RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 08/721040-11(P)
Uitspraak: 20 november 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[Verdachte],
geboren op [datum],
wonende te [adres].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Oude Breuil, advocaat te Almelo.
Als officier van justitie was aanwezig mr. A. Damen.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 20 augustus 2011, in de gemeente Enschede, als verkeersdeelneemster, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [adres] en/of de [adres]l, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers is zij, rijdende over de [adres], de kruising of splitsing van die weg met de [adres]l, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met (nagenoeg) onverminderde snelheid en/of zonder te stoppen genaderd en/of rechtsafslaand opgereden of op gaan rijden en/of daarbij is aangereden en/of gebotst tegen en/of (deels) gereden over een aldaar op de rijbaan van de [adres]l liggende fietsster, genaamd [slachtoffer], die aldaar even te voren met haar fiets ten val was gekomen, nadat ze deze kruising was genaderd rijdend over de [adres] in dezelfde rijrichting als verdachte, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig of lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
zij op of omstreeks 20 augustus 2011, in de gemeente Enschede, als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende op de [adres], de kruising of splitsing van die weg met de [adres]l met (nagenoeg) onverminderde snelheid en/of zonder te stoppen is genaderd en/of rechtsafslaand die [adres]l is opgereden of gaan oprijden en daarbij en/of vervolgens is aangereden of gebotst tegen en/of gereden over een aldaar op de rijbaan van de [adres]l liggende fietsster, genaamd [slachtoffer], die aldaar even tevoren met haar fiets ten val was gekomen, nadat ze deze kruising was genaderd rijdend over de [adres] in dezelfde rijrichting als verdachte, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen primair ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geconcludeerd dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden, omdat er geen sprake is van een sine qua non verband tussen het ongeval en de dood van het slachtoffer. Naar de mening van de raadsman kan niet bewezen worden dat het slachtoffer is overleden aan het letsel veroorzaakt door de aanrijding. Voorts is er geen sprake geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag van verdachte. Ter zake het subsidiair ten laste gelegde heeft hij ook vrijspraak bepleit nu verdachte geen verwijt kan worden gemaakt en het ongeval een gevolg is van een zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Op 20 augustus 2011 heeft het in de tenlastelegging bedoelde ongeval plaatsgevonden. Door verbalisant is over de feitelijke toedracht onder meer het volgende gerelateerd:
“(…) Op zaterdag 20 augustus 2011 te 16:52 uur, kreeg ik kennis van een verkeersongeval op de [adres], [postcode], Enschede op de kruising met de [adres] te Enschede en op de kruising met de [adres] te Enschede. De personenauto van het merk Volvo, type V40, kleur blauw en voorzien van het kenteken [kenteken] stond met de voorzijde naar rechts ingedraaid op de [adres]l, met de achterzijde gekeerd in de richting van de [adres]. Voor de personenauto op het wegdek, rijbaan, van de [adres]l zag ik het slachtoffer [slachtoffer] liggen, aan wie eerste hulp verleend werd. Ik zag dat op de rijbaan een damesfiets stond met zichtbare schade.(…)”
De VerkeersOngevallenAnalysemedewerker heeft van het tankstation AVIA gevestigd aan de [adres]l (op de hoek van met de [adres]) te Enschede camerabeelden veiliggesteld. (…) Op deze beelden is de toedracht van het verkeersongeval duidelijk te zien.
16:50:45 uur:
Slachtoffer [SLACHTOFFER] komt linksboven in beeld aan fietsen over de [adres] gaande in de richting van de [adres]l.
16:50:51 uur:
Slachtoffer [SLACHTOFFER] stopt op de fietsstrook en plaatst haar linkervoet aan de grond.
16:50:51 - 16:50:54 uur:
Slachtoffer [SLACHTOFFER] maakt aanstalten om weg te fietsen en de kruising rechtdoor over te steken.
16:50:53 uur:
Links boven in beeld komt de Volvo aanrijden over de [adres] gaande in de richting van de [adres]l.
16:50:56 uur:
Slachtoffer [SLACHTOFFER] plaatst de rechtervoet op het wegdek omdat wegfietsen niet gelukt. Vervolgens komt slachtoffer [SLACHTOFFER] te vallen op haar rechterzijde.
16:50:57 uur:
De Volvo stopt niet voor de kruising en rijdt rechtsaf de [adres] op en overrijdt de ten val gekomen [SLACHTOFFER].
