RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummers: 07.663219-12 en 07.186741-11 (+ tul 07.653153-10) (P)
Uitspraak: 13 november 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[Verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres],
thans verblijvende in [adres]
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.B. Kleerekooper, advocaat te Hoenderloo.
Als officier van justitie was aanwezig mr. M.C. Jongtien.
Verdachte, beheerst de Nederlandse taal niet of niet voldoende, zodat het onderzoek ter terechtzitting plaatsvindt met bijstand van de heer [tolk], geregistreerd en beëdigd tolk in de Koerdische taal. Al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door de tolk vertaald.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 07.663219-12 en 07.186741-11 tegen de verdachte aangebrachte zaken.
De verdachte is onder parketnummer 07.663219-12 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 april 2012, althans in de periode van 20 april 2012 tot en met 04 mei 2012 in de gemeente Deventer, althans in Nederland en/of in te Bern in Zwitserland, opzettelijk een minderjarige, te weten [persoon 1], geboren [geboren], heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte die [persoon 1] in strijd met de afspraken meegenomen naar Zwitserland en niet teruggebracht naar zijn moeder;
2.
hij op of omstreeks 23 april 2012, althans in de periode van 20 mei 2012 tot en met 04 mei 2012 in de gemeente Deventer, althans in Nederland en/of te Bern, althans in Zwitserland opzettelijk een persoon, genaamd [persoon 1], geboren [geboren], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk een ander of anderen, te weten [persoon 2] en/of de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND), te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft verdachte die minderjarige [persoon 1] niet teruggebracht naar genoemde [persoon 2] (de moeder) en met die [persoon 1] naar Zwitserland, althans naar het buitenland is afgereisd of vertrokken, teneinde die moeder te dwingen contact op te nemen met de IND voor het verkrijgen en/of regelen van een verblijfsvergunning voor Europa/Nederland;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 04 mei 2012 tot en met 13 mei 2012 in de gemeente Deventer, althans in Nederland en/of te Bern, althans in Zwitserland [persoon 2] en/of [persoon 1] meermalen, althans éénmaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte meermalen, althans éénmaal telefonisch opzettelijk dreigend tegen voornoemde [persoon 2] gezegd: "Ik niet leven, [persoon 1] ook niet leven" en/of "Je zou mij toch helpen, help je mij nog, anders zou in voor acht jaar de gevangenis in moeten", althans dergelijke woorden van dreigende aard of strekking;
De verdachte is onder parketnummer 07.186741-11 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 juli 2011 in de gemeente Deventer, [persoon 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk met een dreigende houding/blik ten opzichte van en/of zichtbaar voor voornoemde [persoon 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik weet wat er over een week met mijn leven gaat gebeuren. Ik maak jou kapot." en/of "Ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat het ten aanzien van verdachte onder 1 van parketnummer 07.663219-12 en onder parketnummer 07.186741-11 ten laste gelegde bewezen wordt verklaard en dat verdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 van parketnummer 07.663219-12 ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen onder 2 en 3 van parketnummer 07.663219-12 en van hetgeen onder parketnummer 07.186741-11 is ten laste gelegd. Hij concludeert tot bewezenverklaring van hetgeen onder 1 van parketnummer 07.663219-12 is ten laste gelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen onder 2 en 3 van parketnummer 07.663219-12 ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 van parketnummer 07.663219-12 en het onder parketnummer 07.186741-11 ten laste gelegde, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 van parketnummer 07.663219-12 ten laste gelegde:
Op 26 april 2012 heeft [persoon 2] aangifte gedaan waarbij zij onder meer het volgende verklaarde:
(…) Ik heb in februari 2005 een relatie gekregen met [verdachte]. (…) Wij hebben samen twee kinderen gekregen. Dit zijn [persoon 1], geboren op [geboren] in Deventer en [persoon 4], geboren op [geboren] in Deventer. (…) Ik heb gedurende onze relatie het ouderlijk gezag gekregen van mijn twee kinderen. (…)
Op 10 mei 2012 heeft [persoon 2] aangifte gedaan waarbij zij onder meer het volgende verklaarde:
(…) Op vrijdag 20 april 2012 heeft [persoon 1] bij mij opgehaald met dien verstande dat [persoon 1] na een nachtje en een dag bij [verdachte] weer bij mij terug zou worden gebracht. Ik heb vervolgens bijna twee weken geen teken van leven vernomen van [verdachte] en [persoon 1] en was er van overtuigd dat [verdachte] [persoon 1] wilde meenemen naar Irak en dus had ontvoerd. (…) Op vrijdag 4 mei 2012 heeft [verdachte] dan eindelijk telefonisch contact met mij opgenomen. (…) Ik heb na die gesprekken een aantal uren geen contact meer gehad met [verdachte] en hoorde in de loop van de nacht van vrijdag op zaterdag dat [persoon 1] in veiligheid was gebracht en dat [verdachte] was aangehouden door de Zwitserse politie. (…)
Op 8 mei 2012 is getuige/benadeelde [persoon 1] gehoord waarbij onder meer het volgende is verklaard:
(…)
I = Interviewer
G = [persoon 1]
(…)
I: Toen ‘s morgens moest je gelijk opstaan en toen zei pappa: “wat is er gebeurd”en toen zei pappa “we gaan hier niet meer wonen, we gaan naar Zwitserland”.
