ECLI:NL:RBZLY:2012:BY3855

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/660006-12
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens niet-ontuchtige handelingen in Almere

Op 8 november 2012 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen jegens een minderjarige. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat het handelen van de verdachte niet als strijdig met de sociaal-ethische normen kon worden aangemerkt. De zaak kwam aan het licht na een melding op 4 januari 2012, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het aanbrengen van een nekklem en het zoenen van een 14-jarige jongen in de nek. Tijdens de zitting op 25 oktober 2012 verklaarde het slachtoffer, [slachtoffer 1], dat de verdachte hem van achteren had vastgepakt en een soort zoen in zijn nek had gegeven, waarbij speeksel was vrijgekomen. Een getuige bevestigde dat ze had gezien dat de verdachte iets raars deed met het slachtoffer.

De verdachte verklaarde dat hij in een vrolijke bui was en de jongens op een vriendschappelijke manier wilde begroeten. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, hoewel onbetamelijk en onsmakelijk, niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd volgens artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank benadrukte dat de kwalificatie van een handeling als seksueel afhankelijk is van de omstandigheden en de intentie van de dader. In dit geval was er geen bewijs van een seksuele bedoeling van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de verdachte niet noodzakelijkerwijs als seksueel van aard konden worden aangemerkt en sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.660006-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum],
wonende te [adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.I. Roos, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. B.E.M. van de Ven, en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 januari 2012 in de gemeente Almere, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het zoenen in de nek van die [slachtoffer 1] en/of zijn mond/lippen tegen de nek van die [slachtoffer 1] drukken en daarbij speeksel te spetteren/spugen en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het plotseling en onverhoeds achter die [slachtoffer 1] gaan staan en/of
- (vervolgens) een arm om de nek van die [slachtoffer 1] slaan (nekklem) en/of
- het bij de nek pakken van die [slachtoffer 1].
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 4 januari 2012 omstreeks 14.15 uur krijgen verbalisanten de melding te gaan naar de Brouwerstraat te Almere. Zij horen dat zich daar voor de Mediamarkt een persoon bevindt die kleine kinderen lastig zou hebben gevallen. Op het trottoir tegenover de Mediamarkt zien ze de beschreven persoon lopen en houden hem staande. Ze herkennen deze persoon als zijnde verdachte.
Van een jongen ter plaatse hoort één van de verbalisanten dat verdachte hem van achteren een nekklem had aangelegd en dat verdachte hem vervolgens in zijn nek had gezoend. Hierop is verdachte aangehouden.
Op 4 januari omstreeks 16.00 uur heeft er direct een informatief gesprek plaatsgevonden met de jongen, te weten [slachtoffer 1]. Hij was op dat moment veertien jaar oud.
Op 11 januari 2012 is door de moeder van [slachtoffer 1] aangifte gedaan namens haar zoon en is [slachtoffer 1] uitgebreid gehoord.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht, gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] en de verklaring van [getuige 1], wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 1] door verdachte in zijn nek is gezoend en dat daarbij door verdachte een arm om zijn nek is gelegd. De officier van justitie is van oordeel dat deze handelingen als ontuchtig zijn aan te merken gezien hun uiterlijke verschijningsvorm en acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft betoogd dat verdachte in een vrolijke bui contact heeft willen maken op een wat ongebruikelijke manier. De raadsman is van oordeel dat uit de verklaringen niet volgt dat er sprake is geweest van een zuigzoen. [slachtoffer 1] spreekt over een soort zuigzoen en dit wordt door de verbalisanten vervolgens overgenomen. De getuige verklaart ook dat zij van [slachtoffer 1] hoorde dat hij een soort zuigzoen in zijn nek had gekregen. Zij heeft zelf echter niet gezien wat de man precies deed. De raadsman is dan ook van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor het feit dat er een handeling met een ontuchtig karakter heeft plaatsgevonden.
Het oordeel van de rechtbank
