ECLI:NL:RBZLY:2012:BY2266

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
16 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.660208-12
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een ongewenst vreemdeling wegens woninginbraak en verblijf in Nederland

Op 16 oktober 2012 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan woninginbraak en verblijf in Nederland als ongewenst vreemdeling. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.S.K. Jap-A-Joe, werd beschuldigd van het inbreken in een woning in Almere op 20 juni 2012, waarbij hij onder andere een fotocamera en mobiele telefoons heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak en dat hij in het bezit was van de gestolen goederen op het moment van zijn aanhouding. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als bewijs gebruikt en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de verdachte ook vervolgd voor het feit dat hij als vreemdeling in Nederland verbleef, terwijl hij wist dat hij ongewenst was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ongewenstverklaring van de verdachte, die dateerde van 15 februari 2007, diende te worden aangemerkt als een terugkeerbesluit met een inreisverbod, omdat er geen termijn voor vrijwillig vertrek was gegeven. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met zijn strafblad en eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten.

De rechtbank besloot ook tot teruggave van enkele in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het geding, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de schade niet rechtstreeks aan de verdachte kon worden toegeschreven. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07. 660208-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]
ingeschreven te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 2 oktober 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.S.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Zeilstra en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is, na een nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 juni 2012 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een fotocamera van het merk Nikon, type Coolpix L810 (met bijbehorende tas) en/of één of meer mobiele telefoon(s) (te weten een Samsung, type Galaxy S en/of een Samsung, type Galaxy Y), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2007 tot en met 20 juni 2012, althans op 20 juni 2012 te Almere, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard (te weten bij beschikking van de Minister van Justitie d.d. 15 februari 2007) en/of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
3 HET BEWIJS
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet bewezen kan worden dat verdachte de diefstal met braak heeft gepleegd. Er is geen sprake van objectief technisch bewijs en verdachte heeft een verklaring gegeven hoe hij aan de goederen is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aangifte van [slachtoffer 1], de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en het aantreffen van gestolen voorwerpen van [slachtoffer 1] bij verdachte wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 20 juni 2012 in de woning aan [adres] in Almere heeft ingebroken. De rechtbank acht het niet van doorslaggevend belang dat [getuige 2] verdachte niet herkend heeft tijdens een FOSLO-confrontatie.
Aangeefster [slachtoffer 1] hoorde op 20 juni 2012 bij thuiskomst in haar woning aan [adres] van haar zoon [getuige 1] dat hij de inbreker had gezien. [getuige 1] verklaarde dat er een man voor het keukenraam had gestaan en naar binnen keek. De man was vervolgens naar de voordeur gelopen en had aangebeld. [getuige 1] gaf een signalement op onder meer inhoudende dat het een man met een noord-afrikaans uiterlijk betrof met kort steil zwart haar en een wit shirt aan met Italiaans logo erop.
Dochter [getuige 2] verklaarde dat zij bij thuiskomst glas in de gang ziet liggen en ter hoogte van de keukendeur bij het kapotte raam een man ziet zitten. Zij geeft ook een signalement op. De man die bij de keukendeur zat, was lichtgetint, had donkerbruin haar en droeg gele Nike schoenen. Verdachte is kort na de inbraak aangehouden in de buurt van de woning. Hij had twee mobiele telefoons van het merk Samsung bij zich. De Nikon camera werd op de vluchtroute teruggevonden. Deze voorwerpen heeft aangeefster [slachtoffer 1] later herkend als zijnde haar eigendom.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring dat verdachte niet heeft ingebroken in de woning van [slachtoffer 1] en één van de mobiele telefoons in een paar schoenen heeft gevonden bij de bushalte onaannemelijk. Bovendien verklaart dit niet hoe verdachte in het bezit is gekomen van de andere mobiele telefoon.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen, omdat verdachte - gelet op het aan hem uitgereikte terugkeerbesluit van 7 juli 2011 - niet langer als ongewenst vreemdeling kan worden aangemerkt. Voor dit standpunt vindt zij steun in het feit dat in het terugkeerbesluit geen inreisverbod is opgenomen.
De rechtbank kan de raadsvrouw niet volgen in haar standpunt. Volgens vaste rechtspraak dient het besluit van 15 februari 2007 waarbij verdachte ongewenst is verklaard als terugkeerbesluit in de zin van de Terugkeerrichtlijn te worden aangemerkt. Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 dient een terugkeerbesluit gepaard te gaan met een inreisverbod in die gevallen waarin geen termijn voor vrijwillig vertrek is toegekend. De ongewenstverklaring heeft in de onderhavige strafzaak niet alleen te gelden als een terugkeerbesluit, maar ook als een terugkeerbesluit met een inreisverbod, nu uit de ongewenstverklaring van verdachte blijkt dat aan hem geen termijn voor vrijwillig vertrek is toegekend. Bij terugkeerbesluit van 7 juli 2011 is ook geen termijn voor vrijwillig vertrek toegekend, zodat dit besluit geen rechtens relevante wijziging in de situatie van verdachte heeft gebracht op grond waarvan niet tot een bewezen verklaring kan worden gekomen.
4 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 20 juni 2012 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een fotocamera van het merk Nikon, type Coolpix L810 met bijbehorende tas en mobiele telefoons te weten een Samsung, type Galaxy S en een Samsung, type Galaxy Y, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft door middel van braak.
2.
hij in de periode van 15 februari 2007 tot en met 20 juni 2012, in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard te weten bij beschikking van de Minister van Justitie d.d. 15 februari 2007 en tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
5 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Onder 1:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Onder 2:
Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard.
6 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
7 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gelet op de door haar bepleite algehele vrijspraak niets aangaande een op te leggen straf opgemerkt.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Daarnaast is verdachte sinds 5 jaar als ongewenst vreemdeling in Nederland verklaard. Verdachte heeft Nederland echter niet verlaten, maar heeft diverse malen strafbare feiten gepleegd. Blijkens het uittreksel documentatie d.d. 5 september 2012 is verdachte sinds zijn ongewenstverklaring tweemaal veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen in Nederland. De rechtbank houdt naast het hiervoor overwogene tevens rekening met het feit dat de veroordelingen die verdachte op zijn strafblad heeft staan vrijwel grotendeels veroordelingen zijn voor woninginbraken.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, (gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte), door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
8 BESLAG
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw heeft geconcludeerd tot teruggave van de inbeslaggenomen kleding en schoenen aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de voorwerpen, te weten een wit shirt, een grijze broek en een paar Nike Air Max aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
9 DE BENADEELDE PARTIJ
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 100, -.
Het oordeel van de rechtbank
Ingevolge artikel 51a en artikel 361, tweede lid onder b van het Wetboek van Strafvordering kunnen benadeelde partijen een vordering tot schadevergoeding indienen mits er sprake is van schade die rechtstreeks aan hen is toegebracht door (het) bewezen verklaarde feit(en). Aan deze voorwaarde is voldaan als in de tenlastelegging de gedraging is omschreven die de schade heeft veroorzaakt. Immers op basis van de tenlastelegging dient de vordering te worden onderzocht. Nu de diefstal in de woning van mevrouw [slachtoffer 2] niet op de tenlastelegging vermeldt staat, dient zij niet-ontvankelijk verklaard te worden in haar vordering.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57, 197, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van de onder verdachte in beslaggenomen voorwerpen, te weten: een wit shirt, een grijze broek en een paar Nike Air Max, zwart/wit/geel van kleur;
Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mrs. A.C. Schroten en B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 oktober 2012.
Mrs. Schroten en Fijnheer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.