16:50:58 uur:
De Volvo komt tot stilstand. (…)”
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard: “(…) Ik reed op 20 augustus 2011 in mijn Volvo V40 en ik kwam uit de [adres] te Enschede rijden en ik wilde rechtsaf de [adres]l oprijden. Ik reed de drempel over en ik keek vluchtig naar rechts en links. Ik zag links een auto aankomen rijden. Ik dacht dat ik voor deze auto de kruising op kon rijden. Ik heb mevrouw niet gezien. (…) Ik hoorde mijn vriend zeggen: “Stop stop, er ligt iemand op de grond!”. Ik heb de handrem aangetrokken maar ik reed nog over haar heen. (…) Ik reed niet harder van 30 kilometer per uur en het lijkt me logisch dat ik langzamer reed omdat ik een verhoging op moest. Ik weet niet of ik geremd heb. (…)”
Verdachte heeft bij de politie onder meer verklaard: “(…) Bij het naderen van de kruising heb ik in eerste instantie globaal naar rechts gekeken en heb die fietsster niet gezien. (…) Ik heb vervolgens naar links gekeken. Ik zag in de verte een donkerkleurige auto over de [adres] rijden, gaande in de richting van de [adres]. Ik had de indruk dat ik ruim voor deze auto de [adres] op kon rijden. (…) Toen ik naar links keek, stuurde ik naar rechts om de [adres] op te rijden. Eigenlijk net op het moment dat ik naar rechts stuurde, hoorde ik [persoon 1] roepen: “Stop, stop” (…).”
De getuige [getuige] heeft bij de politie onder meer verklaard: “Op zaterdag 20 augustus 2011 zo rond 16:50 uur zat ik als bijrijder in de auto van mijn vriendin [verdachte]. (…) Ik reed over de [adres] (…), gaande in de richting van de [adres]. (…) Voor de kruising met de [adres]l heb ik recht voor mij uitgekeken. Plotseling zie ik, voor mij gezien door de rechterzijde van de voorruit van de Volvo, een oudere vrouw op de fiets. Uit welke richting zij kwam fietsen weet ik niet, maar ik weet wel dat ze in de richting van de [adres] reed. Ze reed op de [adres] richting het middenstuk tussen de twee rijbanen van de [adres]. Ik heb die vrouw plotseling zien vallen, volgens mij op haar rechterzijde. Dat zag ik door de voorruit van de Volvo. (…)”
De rechtbank overweegt met betrekking tot het primair ten laste gelegde het volgende.
De rechtbank acht voldoende omstandigheden aanwezig om te kunnen concluderen dat verdachte aan het aldus ontstane verkeersongeval schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet heeft gehad. Het geheel aan gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziende, is de rechtbank van oordeel dat het daarbij gaat om schuld die moet worden gezien als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettendheid. Van belang hierbij is dat het ongeval plaatsvond op een zaterdagmiddag op de kruising [adres]/[adres], waar – komende uit de richting [adres] – niet uitsluitend rekening moet worden gehouden met verkeersdeelnemers die van links komen, maar ook met voetgangers die van rechts komen, alsmede met verkeersdeelnemers die – zoals het slachtoffer – fietsende uit de richting van de [adres] de kruising met de [adres] oversteken.
Uit de verklaring van de bijrijder [getuige] volgt dat hij – toen hij door de vooruit van de auto keek – het slachtoffer op haar fiets heeft waargenomen en heeft gezien dat het slachtoffer ten val kwam. Verdachte heeft verklaard dat zij het slachtoffer niet heeft gezien en al kijkende naar links, rechtsaf de [adres] is opgereden. Uit de camerabeelden is gebleken dat verdachte niet is gestopt voor de kruising. Op grond van voornoemde verklaringen en de camerabeelden is de rechtbank van oordeel dat verdachte met haar rijgedrag in de hierboven geschetste verkeerssituatie zich er onvoldoende van heeft vergewist dat er geen andere verkeersdeelnemers waren. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte het slachtoffer dan ook behoren te zien en moeten stoppen.
Alles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag van verdachte, zoals primair ten laste is gelegd.
Uit de medische verklaring van M.J.F. Goezine, arts-assistent Intensive Care d.d. 21 augustus 2011 is de conclusie dat de patiënte van 84 jaar is overleden aan de gevolgen van hemodynamische instabiliteit na een hoog energetisch trauma . Uit het verslag van de gemeentelijke lijkschouwer, R. Santing, blijkt het volgende.
