ECLI:NL:RBZLY:2012:BY2941

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
185649/ HL ZA 11-625
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens door particuliere onderzoeksbureaus

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 4 juli 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, werkzaam bij Education International, en de besloten vennootschap [gedaagde] Bedrijfsrecherche B.V. De eiser vorderde schadevergoeding van [gedaagde] wegens onrechtmatige verwerking van zijn persoonsgegevens. De achtergrond van de zaak betreft een onderzoek dat door [gedaagde] werd uitgevoerd naar de herkomst van een anoniem e-mailbericht dat tijdens een congres was verzonden. Eiser had zijn laptop ingeleverd voor dit onderzoek, maar stelde dat hij niet had ingestemd met het doorzoeken van zijn persoonlijke bestanden, waaronder zijn dagboeknotities.

De rechtbank oordeelde dat de eiser niet op ondubbelzinnige wijze toestemming had gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens, zoals vereist door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De rechtbank stelde vast dat [gedaagde] de volledige inhoud van de harde schijf van de laptop van eiser had gekopieerd en onderzocht, en deze informatie had gedeeld met de werkgever van eiser, zonder dat hiervoor expliciete toestemming was verkregen. Dit werd als onrechtmatig beschouwd.

De rechtbank verklaarde [gedaagde] aansprakelijk voor de schade die eiser had geleden als gevolg van deze onrechtmatige handelingen. Eiser had gesteld dat hij schade had geleden in de vorm van een lagere salariëring en psychische klachten als gevolg van de gebeurtenissen. De rechtbank oordeelde dat de mogelijkheid van schade aannemelijk was en wees de vorderingen van eiser toe, inclusief de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor particuliere onderzoeksbureaus om zich aan de regels van de Wbp te houden en om expliciete toestemming te verkrijgen van betrokkenen voordat zij persoonsgegevens verwerken.

Uitspraak

VONNIS

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: 185649/ HL ZA 11-625
Vonnis van 4 juli 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. A.H. Blok te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] BEDRIJFSRECHERCHE B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R. Kuizenga te Almere.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

l.1.. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 augustus 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 13 januari 2012
- de brief, gedateerd 26 januari 2012, van mr. Blok met daarin opmerkingen naar aanleiding
van het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is van 1 augustus 1991 tot en met 31 december 2008 werkzaam
geweest bij Education International en haar rechtsvoorgangers. Education International
(hierna: EI) is een internationale vakorganisatie voor onderwijspersoneel met een
hoofdkantoor in Brussel, België. De werkzaamheden van [eiser] bestonden uit het
ondersteunen van vakorganisaties in met name ontwikkelingslanden en het
vertegenwoordigen van EI op internationale fora. In verband met deze werkzaamheden
verbleef [eiser] veelvuldig en langdurig in het buitenland en had hij een laptop van
EI tot zijn beschikking.
2.2.
[eiser] heeft de laptop mede gebruikt voor contact met zijn thuisfront en
het bijhouden van een dagboek/jaarboek (hierna: het jaarboek).
2.3.
In de periode van 22 tot en met 26 juli 2007 heeft in Berlijn een EI-congres
plaatsgevonden. Op of omstreeks 21 juli 2007 is er vanaf een anoniem e-mailadres een
e-mailbericht (hierna: het anonieme e-mailbericht) verstuurd aan deelnemers van dit
congres. In het anonieme e-mailbericht werd de algemeen secretaris van EI onder meer
beschuldigd van malversaties. [eiser] heeft het anonieme e-mailbericht niet zelf
ontvangen, maar heeft het wel op 22 juli 2007 gelezen op de Blackberry van een van de
andere congresdeelnemers.
2.4.
