ECLI:NL:RBZLY:2012:BY3480

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
19 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
203081 / KL ZA 12-323
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over de nakoming van een vaststellingsovereenkomst betreffende de verplaatsing van een schutting

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, ging het om een burengeschil tussen twee partijen over de nakoming van een vaststellingsovereenkomst. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.E. Davelaar, stelde dat de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.M. Pater, niet had voldaan aan de afspraken die waren gemaakt in de vaststellingsovereenkomst met betrekking tot de verplaatsing van een schutting. De partijen waren buren en hadden eerder verschillende procedures tegen elkaar gevoerd, waarbij onder andere de locatie van de kadastrale erfgrens en de ligging van de schutting ter discussie stonden.

De eiseres vorderde in kort geding dat de voorzieningenrechter de gedaagde zou bevelen om de schutting te verplaatsen naar de kadastrale erfgrens en om pallets en andere delen die aan de zijde van de eiseres waren geplaatst, te verwijderen. De eiseres stelde dat de gedaagde de schutting niet correct had verplaatst, maar enkele centimeters van de erfgrens af op zijn eigen perceel. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was en dat de gedaagde de vaststellingsovereenkomst niet correct was nagekomen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde de schutting op de juiste locatie diende te plaatsen en dat de nieuwe schutting die hij had geplaatst niet voldeed aan de eisen van de vaststellingsovereenkomst. De rechter wees de vorderingen van de eiseres toe, inclusief de betaling van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag dat de gedaagde niet aan de veroordelingen voldeed, tot een maximum van € 10.000,00. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die op dat moment waren begroot op € 1.266,92. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: 203081 / KL ZA 12-323
Vonnis in kort geding van 19 november 2012
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. H.E. Davelaar te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.M.M. Pater te Emmeloord.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 6 producties
- de fax van 2 november 2012 van [gedaagde] inhoudende de conclusie van antwoord met 5 producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn buren van elkaar. Zij hebben verschillende procedures tegen elkaar gevoerd. Daarbij is onder meer in geschil geweest de locatie van de kadastrale erfgrens tussen de beider percelen en de ligging van de schutting die de beide percelen scheidt.
2.2. Op 2 februari 2012 heeft tussen partijen een comparitie plaatsgevonden bij het Gerechtshof Leeuwarden. Partijen hebben ter gelegenheid van deze comparitie een vaststellingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst is aan het proces-verbaal van de comparitie gehecht en voor grosse afgegeven. De vaststellingsovereenkomst bepaalt onder meer:
'1. Met betrekking tot het voorpad. Tussen de schutting van [gedaagde] c.s. en de erfafscheiding van [eiseres] zal een nieuw pad over de grond van [gedaagde] c.s. komen te lopen. Dit pad komt in de plaats van het bestaande pad door de tuin van [eiseres]. [gedaagde] c.s. zal de schutting verplaatsen op de kadastraal aangegeven grens (partijen genoegzaam bekend). De schutting aan de zijde van [eiseres] zal vrij dienen te zijn van grond. [eiseres] zal de grond gelegen tussen de kadastrale erfgrens en de thans bestaande schutting van [gedaagde] vrij maken van grond, stronken, groen, c.a. Ter vergoeding van de kosten zal [eiseres] aan [gedaagde] € 200,- betalen op de derdengeldrekening van mevrouw mr. Pater. Na betaling van de genoemde € 200,- en mits het weer het toelaat, zal [gedaagde] c.s. een aanvang maken met de werkzaamheden. Uiterlijk 30 juni 2012 zal de schutting verplaatst zijn. Zodra de schutting verplaatst is, komt het bestaande pad te vervallen, uiterlijk 30 juni 2012.'
2.3. Op 13 april 2012 heeft [eiseres] € 200,00 betaald aan [gedaagde] door storting van dat bedrag op de derdengeldrekening van mr. Pater.
2.4. [gedaagde] heeft de schutting verplaatst op enkele centimeters van de erfgrens af op zijn eigen perceel.
2.5. [eiseres] heeft [gedaagde] bij brief van 27 augustus 2012 verzocht de schutting te plaatsen op de kadastraal vastgelegde erfgrens.
