zijn eigen flesje. (naam 5) trok een stuk glas uit zijn pols. Zijn pols bloedde heel erg. (naam 5) sloeg nog eerst uit woedde de jongen die hem overgedrukt had. Hij raakte die man op zijn schouder. (…)”.
Medeverdachte (naam 5) heeft het volgende verklaard:
“(…) Ik was erg boos omdat ze (naam 6) klappen gegeven hadden. (…) Samen hebben we besloten om terug te gaan. (…)Er is wel gezegd onder elkaar dat we terug zouden gaan om ze een portie klappen te geven. (…) (naam 5) en (naam 6) en ik liepen voorop. We waren erg opgefokt en liepen steeds harder. (…)(naam 5) en (naam 6) zijn buitenom het terras van (…) naar (naam 9) en zijn 2 vrienden gelopen. Ik ben aan de binnenkant van het terras, dus voor (….) langs gelopen naar die jongens. (…) Ik zag dat (naam 9) probeerde (naam 6) te slaan. Volgens mij miste hij. (naam 6) sloeg die (naam 9) op zijn gezicht, (naam 6) sloeg met de vuist. Daarna sloeg (naam 5) dezelfde jongen ook in het gezicht. Ondertussen stond ik achter de jongens. Toen (naam 5) hem sloeg werd (naam 6) nog een keer geslagen door die (naam 9). (naam 5) wilde nog een keer slaan en ik zag dat hij op de grond viel. (…) Ik kwam van achteren en trapte die (naam 9) in zijn rechter zij. (…) Ondertussen lag (naam 5) op de grond en had een flinke snee in zijn hand. Het was daardoor even rustig. (…). Ik zag dat die (naam 9) weer begon te schreeuwen tegen (naam 6): “Kom maar, ik maak je af”, en dat soort dingen. (…) Ik zag dat (naam 6) in de richting van (naam 9) liep en zei:”Kom maar.” Toen werd er weer over en weer geslagen tussen (naam 6) en (naam 9). (…) Plotseling hoorde ik (naam 5) schreeuwen dat hij geen slagaderlijke bloeding had. Ik zag dat (naam 5) toen ook naar (naam 9) liep en hem een vuistslag op zijn gezicht gaf. (…) (naam 6) heeft die (naam 9) ook nog een paar keer geslagen. Op een gegeven moment viel die (naam 9) op de grond. (…) Ik ben er naartoe gelopen en heb hem een trap in zijn zij gegeven terwijl hij op de grond lag. (naam 6) heeft hem toen ook getrapt in zijn andere zij, terwijl (naam 9) op de grond lag. Die (naam 9) kon toen niets terug doen omdat hij op de grond lag.
(…): Gisteren noemde je de naam (naam 9). (…)
(…): Ja dat klopt. De avond van de vechtpartij wist ik geen namen. Later hoorde ik dat de jongen (naam 9) zou heten maar ook de naam (naam 1) heb ik gehoord. Welke naam ik ook noem, ik bedoel daarmee de jongen die ik heb aangewezen op de foto. Ik noem deze jongen vanaf nu (naam 1).
Medeverdachte (naam medeverdachte) heeft het volgende verklaard:
“Ik liep meteen naar die man toe, die mij in de pool had geslagen. Ik gaf hem meteen vuistslagen in het gezicht, misschien wel 10 keer. Hierbij ging zijn trui over zijn hoofd en kwam hij ook nog op de grond te vallen. Ik heb hem nog in zijn ribben getrapt, misschien wel 5 of 10 keer. Ik heb hem hard getrapt want ik was kwaad.
(…): Wat deden de anderen?
(…): Mijn broer (verdachte) sloeg dezelfde man op zijn gezicht. Hij sloeg hem een paar keer maar ik weet niet hoe vaak.