Op 17 september 2007 heeft een vergadering plaatsgevonden op het hoofdkantoor
van EI te Brussel. Tijdens deze vergadering zijn alle teamleden, waaronder [eiser],
toegesproken door de algemeen secretaris van EI over het anonieme e-mailbericht. Hierbij is
gesproken over een onderzoek van de laptops van de medewerkers van EI door een
Nederlands onderzoeksbureau (naar later bleek: [gedaagde]) naar de herkomst (bron, auteur
en afzender) van het anonieme e-mailbericht. Naar aanleiding van deze vergadering hebben
diverse medewerkers, onder wie [eiser], hun laptop ingeleverd.
2.5.
In een memo/e-mailbericht van 20 september 2007 heeft een aantal stafleden
onder meer het volgende geschreven aan het management van EI:
"EI staff were shocked to leam from the Genera! Secretary about the anonymous email sent during
Congress. Like you, we care about the integrity of EI and are concerned to maintain the excellent
reputation of our organization. That is why we all cooperated with the directive to hand over our
laptops for purpose of the investigation.
On reflection since Monday's meeting, however, staff have expressed concerns about privacy issues.
The General Secretary gave his assurance that no personal files would be examined, and we accept
that. However, the very fact of the investigation casts a certain cloud over every staff member and
leaves an atmosphere of mistrust. Questions have arisen, for example, about whether anything
uncovered in the course of this investigation, but unrelated to the controversial email, could result in
disciplinary action in the future. In this context, we have the following questions:
Are any personal files being examined?
Are our files being copied?
How will staffbe informed of the outcome of the investigation? [ ... ]"
2.6.
In antwoord hierop heeft [A] (een lid van het managementteam van EI)
dezelfde dag namens het management van EI onder meer geschreven:
"[ ... ]
The investigation of the laptops by an independent Dutch company has been undertaken to establish
that no EI equipment was used in the drafting or transmission of the email. [ ... ]
The process which the company has followed has been to scan the laptops for activity during the
period when the email was sent. Where activity took place on the day in question a copy of the hard
disk has been made and a more precise scan ofthe hard disk will be undertaken with sophisticated
equipment designed to tind any traces ofthe email. [ ... ]
If relevant material is found by the scan on personal tiles the material will be examined. Otherwise
personal files will not be examined. [ ... ]"
2.7.
Op 30 oktober 2007 heeft er op initiatief van EI een gesprek plaatsgevonden tussen
[eiser] en enkele medewerkers van [gedaagde] en vervolgens tussen [eiser]
en managementleden van EI. Van het eerste gesprek is door [gedaagde] een verslag gemaakt
(hierna: het gespreksverslag) en aan [eiser] verstrekt. In het gespreksverslag staat
onder meer vermeld:
"Voor aanvang van het gesprek stelden onze medewerkers zich voor als medewerkers van [gedaagde]
Bedrijfsrecherche B.V. te [vestigingsplaats] en werd de reden van het onderzoek bekendgemaakt. Tevens
deelden zij mee dat medewerking aan het onderzoek op basis van vrijwilligheid plaatsvond. De heer
[eiser] verklaarde zich bereid aan het onderzoek mee te werken.
Bij het voeren van het gesprek is de Privacygedragscode sector particuliere onderzoeksbureaus van de
VPB in acht genomen. Onze medewerkers deelden mee dat [gedaagde] Bedrijfsrecherche B.V. in het
kader van het onderzoek persoonsgegevens van de heer [eiser] zal verwerken conform de
Wet Bescherming Persoonsgegevens.
[ ... ]
Desgevraagd deelde de heer [eiser] onder meer het volgende, of woorden van gelijke
strekking, mee: "[. .. ]
Verder wil ik opmerken dat de laatste vier weken veel bij mij bekend is
geworden over het onderzoek Dat vind ik niet juist. k heb namelijk te horen gekregen van twee
verschillende personen dat zij zijn geconfronteerd met stukken uit mijn jaarboek[. .. }"
[ ... ]"
2.8.
