beschikking
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rekestnummer: 2012 / W 014
Beschikking van 7 november 2012
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker,
in persoon,
MR. M.A. TER MEER-SIEBERS,
in haar hoedanigheid van rechter in deze rechtbank,
werkzaam bij de sector straf, locatie Lelystad.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoekschrift, ingediend ter zitting van 10 oktober 2012 ter gelegenheid van
de behandeling door de strafraadkamer te Lelystad van een verzoekschrift
ex artikelen89 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en 591a Sv;
- het proces-verbaal van 10 oktober 2012 van voormelde zitting;
- de schriftelijke reactie van mr. Ter Meer-Siebers van 10 oktober 2012;
- de e-mail van 17 oktober 2012 van mr. G. Veenstra, fungerend Hoofdofficier van
Justitie Flevoland;
- de mondelinge behandeling op 25 oktober 2012, waar, hoewel behoorlijk opgeroepen,
niemand is verschenen.
2. De feiten
2.1. Op 26 september 2012 is de behandeling van het door verzoeker ingediende verzoekschrift ex artikel 89 Sv en artikel 591a Sv. op verzoek van verzoeker aangehouden.
2.2. Bij brief van 3 oktober 2012 heeft verzoeker aan de rechtbank verzocht:
- afschrift van het proces-verbaal van de zitting van 26 september 2012;
- afschrift van het requisitoir van de officier van justitie van 10 oktober 2012;
- afschrift van de Koninklijke Besluiten van de benoemingen van de rechter en de
officier van justitie;
- inzage in het dossier;
- afschrift(en) certificaten van de officier van justitie;
- aanhouding van de geplande voortzetting van de behandeling op 10 oktober 2012, indien
het proces-verbaal en de overige documenten niet binnen 24 uur worden toegezonden.
2.3. Bij brief van 5 oktober 2012 heeft mr. drs M.C.P. de Ridder, voorzitter van de strafsector in deze rechtbank, namens de rechtbank geantwoord op voormelde brief van verzoeker. Daarin heeft hij - kort gezegd en zakelijk weergegeven - medegedeeld :
- dat de behandeling van de zaak wordt voortgezet op 10 oktober 2012, om 09.00 uur;
- dat mr. M.A.A. ter Meer-Siebers opnieuw de behandelende rechter is en dat mr. M.A. Bult
ook opnieuw zal optreden als officier van justitie;
- dat het dossier ter griffie van de rechtbank kan worden ingezien;
- dat het proces-verbaal van de zitting van 26 september 2012 bij de antwoordbrief wordt
meegezonden tezamen met een afschrift uit het register nevenfuncties betreffende
mr. Ter Meer-Siebers;
- dat aan de overige verzoeken niet kan dan wel zal worden voldaan.
2.4. Op 10 oktober 2012 heeft bij deze rechtbank de voortgezette behandeling plaatsgevonden van het door verzoeker ingediend verzoekschrift ex artikel 89 Sv en artikel 591a Sv.
2.5. Het van de terechtzitting van 10 oktober 2012 opgemaakte proces-verbaal, waarbij verzoeker ook in het proces-verbaal als verzoeker is aangeduid, luidt:
"(...)
De verzoeker is verschenen en voert het woord, zakelijk weergegeven, als volgt:
Ik wens mijn pleitnota integraal voor te dragen.
Verzoeker draagt zijn pleitnota voor. Hij begint met een aantal voorvragen.
De rechter onderbreekt verzoeker en constateert dat de voorvragen voornamelijk neerkomen op het in een kwaad daglicht stellen van haar en de officier van justitie. Dit terwijl zij en de officier van justitie verzoeker toch terwille zijn geweest met een aanhouding. Zij vindt het geen pas geven dat verzoeker stelt dat hij wellicht te maken heeft met een nep rechter en een nep officier van justitie.
Verzoeker voert het woord, zakelijk weergegeven, als volgt:
Ik wens mijn pleitnota integraal voor te dragen en ik ben van mening dat de tijd tussen de vorige behandeling en deze behandeling dermate kort is geweest dat u mij helemaal niet ter wille bent geweest.
De rechter deelt mee dat verzoeker tien minuten de gelegenheid krijgt zijn pleitnota voor te dragen waarna zij de officier van justitie het woord zal geven.
De verzoeker hervat het voordragen van zijn pleitnota.
De rechter onderbreekt verzoeker en verzoekt hem zich te beperken tot een inhoudelijke toelichting op zijn verzoekschrift. Voorts deelt de rechter mee dat de sectorvoorzitter van deze rechtbank eerdere vragen van verzoeker middels een brief heeft beantwoord.
De verzoeker overhandigt hierop een afschrift van zijn pleitnota en hervat het voordragen van zijn pleitnota.
De rechter deelt mee dat verzoeker nog één kans krijgt om inhoudelijk op zijn verzoekschrift in te gaan.
Verzoeker voert het woord, zakelijk weergegeven, als volgt:
Als u niet wil antwoorden op mijn voorvragen, zoals vervat in mijn pleitnota, dan wraak ik u. Ik wraak u op de elf voorvragen. Voorts vraag ik mij af waarom de rechters, die mij destijds hebben vrijgesproken, mijn verzoekschrift niet behandelen.
