ECLI:NL:RBZLY:2012:BY4169

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.660346-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met bewijsvoering op basis van getuigenverklaringen en medische constateringen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 8 november 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van de aangeefster, ondersteund door een 112-melding en medische constateringen, voldoende bewijs biedt voor de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar op 20 april 2010 heeft gedwongen tot verschillende seksuele handelingen, waarbij hij haar onder andere heeft betast en haar een kussen op het gezicht heeft gedrukt toen zij zich verzette. De verdachte heeft de seksuele handelingen erkend, maar ontkende dat deze tegen de wil van de aangeefster plaatsvonden. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en betrouwbaar beoordeeld, en heeft geconcludeerd dat er voldoende steun is voor haar verhaal in andere bewijsmiddelen, zoals de medische rapportage van de huisarts die drukplekken op haar lichaam constateerde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, waarbij rekening is gehouden met het tijdsverloop sinds de aanhouding van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook bepaald dat de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte zal plaatsvinden, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 10, 27, 63 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.660346-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum],
wonende te [adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.C. Milani, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.E.M. van de Ven en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 20 april 2010 tot en met 21 april 2010 in de gemeente Almere, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongentot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),bestaande uit
- meermalen, in ieder geval eenmaal in de nek van die [slachtoffer 1] zoenen en/of
- meermalen, in ieder geval eenmaal die [slachtoffer 1] op de mond en/of de wang(en) zoenen en/of
- meermalen, in ieder geval eenmaal duwen/drukken van zijn, verdachtes, onderlichaam tegen het onderlichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- de (ontblote) borst(en) van die [slachtoffer 1] betasten/vastpakken en/of die (ontblote) borst(en) (vervolgens) masseren en/of
- het zuigen aan de tepel(s) van die [slachtoffer 1] en/of
- het wrijven over de (ontblote) buik van die [slachtoffer 1] en/of
- de (ontblote) vagina van die [slachtoffer 1] betasten/aanraken en/of
- met meerdere, in ieder geval een vinger(s) betasten/aanraken van de clitoris van die [slachtoffer 1] en/of
- met meerdere, in ieder geval een vinger(s) voelen tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of
- een of beide polsen van die [slachtoffer 1] vastgrijpen en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) naar de bank duwen en/of
- op die [slachtoffer 1] gaan zitten (nadat zij op de bank is komen te liggen) en/of
- het vasthouden van de schouder(s) van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, in ieder geval eenmaal tegen die [slachtoffer 1] zeggen: dit is toch wat je wilt" en/of "dit wil je toch", in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- naar beneden trekken van de panty/maillot en/of onderbroek van die [slachtoffer 1] en/of
- een kussen drukken op het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) tegen haar zeggen: "je moet rustig worden", in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op woensdag 21 april 2010 omstreeks 4.30 uur kreeg de politie de melding te gaan naar de Vrijmark 6 te Almere, alwaar een poging verkrachting zou hebben plaatsgevonden. Ter plaatse deed [slachtoffer 1] (hierna ook: aangeefster) de deur open. Tegenover de verbalisanten gaf zij aan dat een ex-buurman haar zojuist had getracht te verkrachten. Hij had onder andere haar maillot en haar slipje naar beneden getrokken en bovenop haar gelegen op de bank. Dit alles was tegen haar wil. Aangeefster gaf aan de politie de naam en het adres van verdachte op.
Aangeefster is vervolgens op 26 april 2010 bij de politie geweest voor een intakegesprek en op 18 mei 2010 heeft zij aangifte gedaan. Naar aanleiding van de aangifte is nader onderzoek gedaan en is verdachte op 30 november 2010 aangehouden.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting bekend dat hij seksuele handelingen heeft verricht bij aangeefster. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster verliefd op hem was en seks met hem wilde. Uiteindelijk heeft hij hieraan, op haar aandringen, toegegeven. Hij heeft ontkend dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en zij heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd voor hetgeen ten laste is gelegd. Volgens de officier van justitie is de verklaring van aangeefster betrouwbaar, gezien het feit dat zij direct 112 heeft gebeld en vanaf het eerste moment een consistente en gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. Bovendien vindt haar verklaring naar het oordeel van de officier van justitie steun in het feit dat aangeefster, zowel aan de telefoon als zij 112 belt, als wanneer verbalisanten ter plaatse komen, erg overstuur is. Ook wordt haar verklaring gesteund door het letsel dat bij haar een dag na het gebeurde is geconstateerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Zij wijst erop dat haar cliënt erg expliciet heeft verklaard over de seksuele handelingen die tussen hem en aangeefster hebben plaatsgevonden. Het is niet aannemelijk dat hij dit zou hebben gedaan als dit tegen de wil van aangeefster zou zijn gebeurd. In dat geval zou zijn verklaring immers erg in zijn eigen nadeel kunnen werken. De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaring van aangeefster, dat de seksuele handelingen tegen haar zin hebben plaatsgevonden, geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat de bij aangeefster geconstateerde drukplekken ook op een andere wijze kunnen zijn ontstaan. Voorts wijst zij erop dat de buurvrouw weliswaar heeft gehoord dat er “nee au” werd geschreeuwd, maar dat niet duidelijk is wanneer zij dit heeft gehoord en wie zij heeft gehoord, zodat dit geen steun kan opleveren voor de verklaring van aangeefster.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] komt het volgende naar voren.