In een brief van 31 oktober 2007 van EI aan [eiser] staat onder meer
vermeld:
"After due consideration of the issues which were highlighted in the course of the investigation of the
sending of the anonymous email on 2Ist July, and in your discussions with representatives of the
management group yesterday, we have concluded that there are substantial grounds for the most
serious disciplinary action against you. [ ... ]
You have made false allegations against the General Secretary and others, including other members
of the management group, of fraud and financial mismanagement. [ ... ]
In all of these circumstances the trust and confidence which the organisation should have in an
employee has been seriously and, perhaps irreparably, damaged. There appears to be little basis for an
ongoing employment relationship between yourself and EI. However, you have made a significant
contribution to the development ofthe organisation since its foundation and provided services on a
satisfactory basis in a number of areas. We also recognise that, considering your age and years of
services, the consequenses of dismissal may not be in proportion to the damage caused to EI.
We have decided therefore to issue you with a formal waming with regard to your future behaviour
and to impose sanctions as described be\ow. [ ... ]
( i) You will be demoted from senior coordinator to coordinator.
(ii) You will work exc\usively on the implementation ofthe SALIN project [ ... ]
(iii) You will work under the direct supervision ofa SALIN project manager [ ... ]
(iv) You will refTain fTom contact with any member organisation which is not associated
with the SALIN project and then only with the specific permission of the SALIN
project manager or General Secretary.
( v) You will refTain from contacting any member ofthe Executive Board or Regional
Committee without the specific permission ofthe SALIN manager or General
Secretary.
(vi) These measures will come into effect from I7t h November, 2007. In the interim you
will remain at home on special paid leave and will refrain from contact with staff or
members of affiliated organisations.
Failure to adhere to any of these measures will result in immediate dismissal. [ ... ]"
2.9.
De arbeidsovereenkomst tussen EI en [eiser] is met ingang van 31
december 2008 met wederzijds goedvinden beëindigd.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft
gehandeld door kennis te nemen van en diens (voormalig) werkgever in staat te
stellen kennis te nemen van de inhoud van diens dagboeknotities en/of andere
persoonlijke documenten en aansprakelijk is voor de door [eiser]
daardoor geleden schade;
II. [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de door [eiser] tengevolge
van de hiervoor onder I genoemde onrechtmatige gedragingen geleden en nog te
lijden schade, welke schade zo nodig nader dient te worden opgemaakt bij staat
en vereffend volgens de wet;
111. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en in de nakosten onder voorwaarden
te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
[eiser] stelt als grondslag voor zijn vorderingen dat [gedaagde]
onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door:
a. de volledige inhoud van de harde schijf van zijn laptop te kopiëren en te
onderzoeken;
b. de (gekopieerde) bestanden vervolgens integraal ter beschikking te stellen aan
(vertegenwoordigers van) (het management van) EI zonder dat daarvoor
uitdrukkelijke toestemming van [eiser] verkregen was;
c. een zodanige werkwijze te hanteren dat de betreffende bestanden ten onrechte door
(vertegenwoordigers van) EI konden worden ingezien en/of ten nadele van de
betreffende medewerkers konden worden gebruikt.
Volgens [eiser] is tijdens de vergadering op 17 september 2007 aan de
medewerkers opgedragen per direct hun laptops in te leveren zodat onderzocht kon worden
of het anonieme e-mailbericht vanaf één van die laptops was verzonden. Hierbij heeft (de
algemeen secretaris van) EI aan [eiser] en de andere medewerkers toegezegd dat
de laptops slechts zouden worden onderzocht op aanwezigheid van het lP-adres dat is
gebruikt om het anonieme e-mailbericht te verzenden. Bestanden met een privékarakter
zouden niet worden geopend, zo is aan de medewerkers meegedeeld, aldus [eiser].