G: Ja
I: Wat vond je daarvan dat pappa dat zei?
G: Nou vond ik niet leuk hoor want ik wou naar mijn moeder terug.
(…)
Verdachte heeft op 5 juni 2012 onder meer het volgende verklaard:
(…) Ik heb op vrijdagavond 20 april 2012 [persoon 1] opgehaald. (…) Later die avond heb ik [persoon 2] nog gesproken. Toen heb ik haar gezegd dat ik via Rotterdam naar Brussel en dan naar Zwitserland zou gaan. [persoon 2] dacht dat ik een grapje maakte en ze zei nog dat [persoon 1] de Nederlandse nationaliteit heeft. (…) Ik heb tegen [persoon 1] gezegd dat ik in Nederland niet mocht blijven en ik heb hem gezegd dat we naar Zwitserland zouden gaan om daar een verblijfsvergunning aan te vragen. (…) Ik ben naar Zwitserland gegaan als een soort van wanhoopsdaad. (…) Ik wilde daar een nieuw leven starten, samen met mijn zoon. (…)
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [persoon 2], op het moment van meenemen van zoon [persoon 1] door verdachte op 20 april 2012, gezamenlijk het wettig gezag over hun beide kinderen uitoefenden.
Onder "onttrekken" in de zin van artikel 279 van het Wetboek van strafrecht moet volgens de Hoge Raad worden verstaan: elk doen verkeren van de minderjarige buiten het wettig gezag. Het ‘onttrekken’ kan zowel bestaan uit het wegvoeren als uit het onttrokken houden van deze minderjarige aan het wettig gezag. Degene die samen met een ander het gezag over een minderjarige uitoefent kan desondanks deze minderjarige aan het gezag van die ander onttrekken als één der gezagsdragers het kind doet verblijven op een voor de andere gezagsdrager - onbekende - verblijfplaats en het in strijd met eerder gemaakte afspraken niet aan de andere gezagsdrager afgeeft.
Verdachte heeft aldus zoon [persoon 1] onttrokken aan het gezag van [persoon 2], omdat hij gedurende de periode van 20 april tot en met 4 mei 2012 aan laatstgenoemde de mogelijkheid onthield op enigerlei wijze zijn gezag over zoon [persoon 1] uit te oefenen.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 van parketnummer 07.663219-12 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder parketnummer 07.186741-11 ten laste gelegde:
Op 11 augustus 2011 heeft [persoon 2] [persoon 2] aangifte gedaan waarbij zij onder meer het volgende verklaarde:
(…) Omdat [verdachte] de vader is van mijn kinderen, en hij ook de kinderen wil zien heb ik een afspraak met hem gemaakt op zondag 31 juli 2011 in het [adres]. (…) Mijn vriendin [persoon 5] was getuige van deze gebeurtenis. (…) Toen ik in het [adres] contact had met [verdachte] bedreigde [verdachte] mij met de dood. (…) [verdachte] zei tegen mij dat hij over een week zou weten wat er met zijn leven zou gebeuren. Ik zei toen tegen [verdachte], “wat gaat er over een week gebeuren”. [verdachte] zei mij de volgende woorden. “Ik maak jou kapot”. Ik zag hierbij dat er erg veel haat in zijn ogen had. Door de blik in zijn ogen werd ik erg bang voor [verdachte]. (…) [verdachte] is zeker in staat om zijn dreigementen ten uitvoer te brengen. (…)
Getuige [persoon 5] heeft op 11 augustus 2011 onder meer het volgende verklaard:
(…) Ik ben dus meegegaan naar dat park en was bij de ontmoeting tussen [verdachte] en [persoon 2]. (…) Ik zag dat [verdachte] boos werd. Hij keek agressief uit zijn ogen en ik hoorde hem zeggen: “Ik maak je kapot”. (…) Ik kon niet anders dan vast stellen dat hij het echt meende. Dat straalde hij helemaal uit. (…)
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 07.186741-11 ten laste gelegde.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 van parketnummer 07.663219-12 en onder parketnummer 07.186741-11 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
07.663219-12
1:
hij in de periode van 20 april 2012 tot en met 04 mei 2012 in de gemeente Deventer, in Nederland en te Bern in Zwitserland, opzettelijk een minderjarige, te weten [persoon 1], geboren [geboren], heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag, immers heeft verdachte die [persoon 1] in strijd met de afspraken meegenomen naar Zwitserland en niet teruggebracht naar zijn moeder.