De verdachte heeft verklaard dat hij onder meer samen met de medeverdachten terug is gegaan naar het Poolcentrum en dat daar een vechtpartij is ontstaan tussen de twee groepen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij de jongen tweemaal heeft geslagen die hem kort daarvoor had geslagen waardoor verdachte op de grond was gevallen.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de tenlastegelegde handelingen, voor zover betrekking op het schoppen en/of trappen door de medeverdachten terwijl de aangevers op de grond lagen, niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, nu verdachte zich ten tijde van dat geweld al had gedistantieerd en daardoor vanaf dat moment geen aandeel meer heeft gehad in het gepleegde openlijk geweld. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank gebleken dat verdachte samen met de medeverdachten doelbewust naar het Poolcentrum terug is gegaan om verhaal te halen omdat een van de medeverdachten eerder die avond in het Poolcentrum zou zijn geslagen. De verdachte en de twee medeverdachten hebben hiermee welbewust de confrontatie opgezocht en aldus heeft de verdachte de groep waartoe hij behoorde getalsmatig versterkt. Bij het Poolcentrum aangekomen is het tot een vechtpartij gekomen tussen de groep van verdachte en de slachtoffers. Verdachte is kort na het uitbreken van de vechtpartij ten val gekomen. Tijdens deze val is hij met zijn hand in een stuk glas gevallen en heeft hij een verwonding aan zijn pols opgelopen. Uit de verklaringen van (naam 10) en medeverdachten (naam 5) en (naam medeverdachte) volgt dat verdachte ook voorafgaand aan zijn val geweld heeft uitgeoefend in de richting van de slachtoffers. Medeverdachte (naam 5) heeft verklaard dat het na de val van verdachte even rustig was, maar dat er vervolgens opnieuw een confrontatie tussen (naam slachtoffer 1) en verdachten ontstond. Verdachte is – naar eigen zeggen – omhoog gekomen en is toen vol in de verdediging gegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij er ‘vol op geslagen heeft’. Enkele ogenblikken later kon verdachte in verband met hevig bloedverlies door de verwonding aan zijn pols niet langer deelnemen aan de vechtpartij.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte substantieel heeft bijgedragen aan de geweldshandelingen richting de slachtoffers, dat verdachte (vervolgens) op enig moment een hevig bloedende wond aan zijn pols opliep, dat hij zich kort daarna niettemin nog heeft bemoeid met het opnieuw oplaaiende gevecht maar dat hij als gevolg van de opgelopen verwonding niet in staat was verder te vechten. Het was dus niet een bewuste keuze van verdachte om zich te distantiëren van het gepleegde geweld tegen de slachtoffers. Gelet hierop, alsmede gelet op het gezamenlijk plan van verdachte en de twee medeverdachten om verhaal te halen, het gezamenlijk initiëren van de vechtpartij en de escalatie die daarop is gevolgd waarbij verdachte zich bepaald niet onbetuigd heeft gelaten, acht de rechtbank verdachte in strafrechtelijke zin mede aansprakelijk voor het openlijk geweld gepleegd tegen (naam slachtoffer 1) en (naam slachtoffer 2) door de twee medeverdachten, welke geweld mede ook heeft bestaan uit het schoppen en trappen van de slachtoffers. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op 05 juni 2011 in de gemeente Hardenberg met anderen, op de openbare weg, (straat), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (naam slachtoffer 1) en/of (naam slachtoffer 2), welk geweld bestond uit het meermalen, (terwijl die (naam slachtoffer 1) en/of die (naam slachtoffer 2) op de grond lag(en) en/of een trui over het hoofd van die (naam slachtoffer 2) werd getrokken) (hard/met kracht) (met de vuisten) stompen en/of slaan en/of schoppen en/of trappen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die (naam slachtoffer 1) en/of die (naam slachtoffer 2).
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, onder meer inhoudende het volgen van de Training Alcohol en Geweld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd bij oplegging van een straf rekening te houden met het geringere aandeel van verdachte in het geweld. Verdachte is militair en een veroordeling kan aanzienlijke consequenties voor hem hebben. De raadsman verzoekt een op te leggen straf te beperken tot een geldboete en een kleine taakstraf waarvan een gedeelte voorwaardelijk, als stok achter de deur en opdat verdachte in de gelegenheid kan worden gesteld deel te nemen aan de training Alcohol en Geweld.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
Verdachte heeft zich in de nacht van 4 op 5 juni 2011 samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld. Ze hebben gewelddadige handelingen verricht tegen meerdere personen. Dit soort uitgaansgeweld heeft een enorme impact op de samenleving in het algemeen. Het gevoel van onveiligheid neemt door dit soort incidenten steeds grotere vormen aan.
Uit het adviesrapport d.d. 16 mei 2012, opgemaakt door J. de Jong-Stoel, reclasseringswerker Reclassering Nederland is gebleken dat er op meerdere leefgebieden geen problemen zijn. Er is een sterke relatie tussen het delict en het gebruik van alcoholhoudende drank. Alcohol heeft op verdachte een ontremmende werking. Mede gelet op het recidiverisico acht rapporteur een gedragsinterventie, Training Alcohol en Geweld, geïndiceerd.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd aangezien zij, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden, het beperkte strafblad en de jonge leeftijd van verdachte, geen aanleiding ziet om een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen. Wel zal de rechtbank verdachte een forse, deels voorwaardelijke, werkstraf opleggen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking de ernst van het letsel bij slachtoffer (naam slachtoffer 1), onder andere bestaande uit een afgebroken halswervel. Ook laat de rechtbank meewegen dat verdachte tijdens de vechtpartij een behoorlijke verwonding aan zijn pols heeft opgelopen en daardoor in het complex van geweldshandelingen uiteindelijk een kleiner (fysiek) aandeel heeft gehad dan zijn twee medeverdachten, hetgeen evenwel aan verdachtes medeverantwoordelijkheid voor het ontstaan en voortduren van de gewelddadige situatie.in het geheel niet afdoet.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 oktober 2012 eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst – al dan niet onder invloed van alcohol – opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten zal de rechtbank aan verdachte ook bijzondere voorwaarden opleggen, waaronder de Training alcohol en geweld
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 200 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Van de taakstraf zal een gedeelte, groot 60 uren, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren:
- aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast wanneer de verdachte gedurende een proeftijd van twee jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
- de verdachte zich op eerste uitnodiging van de reclassering aldaar zal melden en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- de verdachte gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een Training alcohol en geweld aangeboden door Tactus of soortgelijke instelling waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de verdachte zullen worden gegeven.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en L.J. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2012.