[eiser] stelt dat hij zijn laptop slechts met het oog op een dergelijk beperkt
onderzoek heeft afgegeven. [gedaagde] heeft echter de volledige inhoud van de harde schijf
van zijn laptop gekopieerd, onderzocht en (relevante delen van) de bestanden aan EI
verstrekt. Hierdoor heeft EI inzage gehad in het jaarboek dat [eiser], vooral tijdens
zijn buitenlandse reizen, op de laptop bijhield. In het jaarboek bevonden zich aantekeningen
van [eiser] over zijn werkzaamheden, de relatie met zijn echtgenote en kinderen,
weergave van (al dan niet vertrouwelijke) gesprekken met collega's. Verder bevatte het
jaarboek observaties over de bedrijfsvoering van EI, waarin diverse mogelijke
wantoestanden en financiële onregelmatigheden binnen EI aan de orde kwamen, waarover
[eiser] zich, evenals verschillende andere medewerkers, al langere tijd ernstig
zorgen maakte, aldus nog steeds [eiser]. [eiser] heeft hierbij opgemerkt dat
El ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat de letterlijke tekst van het anonieme emailbericht
in het jaarboek voorkwam, terwijl het slechts ging om (enkele) trefwoorden. Die
trefwoorden kwamen volgens [eiser] in het jaarboek voor, omdat hij na afloop van
het congres waarop hij het anonieme e-mailbericht op de Blackberry van een van de andere
congresdeelnemers had gelezen, in zijn jaarboek had genoteerd wat hij van de tekst van het
anonieme e-mailbericht had onthouden.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [gedaagde], in het
kader van een door EI aan haar verstrekte opdracht, de inhoud van de harde schijf van de
laptop van [eiser] heeft gekopieerd en onderzocht, de gekopieerde bestanden aan EI
ter beschikking heeft gesteld en aan EI heeft gerapporteerd over de resultaten van het
onderzoek dat zij heeft gedaan naar de inhoud van de op de laptop voorkomende bestanden.
[gedaagde] heeft niet betwist dat in het door haar van dit onderzoek gemaakte verslag (welk
verslag naar El is gestuurd en door [eiser] en zijn advocaat op het kantoor van
[gedaagde] is ingezien) de door [eiser] in de dagvaarding vermelde passages
voorkomen. Dit brengt mee dat voorts als vaststaand dient te worden aangenomen:
• dat [gedaagde] aan EI heeft meegedeeld dat het betreffende lP-adres niet op de
laptop van [eiser] is aangetroffen en dat niet is vastgesteld en ook niet kon
worden vastgesteld dat [eiser] de auteur of verzender van het anonieme emailbericht
is geweest;
• dat [gedaagde] aan EI heeft meegedeeld dat diverse trefwoorden uit het anonieme emailbericht
wel voorkomen in het jaarboek en dat uit het jaarboek blijkt dat [eiser]
zich zorgen maakte over de financiële situatie van EI;
• dat het jaarboek integraal bij het aan EI verstrekte onderzoeksverslag is gevoegd.
4.3.
Tussen partijen is voorts niet in geschil dat [gedaagde] in het onderhavige geval als
verantwoordelijke in de zin van artikel I sub d van de Wet Bescherming Persoonsgegevens
(Wbp) moet worden beschouwd en dat [gedaagde] gebonden is aan de regels zoals die zijn
vastgelegd in de Privacycode Sector particuliere onderzoeksbureaus van de Vereniging van
Particuliere Beveiligingsorganisaties (hierna: de privacycode). Dit betekent dat de
verwerking van de persoonsgegevens van [eiser] door [gedaagde] slechts
gerechtvaardigd is indien één van de in artikel 8 Wpb genoemde verwerkingsgrondslagen
van toepassing is.
4.4.
[gedaagde] heeft zich er in dit verband (enkel) op beroepen dat [eiser] zijn
uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven voor de verwerking van zijn gegevens.