2.6. Op 6 oktober 2012 heeft [gedaagde] op de erfgrens, tegen de eerder verplaatste schutting, een nieuwe schutting geplaatst bestaande uit onder meer pallets.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
1. [gedaagde] beveelt om:
a. de aan [eiseres]'s zijde van de schutting aangebrachte pallets en andere (houten) delen te verwijderen en af te voeren naar zijn eigen perceel; en
b. alsnog te voldoen aan zijn verplichting tot het verplaatsen van de schutting op de kadastraal aangegeven grens zoals genoemd in het proces-verbaal van comparitie van partijen van het gerechtshof te Leeuwarden gehouden op 2 februari 2012 in de zaak onder zaaknummer 200.082.878/01, waarbij onder schutting wordt verstaan een schutting zoals die op 2 februari 2012 tussen de voortuinen van partijen stond, te weten een stevige, goed uitziende houten ondoorzichtige schutting van circa twee meter hoog en planken horizontaal om en om aan de palen bevestigd bestaande uit degelijke en kwalitatief goede materialen;
een en ander binnen één maand na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, althans binnen een andere door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn;
2. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een onmiddellijk ten behoeve van [eiseres] opeisbare dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] niet voldoet aan het bevel als bedoeld onder 1;
3. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding.
3.2. Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiseres] het volgende. [eiseres] heeft met [gedaagde] een vaststellingsovereenkomst gesloten. [gedaagde] is de vaststellingsovereenkomst tot op heden niet (correct) nagekomen. [gedaagde] heeft de reeds aanwezige schutting niet - zoals is overeengekomen - op de kadastrale erfgrens geplaatst, maar enkele centimeters daar van af, op zijn eigen perceel. Nadat [eiseres] [gedaagde] heeft aangesproken op het onjuist plaatsen van de schutting, heeft [gedaagde] aan de zijde van [eiseres] pallets tegen de originele schutting geplaatst. Nu de vaststellingsovereenkomst geen mogelijkheid bevat om [gedaagde] tot nakoming te dwingen, vordert [eiseres] thans in rechte nakoming van deze vaststellingsovereenkomst op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.3. [gedaagde] betwist dat hij de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. Hij heeft de schutting verplaatst en daarbij zo veel mogelijk de originele schutting(delen) behouden. [gedaagde] erkent dat hij de schutting op zijn eigen perceel heeft geplaatst. [gedaagde] stelt ervoor te hebben gekozen de schutting niet op de kadastrale erfgrens te plaatsen om problemen met [eiseres] te voorkomen. Hij wil niet dat de schutting door plaatsing op de kadastrale erfgrens mandelig wordt, waardoor [eiseres] mede-eigenaar zou worden. Ten slotte stelt [gedaagde] dat partijen niet zijn overeengekomen welk soort schutting [gedaagde] diende te plaatsen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van een spoedeisend belang in voldoende mate is gebleken.
4.2. Tussen partijen is in geschil of [gedaagde], voor zover het de soort schutting en de locatie van de verplaatste schutting betreft, de vaststellingsovereenkomst op correcte wijze is nagekomen.
4.3. Vast staat dat partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, welke onder meer bepaalt: '[gedaagde] c.s. zal de schutting verplaatsen op de kadastraal aangegeven grens (partijen genoegzaam bekend).' En: 'Uiterlijk 30 juni 2012 zal de schutting verplaatst zijn. Zodra de schutting verplaatst is, komt het bestaande pad te vervallen, uiterlijk 30 juni 2012.' Voorts staat tussen partijen vast dat [gedaagde] de schutting heeft verplaatst waarbij [gedaagde] de schutting naast de kadastrale erfgrens heeft geplaatst, op zijn eigen perceel. Tevens staat vast dat [gedaagde] op de erfgrens een nieuwe schutting tegen de verplaatste oorspronkelijke schutting heeft geplaatst.
4.4. Een vaststellingsovereenkomst heeft (onder meer) ten doel om een tussen partijen bestaand geschil te beëindigen. Daartoe leggen partijen hetgeen tussen hen als rechtens heeft te gelden vast. Aan deze vaststelling zijn partijen jegens elkaar gebonden.