Verdachte had haar op 17 april 2010 laten weten verliefd op haar te zijn. Op 20 april 2010 kwam verdachte bij haar thuis om hierover met elkaar te praten. Op een gegeven moment vond aangeefster dat verdachte weg moest gaan en ze zei hem dit ook. Toen ze haar glas naar de keuken had gebracht en terug kwam lopen werd ze door verdachte beetgepakt. Ze zag en voelde dat hij haar met zijn handen bij haar pols greep. Verdachte duwde haar vervolgens op de bank. Ze kwam op haar rug op de bank terecht. Ze zag en voelde dat verdachte tussen haar heupen en bovenbenen ging zitten. Hij deed zijn benen gespreid over haar heen en gaf haar zoenen in haar nek. Aangeefster wilde dit niet, ze schreeuwde en probeerde verdachte van zich af te duwen. Verdachte hield haar echter bij haar schouders vast en ze voelde dat de zoenen zich verplaatsten naar de voorzijde van haar nek. Vervolgens wilde verdachte haar jurkje vanaf de schouders naar beneden doen, maar dit lukte niet. Verdachte is toen met zijn hand in haar jurkje gegaan en heeft haar borst betast. Ook voelde aangeefster dat verdachte haar borst masseerde. Aangeefster probeerde zich te verzetten door met haar armen en benen te bewegen. Ze hoorde verdachte toen meermalen zeggen: “Dit is toch wat je wilt”. Verdachte is hierna gaan staan en hing toen over haar heen. Hij trok vervolgens haar panty en string naar beneden. Aangeefster voelde dat verdachte toen met zijn handen bij haar vagina zat en dat hij met zijn vingers over haar vagina ging. Met zijn andere hand hield verdachte haar vast. Omdat aangeefster bleef gillen pakte verdachte een kussen en drukte dit in haar gezicht. Aangeefster kon het kussentje van haar gezicht trekken en ze vroeg verdachte waarom hij dit deed. Verdachte zei tegen haar dat ze rustig moest worden. Verdachte heeft ook aan haar clitoris en de schaamlippen gezeten. Toen aangeefster rustiger werd en op verdachte begon in te praten werd verdachte ook rustiger. Uiteindelijk mocht ze zich van verdachte aankleden en heeft ze verdachte de woning uit gekregen.
Verdachte ontkent niet dat hij in de nacht van 20 op 21 april 2010 bij aangeefster is geweest. Ook ontkent hij niet dat tussen hen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Anders dan aangeefster verklaart vonden deze handelingen volgens verdachte geheel op vrijwillige basis plaats. Volgens verdachte was het aangeefster die in eerste instantie aan hem vertelde dat zij verliefd op hem was en was zij degene die seks met hem wilde. Uiteindelijk heeft hij hierin toegestemd, indien het bij één keer zou blijven.
De rechtbank is van oordeel dat aangeefster tegenover de politie gedetailleerd en consistent heeft verklaard. De rechtbank overweegt dat de verklaring die aangeefster heeft afgelegd tijdens het intakegesprek en haar verklaring in haar aangifte op hoofdlijnen overeenkomen met betrekking tot de beschrijving van de aanloop naar de ontuchtige handelingen en de ontuchtige handelingen zelf. Daarbij komt dat zij direct nadat het feit heeft plaatsgevonden 112 belt en ook dan in overeenstemming verklaart met hetgeen zij tijdens het intakegesprek en haar aangifte heeft verklaard.
Voorts wordt haar verhaal, dat het verdachte was die verliefd op haar was en haar daarover op 17 april 2010 een sms-bericht stuurde en de dagen die daarop volgden haar veelvuldig sms’te , ondersteund door het sms-verkeer tussen verdachte en aangeefster dat op de telefoon van verdachte is aangetroffen. Zo sms’te verdachte aangeefster op 17 april 2012: “Ik wil je iets zeggen maar ik ben bang om te zeggen. Kan je geheim houden? Echt tussen ons tweeën. Gr [verdachte]”.
Gezien het voornoemde ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen.
