ECLI:NL:RBZLY:2012:BY4182

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
26 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2012-W015
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen mr. C.H. de Haan

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 26 november 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. C.H. de Haan, kantonrechter in een lopende procedure tussen Brugman Keukens & Badkamers B.V. en de verzoekster. Het wrakingsverzoek is ingediend door de verzoekster, die zich vertegenwoordigd liet bijgestaan door haar gemachtigde. De procedure begon met een brief van de verzoekster op 3 oktober 2012, waarin zij haar bezwaren tegen mr. De Haan uiteenzette. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de ingediende stukken en een mondelinge behandeling op 19 november 2012, waarbij de gemachtigde van de verzoekster aanwezig was.

De verzoekster stelde dat mr. De Haan partijdig was, omdat hij nieuwe feiten en stukken van de eisende partij, Brugman, niet voldoende had behandeld. De rechtbank heeft echter overwogen dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van partijdigheid van mr. De Haan.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, met de overweging dat de procedurele handelingen van mr. De Haan niet onjuist waren en dat de verzoekster voldoende rechtsmiddelen had om haar belangen te behartigen in de hoofdzaak. De beslissing is openbaar uitgesproken door de rechters J.H.M. Hesseling, T.R. Hidma en H.Th. Pos, in aanwezigheid van griffier S.W. de Boer.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Wrakingskamer
Zaaknummer: 2012-W015
Datum: 26 november 2012
Beslissing op het verzoek tot wraking ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [plaats],
verzoekster tot wraking,
gemachtigde [gemachtigde], echtgenoot van [verzoekster],
tegen
MR. C.H. DE HAAN, in zijn hoedanigheid van kantonrechter.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief van verzoekster van 3 oktober 2012, ter griffie ingekomen op 4 oktober 2012
- de brief van de waarnemend president van deze rechtbank van 12 oktober 2012, inhoudende dat de genoemde brief van verzoekster zal worden opgevat als een verzoek tot wraking van mr. De Haan
- de schriftelijke reactie van mr. De Haan van 17 oktober 2012
- de mondelinge behandeling op 19 november 2012.
Bij de mondelinge behandeling is verschenen:
- de heer [gemachtigde].
1.2. Mr. De Haan heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
1.3. Verzoekster heeft op deze zitting bij monde van [gemachtigde] haar standpunt doen toelichten aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de rechtbank zijn overgelegd en heeft geantwoord op vragen van de rechtbank.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. De Haan, als kantonrechter in de zaak van de sector kanton - locatie Zwolle met nummer 604726 CV EXPL 12-2383 tussen Brugman Keukens & Badkamers B.V., gevestigd te Capelle aan den IJssel (hierna: Brugman), als eisende partij en verzoekster als gedaagde (hierna: de hoofdzaak).
2.2 In de hoofdzaak heeft op 12 september 2012 de comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft verzoekster een brief aan mr. De Haan gestuurd. Vervolgens heeft zij, nadat zij het proces-verbaal van de zitting had ontvangen, nogmaals een brief aan mr. De Haan verzonden. Deze laatste brief is door de griffie van de sector kanton van deze rechtbank retour gezonden. Daarbij is als reden vermeld: "dat het debat tussen partijen doorloopt tot en met de mondelinge behandeling die door uw partner is bijgewoond. Partijen kunnen alleen nog reageren op de weergave van hun verklaring in het proces-verbaal, omdat zij de redactie daarvan niet hebben kunnen bijwonen, maar het is niet mogelijk het debat voort te zetten."
2.3 Verzoekster heeft aan haar verzoek tot wraking, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende - samengevat - ten grondslag gelegd. Brugman heeft ter comparitie nieuwe feiten naar voren gebracht en nieuwe stukken ingediend, hetgeen ook in het proces-verbaal is opgenomen. Verzoekster heeft deze nieuwe feiten en stukken ter zitting niet (voldoende) kunnen weerleggen. Omdat in het proces-verbaal van de zitting staat vermeld dat de zaak wordt verwezen naar de rolzitting van 9 oktober 2012 "voor vonnis", terwijl verzoekster nog niet de gelegenheid heeft gehad de nieuwe feiten en stukken te weerleggen, wordt zij belemmerd in haar recht op een eerlijke beslechting van het geschil. De door verzoekster gegeven aanvulling/toelichting in haar brieven van 13 en 26 september 2012 zijn geen voortzetting van het debat maar is een wezenlijke weerlegging van de nieuw ingebrachte feiten. Vanwege de weigering van mr. De Haan om de brief van 26 september 2012 aan het procesdossier toe te voegen, zet verzoekster vraagtekens bij de objectieve en/of subjectieve partijdigheid van mr. De Haan.
2.4 Mr. De Haan heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna voor zover nodig besproken.
3. De beoordeling
3.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
3.2. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van rechterlijke partijdigheid aan de zijde van mr. De Haan. De rechtbank overweegt daarbij als volgt. De hoofdzaak is, volgens de reguliere procedure, na de conclusie van antwoord voortgezet met een comparitie van partijen, waarna de zaak is verwezen naar de rol voor vonnis. Uit hetgeen verzoekster ter zitting naar voren heeft doen brengen kan worden opgemaakt dat verzoekster in het proces-verbaal van de zitting van 12 september 2012 heeft gelezen dat er in de hoofdzaak op 9 oktober 2012 een eindvonnis zal worden gewezen. Ter zitting van de wrakingskamer is verzoekster voorgehouden dat de term "vonnis" niet per definitie duidt op een eindvonnis. Het "vonnis" kan ook een tussenvonnis betreffen, waarin de rechter aangeeft dat hij nadere inlichtingen van (één van) partijen verlangt, een bewijsopdracht geeft of een deskundigenbericht gelast. Er kan in deze wrakingsprocedure echter niet vooruit worden gelopen op de inhoud van dat vonnis in de hoofdzaak, zodat thans niet vaststaat dat aan verzoekster niet voldoende gelegenheid is gegeven om de volgens haar door Brugman ter comparitie ingebrachte nieuwe feiten te weerleggen. In het geval het vonnis in de hoofdzaak een eindvonnis betreft en deze beslissing verzoekster onwelgevallig is, dan staat daar het rechtsmiddel van hoger beroep tegen open. Er is al met al onvoldoende grond om te concluderen dat mr. De Haan procedureel niet juist heeft gehandeld.
3.3. De conclusie is dan ook dat er zich geen omstandigheden hebben voorgedaan die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter vooringenomenheid koestert, althans dat een vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking van mr. C.H. de Haan af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.H.M. Hesseling, voorzitter, mr. T.R. Hidma en mr. H.Th. Pos, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.W. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2012.