Soort schutting
4.5. Met betrekking tot de door [gedaagde] tegen de oorspronkelijke schutting geplaatste nieuwe schutting overweegt de voorzieningenrechter als volgt. [gedaagde] heeft gesteld dat het soort schutting dat hij op de erfgrens diende te plaatsen niet in de vaststellingsovereenkomst is vastgelegd. Hem kwam daarom de vrijheid toe om naar eigen inzicht een schutting uit te kiezen, zolang hij deze maar op de erfgrens plaatste. [eiseres] heeft de juistheid van deze stelling betwist. Volgens de overeenkomst diende immers de schutting zoals deze op het moment van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst tussen de beide tuinen stond, te worden verplaatst naar de erfgrens.
4.6. Zoals hiervoor weergegeven, bepaalt de vaststellingsovereenkomst onder punt 1: '[gedaagde] c.s. zal de schutting verplaatsen op de kadastraal aangegeven grens (partijen genoegzaam bekend).' En: 'Uiterlijk 30 juni 2012 zal de schutting verplaatst zijn. Zodra de schutting verplaatst is, komt het bestaande pad te vervallen, uiterlijk 30 juni 2012.' Anders dan [gedaagde] stelt, volgt uit de bewoordingen, en met name uit het woord 'verplaatsen' expliciet om welk soort schutting het gaat, namelijk de/het type schutting zoals deze er stond op het moment van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Daarmee voldoet de nieuwe schutting, die uit een soort pallets bestaat, niet aan hetgeen partijen zijn overeengekomen, nu dit niet de originele schutting betreft of kwalitatief daarmee overeenkomt. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter de vordering sub 1a toewijzen.
Locatie schutting
4.7. Partijen hebben in de vaststellingsovereenkomst bindend vastgelegd dat [gedaagde] de schutting op de erfgrens diende te plaatsen.
4.8. Door [gedaagde] wordt betwist dat het de bedoeling van partijen was dat de schutting mandelig zou worden. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft [gedaagde] verklaard dat destijds ter comparitie bij het Gerechtshof Leeuwarden is besproken dat [gedaagde] geen mandeligheid van de schutting wenste. [eiseres] heeft dit gemotiveerd betwist en heeft aangevoerd dat de schutting juist op de kadastrale erfgrens op de erfgrens diende te worden geplaatst zodat mandeligheid zou ontstaan. Pas dan zou [eiseres] de schutting aan haar zijde kunnen laten begroeien of iets aan de schutting kunnen bevestigen. Daarnaast was het de bedoeling dat de schutting de kadastrale erfgrens zou markeren. Daarom is in de vaststellingsovereenkomst expliciet vastgelegd dat de schutting op de kadastrale erfgrens dient te worden geplaatst.
4.9. Bij het opstellen van de vaststellingsovereenkomst zijn beide partijen door hun advocaat bijgestaan, zodat er van uit mag worden gegaan dat de belangen van beide partijen zodanig zijn behartigd dat alle voor hen essentiële punten in de vaststellingsovereenkomst zijn opgenomen. De voorzieningenrechter constateert dat de vaststellingsovereenkomst geen (van de wet afwijkende) regeling ten aanzien van de mandeligheid bevat. Gelet hierop gaat de rechtbank aan het verweer van [gedaagde] op dit punt voorbij.
4.10. Gelet op het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] ook op het punt van de locatie van de schutting de vaststellingsovereenkomst niet correct is nagekomen. Ook het sub1 b gevorderde zal daarom worden toegewezen.
4.11. De onder sub 2 gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.12. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 95,92
- griffierecht 267,00
- salaris advocaat 904,00
Totaal € 1.266,92
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. beveelt [gedaagde] om binnen één maand na betekening van dit vonnis de aan [eiseres]'s zijde van de schutting aangebrachte pallets en andere (houten) delen te verwijderen en af te voeren naar zijn eigen perceel,
5.2. beveelt [gedaagde] om binnen één maand na betekening van dit vonnis te voldoen aan zijn verplichting tot het verplaatsen van de schutting op de kadastraal aangegeven grens zoals genoemd in het proces-verbaal van comparitie van partijen van het Gerechtshof Leeuwarden gehouden op 2 februari 2012 in de zaak onder zaaknummer 200.082.878/01, waarbij onder schutting wordt verstaan een schutting zoals die op 2 februari 2012 tussen de voortuinen van partijen stond, te weten een stevige, goed uitziende houten ondoorzichtige schutting van circa twee meter hoog en planken horizontaal om en om aan de palen bevestigd bestaande uit degelijke en kwalitatief goede materialen,
5.3. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1. en 5.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.266,92,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. The-Kouwenhoven en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2012.