“Het slachtoffer heeft diverse ernstige letsels: longkneuzing rechts, breuk heiligbeen, breuk schaambeen, hersenkneuzing rechts voor, breuken hals wervelkolom, 7 ribbreuken zowel links als rechts, sleutelbeenbreuk rechts. Het herstel in het ziekenhuis verloopt moeizaam vanwege hart- en longproblemen. Uiteindelijk overlijdt zij op 17 september aan systeemfalen met name nierfalen, bloeddrukdaling en HB daling. Er is geen verklaring voor de spontane val van mevrouw, maar noch de medische voorgeschiedenis noch het beloop in het ziekenhuis wijzen op een aandoening waaraan zij, met of zonder ongeval zou zijn overleden. De conclusie van de arts is dat het niet natuurlijk overlijden door multisysteem falen ten gevolge van meerdere ernstige verwondingen na te zijn overreden door auto na spontane val met fiets.”
Op 4 november 2012 heeft R.C.A. Santing een aanvullende verklaring opgesteld als samenvatting van de medische verklaringen die zich in het dossier bevinden en verklaart onder meer:
“Het feit dat zowel de ribben als het bekken aan beide kanten op meerdere plekken zijn gebroken, wijst op een letsel veroorzaakt door samenpersen of beknelling van het lichaam zoals vermoedelijk is gebeurd toen zij onder de auto terecht kwam. (…) Ongetwijfeld hebben de letsels aan borstkas en bekken het meest bijgedragen aan het overlijden van het slachtoffer. Deze letsels hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de circulatoire instabiliteit, aan de ernstige problemen met de ademhaling en mede daardoor aan het feit dat het niet is gelukt het slachtoffer van de beademing te krijgen.
De letsels die mogelijk zijn veroorzaakt door de val, zoals de hersenschudding, sleutelbeenfractuur en de hoofdwond, zijn niet van dien aard dat beademing noodzakelijk zou zijn geweest. Hiermee is overigens niet gezegd dat het zeker is dat deze minder ernstige letsels zijn veroorzaakt door de val en niet door de auto”
Op grond van deze medische verklaringen is de rechtbank van oordeel dat de dood van het slachtoffer het rechtstreekse gevolg van het ongeval is, dat is veroorzaakt door verdachte en heeft de val van het slachtoffer voorafgaand aan het ongeval, hooguit bijkomend, minder ernstig letsel opgeleverd.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
zij op 20 augustus 2011, in de gemeente Enschede, als verkeersdeelneemster, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [adres] en de [adres], zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers is zij, rijdende over de [adres], de kruising van die weg met de [adres] aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met (nagenoeg) onverminderde snelheid en zonder te stoppen genaderd en rechtsafslaand opgereden of op gaan rijden en daarbij is aangereden en/of gebotst tegen en (deels) gereden over een aldaar op de rijbaan van de [adres] liggende fietsster, genaamd [slachtoffer], die aldaar even te voren met haar fiets ten val was gekomen, nadat ze deze kruising was genaderd rijdend over de [adres] in dezelfde rijrichting als verdachte, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd een werkstraf voor de duur van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij een oplegging van een straf rekening gehouden dient te worden met het tijdsverloop van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, onder meer de impact van het onderhavige feit op verdachte, waar een voorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voldoende zal zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
De rechtbank acht bewezen dat er door de schuld van verdachte een ernstig ongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft al rijdend een fietsster in het geheel niet gezien en heeft deze, nadat het slachtoffer ten val was gekomen, overreden. Als gevolg van het door het ongeval opgelopen letsel is het slachtoffer komen te overlijden. Het bewezen verklaarde heeft onherstelbaar leed teweeg gebracht bij de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met deze enorme gevolgen van het door verdachte begane misdrijf. Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat het ongeval ook een grote impact heeft gehad op verdachte en dat zij zich het leed van de nabestaanden aantrekt. Zij onderhoudt contact en toont haar medeleven aan de nabestaanden.
De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 oktober 2012 niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alles overziende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 80 uren in combinatie met een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden het meest passend. De rechtbank gaat er vanuit dat de reclassering een passende werkstraf kan vinden die tegemoet komt aan het bezwaar van verdachte dat zij bij de uitvoering daarvan in contact zou kunnen komen met mensen die zij beroepsmatig treft.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 91 van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 80 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 9 maanden.
De ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. E. Leentjes, voorzitter, mrs. A.J. Louter en L.J. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2012.
Mr. E. Leentjes is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.