[gedaagde] heeft hiertoe aangevoerd dat de afgifte van de laptop niet verplicht was en dat
[eiser] zijn laptop vrijwillig ter beschikking heeft gesteld voor onderzoek. Omdat
EI het niet aannemelijk achtte dat er privébestanden zouden worden aangetroffen op de
laptops kan de door [eiser] gestelde toezegging dat privébestanden niet zouden
worden geopend, niet gedaan zijn, aldus [gedaagde]. Gegeven het vrijwillige karakter van de
medewerking en het ontbreken van enige vorm van bezwaar gedurende het onderzoek
mocht EI en dus ook [gedaagde] de afgifte van de laptop begrijpen als een toestemming deze
integraal te onderzoeken, aldus [gedaagde]. Tijdens de comparitie van partijen heeft [B]
(coördinator Cybercrime & Audits bij [gedaagde]) namens [gedaagde] erop gewezen
van het gesprek van 30 oktober 2007 blijkt dat [eiser] vrijwillig aan dat onderzoek heeft meegewerkt. Vervolgens heeft [B] desgevraagd verklaard dat [gedaagde] vóór dat gesprek van 30 oktober 2007 de vrijwillige medewerking van [eiser] heeft afgeleid uit het feit dat hij zijn laptop zonder enig voorbehoud heeft afgestaan.
4.5.
Anders dan [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] niet
gerechtvaardigd heeft kunnen concluderen dat [eiser] toestemming heeft gegeven
voor het door [gedaagde] verrichtte onderzoek.
Artikel I sub i Wbp definieert toestemming van de betrokkene als: elke vrije, specifieke en
op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene aanvaardt dat hem betreffende
persoonsgegevens worden verwerkt. Op grond van artikel 8 sub a Wbp is bovendien vereist
dat de toestemming ondubbelzinnig is verleend.
In paragraaf 5.3. van de privacycode staat vermeld:
"Voor het vaststellen of er sprake is van toestemming is essentieel dat de onderzochte persoon in
vrijheid heeft kunnen bepalen dat de gegevensverwerking diens toestemming heeft. Bij twijfel over de
vraag of de onderzochte persoon zijn toestemming heeft verleend, dient te worden geverifieerd of er
terecht van uitgegaan wordt dat de onderzochte persoon er mee heeft ingestemd dat diens
persoonsgegevens worden verwerkt."
4.6.
Gelet op deze voorschriften en in aanmerking genomen dat [eiser]
werknemer was van EI en er sprake was van een situatie waarin EI wenste te achterhalen of
een van haar medewerkers betrokken was bij het anonieme e-mailbericht, kan het inleveren
van de laptop - of het nu bevolen of verzocht is en of nu wel of niet de toezegging is gedaan
dat er geen privébestanden zouden worden geopend - niet worden aangemerkt als
toestemming in de zin van de Wbp voor het onderzoek zoals dat door [gedaagde] is verricht
en evenmin als toestemming voor het verstrekken van de (inhoud van de) (gekopieerde)
bestanden en het onderzoeksresultaat aan EI. [gedaagde] kan ook niet worden gevolgd in
haar standpunt dat zij er vanuit mocht gaan dat [eiser] de vereiste toestemming had
verleend op grond van de enkele mededeling van EI dat [eiser] vrijwillig zijn
laptop had afgestaan. [gedaagde] had zich van de vereiste toestemming van [eiser]
moeten vergewissen. Nu zij dat niet heeft gedaan, heeft zij naar het oordeel van de
rechtbank onrechtmatig gehandeld jegens [eiser]. De enkele omstandigheid dat
[gedaagde] handelde in opdracht van EI kan in het onderhavige geval niet afdoen aan de
aansprakelijkheid van [gedaagde] jegens [eiser]. Hetzelfde geldt voor de
omstandigheid dat [eiser] (wel) zijn vrijwillige medewerking heeft verleend aan het
gesprek op 30 oktober 2007. Op dat moment was de verwerking van persoonsgegevens
betreffende [eiser] immers al een feit.
4.7.