07.186741-11:
hij op 31 juli 2011 in de gemeente Deventer, [persoon 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk met een dreigende blik ten opzichte van voornoemde [persoon 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik weet wat er over een week met mijn leven gaat gebeuren. Ik maak jou kapot.".
Van het onder 1 van parketnummer 07.663219-12 en onder parketnummer 07.186741-11 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
parketnummer 07.663219-12,
1:
Opzettelijk onttrekken van een minderjarig aan het wettig gezag, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is,
strafbaar gesteld bij artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht,
parketnummer 07.186741-11:
Bedreiging met zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd, dat de verdachte veroordeeld zal worden tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden onder aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, toewijzing van de vordering benadeelde partij met oplegging van de schademaatregel en toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging op grond van de vrijspraak die hij voor het onderliggende feit aan de orde acht, toewijzing van de vordering benadeelde partij minus het bedrag van € 200,- dat ziet op rechtsbijstand voor een eerder gevoerde familierechtelijke procedure en matiging van de op te leggen straf.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige strafbare feiten. De bedreiging van zijn ex-echtgenoot betreft een feit uit juli 2011, maar dat het meer dan een jaar geleden is maakt het niet minder ernstig. Meer recent heeft hij zijn minderjarige zoon onttrokken aan het wettig over hem gestelde gezag door hem, zonder medeweten en toestemming van de moeder, mee te nemen naar Zwitserland en daar, gedurende een periode van veertien dagen bij zich te houden terwijl hij een asielprocedure opstartte. Door aldus te handelen heeft hij het voor de moeder onmogelijk gemaakt haar taak als één van degenen die met het gezag was belast uit te voeren, hetgeen haar, naar de rechtbank heeft kunnen afleiden uit de door de moeder opgestelde stukken die zich in het dossier bevinden en haar verklaring ter terechtzitting, emotioneel zeer heeft aangegrepen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 28 september 2012. In dat rapport is onder meer naar voren gekomen dat de reclassering het recidiverisico hoog inschat. Volgens de reclassering heeft verdachte een gebrekkig zelfinzicht en zal hij steeds weer een poging doen om in Nederland te mogen blijven. Hij weigert Nederland te verlaten zonder zijn kinderen. De kans dat hij daarom probeert hen mee te nemen blijft aanwezig, helemaal omdat hij in de veronderstelling verkeert dat dit is toegestaan door de IND.
De rechtbank heeft voorts als strafverzwarende omstandigheid in aanmerking genomen de justitiële documentatie d.d. 26 september 2012 waaruit blijkt dat verdachte in november 2010 is veroordeeld voor het plegen van huiselijk geweld binnen dezelfde familie-verhoudingen als die waarbinnen de onderhavige feiten zich hebben afgespeeld.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [persoon 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.359,55 gevoegd in het strafproces. Ter terechtzitting heeft verdachte bij monde van zijn raadsman laten weten akkoord te gaan met betaling van het gehele bedrag, met uitzondering van de € 200,- die ziet op een familierechtelijke procedure. De rechtbank neemt derhalve als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, voor vaststaand aan dat de benadeelde partij [persoon 2] als gevolg van het hiervoor onder 1 van parketnummer 07.663219-12 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.159,55, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 1 van parketnummer 07.663219-12 bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Voor dat deel van de vordering, dat ziet op de familierechtelijke procedure, te weten een bedrag van € 200,-, zal de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen, nu de burgerlijke rechter hieromtrent reeds als beslissing heeft gegeven, dat de proceskosten dienen te worden gecompenseerd.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de gehele tenuitvoerlegging te gelasten van de door de politierechter te Zwolle bij vonnis d.d. 8 november 2010 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Het onder 2 en 3 van parketnummer 07.663219-12 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 van parketnummer 07.663219-12 en onder parketnummer 07.186741-11 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 van parketnummer 07.663219-12 en onder parketnummer 07.186741-11 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [persoon 2], wonende te Deventer, van een bedrag van € 2.159,55 (zegge: tweeduizend honderdnegenenvijftig euro en vijfenvijftig cent) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 april 2012 (de dag waarop het onder 1 van parketnummer 07.663219-12 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd), tot de dag van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.159,55, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [persoon 2] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst de vordering toe.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.653153-10 bij vonnis d.d. 8 november 2010 van politierechter te Zwolle voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. F. Koster en H.H.J. Harmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2012.