De rechter deelt mee dat zij de rechter is, die het verzoekschrift van verzoeker behandelt en vraagt wat verzoeker bedoelt met de opmerking dat hij haar wil wraken op de elf voorvragen.
De verzoeker voor het het woord, zakelijk weergegeven, als volgt:
Ik mag mijn voorvragen niet voordragen en daarom wraak ik u.
De rechter vraagt verzoeker waarom deze van oordeel is, dat zijn verzoekschrift niet zorgvuldig zal worden behandeld.
De verzoeker voert het woord, zakelijk weergegeven, als volgt:
U was voordat ik binnenkwam al samen met de officier van justitie aanwezig om alles te bekokstoven, net als de vorige keer.
Hierop wordt op grond van artikel 513 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering de behandeling geschorst.
(...)."
2.6. Bij brief van 10 oktober 2012 heeft mr. Ter Meer-Siebers gemeld niet te berusten in de wraking. Voorts heeft zij onder meer gemeld:
"Ter zitting van heden, waarbij de heer [verzoeker] een kwartier te laat verscheen, heb ik hem gevraagd of hij zijn verzoekschrift nog wilde toelichten. De heer [verzoeker] begon met een aantal voorvragen. Toen mij na een aantal vragen bleek dat eea eigenlijk neerkwam op het in een kwaad daglicht stellen van de officier van justitie en mij (zo zouden wij misschien wel een neprechter en een nepofficier zijn en zouden wij de zaak tevoren al bekokstoofd hebben) heb ik hem verschillende keren verzocht inhoudelijk op de zaak in te gaan. Hij weigerde dit en heeft mij vervolgens gewraakt. Uit zijn pleitnota blijkt dat de wraking tevoren voorzien was."
3. Het wrakingsverzoek en de beoordeling
3.1. Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Ter Meer-Siebers als behandelend rechter inzake de behandeling van het door verzoeker ingediend verzoekschrift
ex artikel 89 Sv en artikel 591a Sv.
3.2. Gezien het bepaalde in artikel 512 Sv moet worden beoordeeld of er sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.3. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
3.4. Uit het proces-verbaal van 10 oktober 2012 blijkt dat aanleiding voor de wraking is, de omstandigheid dat mr. Ter Meer-Siebers niet zou willen antwoorden op de door verzoeker in zijn pleitnotitie opgenomen voorvragen (11 stuks). De rechtbank begrijpt uit het proces-verbaal voorts dat verzoeker ook vreesde dat zijn verzoekschrift niet zorgvuldig behandeld zou worden.
3.5. Op grond van het bepaalde in artikel 6 leden 1 en 2 Wet op de Rechterlijke Organisatie juncto artikel 371 aanhef onder c Sv, is mr. Ter Meer-Siebers als voorzitter van de terechtzitting belast met de leiding van de zitting en bepaalt zij uit dien hoofde de orde op de zitting.
3.6. Mr. Ter Meer-Siebers heeft verzoeker tijdens het voorlezen van zijn in de pleitnotitie opgenomen voorvragen enkele malen onderbroken en onder opgave van redenen hem verzocht zich te beperken tot een inhoudelijke toelichting op het verzoekschrift. Deze ingreep past in haar verantwoordelijkheid voor de orde en de gang van zaken op de zitting en levert volstrekt onvoldoende grond op om aan te nemen dat mr. Ter Meer-Siebers jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert. Evenmin is gebleken van concrete feiten of omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
3.7. Naar het oordeel van de rechtbank richt het verzoek van wraking zich ook niet zozeer tegen mr. Ter Meer-Siebers, maar meer tegen rechters (en officieren van justitie) in het algemeen en tegen rechters van deze rechtbank in het bijzonder. Zo gaan de eerste drie voorvragen over de kwestie of verzoeker niet met een neprechter (en een nep officier van justitie) te maken heeft. Er zijn volgens verzoeker namelijk 'een groot aantal voorbeelden te noemen waar er sprake is van een neprechter'. Uit de stukken blijkt niet dat verzoeker ook maar één voorbeeld heeft gegeven en de wrakingskamer heeft er op haar zitting ook niet naar kunnen vragen omdat verzoeker aldaar niet is verschenen. Na de brief van de sectorvoorzitter waarin de naam van de behandelend rechter is genoemd, had het op de weg van verzoeker gelegen om enig feitelijk gegeven te presenteren ter adstructie van zijn suggestie met een neprechter te maken te hebben. Aan de kant van verzoeker is het evenwel stil gebleven.
3.8. De rechtbank volgt verzoeker niet in zijn standpunt dat de aanhouding tot 10 oktober 2012 niet omwille van hem is geschied. Mr. Ter Meer-Siebers heeft immers op verzoek van verzoeker zelf uitstel verleend voor de behandeling van het verzoekschrift. Er is derhalve op geen enkele wijze gebleken dat 'bij de Rechtbank' sprake is van een 'overval tactiek'en van een 'weerzinwekkende partijdigheid'. De door verzoeker genoemde, onweersproken omstandigheid dat de officier van justitie op 26 september 2012 en 10 oktober 2012 al in de rechtszaal aanwezig was toen verzoeker de rechtszaal binnen kwam, doet daar niet aan af.
3.9. Slotsom is dat het verzoek niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4. De beslissing
De rechtbank
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.O.M. van Aerde, mr. C.A. Peterzon en mr. A.E. The-Kouwenhoven en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.