[gedaagde] heeft zich verder verweerd door te betwisten dat de door haar verkregen
informatie een privékarakter heeft en "zich dientengevolge in de privacysfeer van [eiser]
bevindt". Dit verweer kan niet slagen. [gedaagde] miskent met deze stelling dat de
WPB ziet op het verwerken van 'persoonsgegevens', welk begrip in artikel I a WBP ruim
wordt gedefinieerd als: gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare
natuurlijke persoon. Dat dergelijke gegevens over [eiser] door [gedaagde] zijn
verwerkt, is niet betwist. Wat precies de inhoud van het jaarboek is, kan dan ook voor de
beoordeling van dit geschil buiten beschouwing blijven.
4.8.
Het verweer dat de tegen [eiser] getroffen disciplinaire maatregelen
volledig los staan van hetgeen [eiser] in zijn jaarboek heeft opgetekend en
daarmee, zo begrijpt de rechtbank dit verweer, niet in verband staan met de onrechtmatige
verwerking van de persoonsgegevens, wordt door de rechtbank verworpen. In de brief van
31 oktober 2007 wordt door EI immers in de eerste zin al het verband gelegd met het
onderzoek door [gedaagde] en het gesprek naar aanleiding van dat onderzoek, terwijl uit dat
onderzoek nu juist naar voren was gekomen dat niet is en niet kon worden vastgesteld dat
[eiser] de auteur of verzender van het anonieme e-mailbericht is geweest en
[gedaagde] naar aanleiding van dat onderzoek wel melding heeft gemaakt van de in het
jaarboek aangetroffen trefwoorden onder bijvoeging van het volledige jaarboek.
4.9.
[eiser] stelt dat hij schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig
handelen door [gedaagde]. Door de op zijn laptop aangetroffen bestanden (integraal) te
verstrekken aan EI heeft [gedaagde] de relatie tussen het management van EI als werkgever
en [eiser] als werknemer, zodanig onherstelbaar beschadigd dat deze relatie is
beëindigd met alle gevolgen van dien voor zijn gezondheid, zijn financiële positie en zijn
reputatie, aldus [eiser]. [gedaagde] betwist dat [eiser] schade heeft geleden.
4.10.
Voor toewijzing van een vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat
is, wat het element schade betreft, vaste rechtspraak dat voldoende is dat de mogelijkheid
van schade aannemelijk is. [eiser] heeft (met stukken onderbouwd) gesteld dat de
salariëring in zijn huidige functie aanzienlijk lager is dan in zijn functie van senior
coördinator bij EI (naar welke functie hij kortgeleden nog was gepromoveerd). [eiser]
heeft voorts (met stukken onderbouwd) gesteld dat hij als gevolg van de
gebeurtenissen van eind oktober 2007 en daarna een post traumatische stress stoornis heeft
ontwikkeld. De rechtbank acht de mogelijkheid van schade dan ook aannemelijk. De
rechtbank zal de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure dan ook toewijzen,
mede in aanmerking genomen dat het debat van partijen zich thans nog niet (voldoende)
heeft gericht op de omvang van de schade.
4.11.
Hetgeen [gedaagde] overigens heeft aangevoerd stuit af op voorgaande
overwegingen, zodat de conclusie luidt dat de vorderingen van [eiser] voor
toewijzing in aanmerking komen.
4.12.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden
veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 76,31
- griffierecht 258,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten x tarief€ 452,00)
Totaal € 1.238,31
4.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure
slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De
nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] jegens [eiser] aansprakelijk is voor de
schade die door [eiser] is geleden en eventueel nog zal worden geleden als gevolg
van het onrechtmatig handelen van [gedaagde] bestaande uit het kennis nemen van de inhoud
van de dagboeknotities en/of andere persoonlijke documenten en het in staat stellen van de
(voormalig) werkgever van [eiser] om van de inhoud daarvan kennis te nemen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding aan [eiser] van die schade, op te
maken bij staat,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op
heden begroot op € 1.238,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in
art. 6: 119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit
vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan
salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na
aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak
heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten
van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in
art. 6: 119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit
vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2. tot en met 5.4. genoemde beslissingen
uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op
4 juli 2012.