De verdediging heeft betoogd dat voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde onvoldoende wettig bewijs aanwezig is, omdat enkel aangeefster verklaard heeft over de onvrijwilligheid van de seksuele handelingen en al het wettig bewijs voor dit essentiële onderdeel van de tenlastelegging is terug te voeren tot één bron, aangeefster, en veroordeling op basis van één getuige niet mogelijk is.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit principe geldt, gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, voor de gehele tenlastelegging en niet slechts een onderdeel daarvan. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Immers, uit de uitwerking van de 112-melding, die door aangeefster direct na het gebeurde wordt gedaan, volgt dat zij overstuur is en voortdurend huilend en jammerend spreekt. Ook uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten die na de melding van aangeefster ter plaatse komen volgt dat ze zeer geëmotioneerd was. Ze had rood doorlopen ogen en tranen liepen over haar wangen. Ook praatte ze onrustig en snikte ze af en toe. Haar make-up was doorlopen en haar haren zaten warrig.
De staat waarin aangeefster verkeerde direct nadat verdachte is vertrokken ondersteunt de verklaring van aangeefster dat sprake is geweest van een grensoverschrijdende seksuele benadering van verdachte ten opzichte van haar. Immers, wanneer de lezing van verdachte zou worden gevolgd en het aangeefster was die uit was op seks met hem dan is niet te verklaren dat, wanneer zij krijgt wat zij wil, ze dermate overstuur raakt. Verdachte heeft gesuggereerd dat haar vreemde gedrag mogelijk is veroorzaakt door het feit dat zij die avond drugs zou hebben gebruikt. Verdachte verklaart dat aangeefster telkens naar boven liep en hij vermoedt dat zij toen drugs heeft gebruikt. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte voor het gedrag van aangeefster echter niet aannemelijk. Één van de ter plaatse gekomen verbalisanten relateert dat aangeefster niet de indruk geeft onder invloed van alcohol te zijn. Volgens de verbalisant is haar verhaal helder en zonder onsamenhangende zinsdelen. Ook was ze vast ter been.
Daarbij komt dat bij aangeefster op 21 april 2010 door de huisarts verschillende drukplekken op haar arm, been en heupen zijn waargenomen alsmede een zuigzoen in de nek. Dit past bij de handelingen waarover aangeefster heeft verklaard, te weten het zoenen in de nek, het vastpakken bij de polsen en het op haar gaan zitten terwijl zij op de bank lag.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster, ook voor wat betreft de onvrijwilligheid van het ondergaan van de seksuele handelingen die plaatsvonden, voldoende ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is aldus van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 20 april 2010 tot en met 21 april 2010 in de gemeente Almere, door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit
- in de nek van die [slachtoffer 1] zoenen en
- de borsten van die [slachtoffer 1] betasten en die borsten (vervolgens) masseren en
- de vagina van die [slachtoffer 1] betasten en
- met vingers betasten van de clitoris van die [slachtoffer 1] en
- met vingers voelen tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden uit
- een of beide polsen van die [slachtoffer 1] vastgrijpen en die [slachtoffer 1] (vervolgens) naar de bank duwen en
- op die [slachtoffer 1] gaan zitten (nadat zij op de bank is komen te liggen) en
- het vasthouden van de schouders van die [slachtoffer 1] en
- tegen die [slachtoffer 1] zeggen: dit is toch wat je wilt" en "dit wil je toch" en
- naar beneden trekken van de panty en onderbroek van die [slachtoffer 1] en
- een kussen drukken op het gezicht van die [slachtoffer 1] en tegen haar zeggen: "je moet rustig worden".
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
7 STRAFBAARHEID
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft daarbij enerzijds rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, maar anderzijds ook met de ouderdom van de zaak.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Over de op te leggen straf heeft zij derhalve geen opmerkingen gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 21 april 2012 [slachtoffer 1] gedwongen tot het ondergaan van verschillende seksuele handelingen, waarbij hij onder meer haar borsten en vagina heeft betast. Toen [slachtoffer 1] zich tegen de handelingen verzette heeft hij haar onder meer een kussen op haar gezicht gedrukt. Verdachte heeft hierdoor op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] geschonden. Dat er de dagen voorafgaande aan het ten laste gelegde door [slachtoffer 1] mogelijk tegenstrijdige signalen zijn afgegeven omtrent haar gevoelens voor verdachte doet daaraan niets af. Verdachte heeft de grenzen die [slachtoffer 1] aangaf overschreden en daarmee zijn eigen seksuele behoeften gesteld boven haar lichamelijke integriteit. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, is er sinds de aanhouding van verdachte, eind november 2010, sprake geweest van een langdurig tijdsverloop. De rechtbank houdt hier bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf, in het voordeel van verdachte, rekening mee.
Anders dan door de officier van justitie is geëist, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke straf niet aangewezen, gelet op het tijdsverloop dat heeft plaatsgevonden tussen het bewezen verklaarde en de veroordeling van verdachte, waarin verdachte niet opnieuw voor soortgelijke feiten met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden.
9 BESLAG
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende telefoon en usb-stick, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 63 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van de onder hem in beslag genomen telefoon en
usb stick.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Schormans, voorzitter, mrs. A. van Holten en
G. Blomsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2012.
Mr. F.H. Schormans voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.