Kort samengevat verklaart [slachtoffer 1] op 4 januari het volgende.
Hij liep in die middag met een aantal vriendjes en zijn broertje in het centrum van Almere. Ze kwamen een ander vriendje tegen die hen vertelde dat er bij de Burger King een man zat welke kleine meisjes lastig viel. Hij is vervolgens met zijn vrienden naar de Burger King gelopen. Zij zagen daar een man de Burger King uitlopen die mensen op straat aansprak en om geld vroeg. De man kwam vervolgens naar hen toe gelopen en zwaaide met zijn tas voor zijn gezicht langs. Toen ging de man achter hem staan en sloeg zijn arm om zijn nek. Daarna voelde en zag hij dat hij door de man links in zijn nek werd gezoend. Hij voelde speeksel en ook lippen. Ze zijn toen weggelopen en zijn broertje heeft de politie gebeld.
Op 11 januari 2012 wordt [slachtoffer 1] uitgebreider gehoord. Hij verklaart dan met betrekking tot hetgeen verdachte bij hem deed het volgende:
“ Hij ging achter mij staan en hij deed zijn rechterarm om mijn nek. Toen drukte hij stevig en gaf toen een soort van zoen” en verderop; “Het leek op een zuigzoen, maar niet precies want hij spetterde erbij. Een beetje alsof je op je arm blaast”.
Op 25 april 2012 is [getuige 1] als getuige gehoord. Zij was op 4 januari 2012 samen met [slachtoffer 1] in de stad. Zij verklaart dat ze zag dat de man een arm om de schouder van [slachtoffer 1] deed en toen iets raars deed. [slachtoffer 1] zei toen dat hij een soort zuigzoen in zijn nek had gekregen. Even later verklaart ze dat ze zag dat de man met zijn hoofd naar [slachtoffer 1] zijn nek ging en dat ze niet precies weet wat hij deed. Hij blies en maakte met zijn mond een raar geluid met speeksel.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij in een vrolijke bui was, de jongens kende van de straat en hen op een vriendschappelijke manier wilde begroeten. Hij heeft daarbij wel een arm om de schouder van de jongen gelegd. Hij verklaart dat hij een kus in de lucht heeft gegeven. Hij was vrolijk en dronken en had niets kwaads in de zin.
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde verklaringen vast dat verdachte bij [slachtoffer 1] in ieder geval een arm om zijn nek heeft gedaan en daarbij met zijn mond iets heeft gedaan. [slachtoffer 1] verklaart over een soort van zuigzoen, maar zegt later ook dat het leek op blazen op je arm. Ook de getuige geeft aan dat verdachte blies en dat daarbij speeksel vrij kwam. Verdachte zelf verklaart dat hij in de lucht heeft gezoend.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de verschillende verklaringen niet kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 1] een (zuig)zoen in zijn nek heeft gegeven
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de gedragingen van verdachte die - zoals hiervoor is overwogen- wel zijn komen vast te staan kunnen en dienen te worden aangemerkt als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. Deze vraag dient naar het oordeel van de rechtbank ontkennend te worden beantwoord. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ontuchtig als bedoeld in art. 246 Sr is volgens de wetgever "seksueel contact in strijd met de sociaal-ethische norm". Of een handeling kan worden gekwalificeerd als seksueel en strijdig met de sociaal-ethische norm hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval, zoals de situatie waarin het gedrag plaats vindt en de verhouding tussen betrokkenen. Ook de wijze waarop en het lichaamsdeel waarop iemand een ander aanraakt is relevant. Het enkele feit dat degene die de handeling heeft ondergaan dat als ongewenst heeft ervaren, is onvoldoende.
In casu is sprake van een handeling, te weten het blazen in/bij de nek van [slachtoffer 1], waarbij speeksel is vrijgekomen, waarvan niet kan worden gezegd dat zij noodzakelijkerwijs als seksueel van aard kan worden aangemerkt, zoals wel het geval is wanneer een geslachtsdeel wordt betast. Om die reden komt in dit geval bij de beantwoording van de vraag of sprake was van een seksuele gedraging betekenis toe aan de bedoeling van de verdachte. In dit geval is op geen enkele wijze gebleken van een seksuele bedoeling van verdachte. Het gedrag van verdachte was weliswaar onbetamelijk, onsmakelijk en uiterst vervelend, maar niet ontuchtig. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.
5 BESLISSING
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. G. Blomsma en
F.H. Schormans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2012.
Mr. F.H. Schormans was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.