RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/653105-12(P)
Uitspraak: 8 oktober 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
geboren op (geboorteplaats)
wonende te (adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2012 en 24 september 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Ph.J.N. Aarnoudse, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. J. de Ruiter.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2010 tot 11 oktober 2011 in de gemeente Deventer, althans in Nederland, als persoon werkzaam bij enig openbare instelling van vervoer, te weten als postbesteller bij (aangever), één of meer aan deze instelling toevertrouwde brieven, stukken en/of pakketten opzettelijk aan een ander dan de rechthebbende heeft afgegeven, weggemaakt, zich heeft toegeëigend en/of enige daarin gesloten voorwerpen zich heeft toegeëigend, zulks terwijl deze stukken of voorwerpen geldswaarde hadden, immers heeft hij poststukken met ondermeer bankpasjes, een brief met een toegangsnummer voor aanschaf van een creditkaart, gericht aan (naam), brieven van banken, verjaardags-, kerstkaarten -al dan niet met daarin geld-, salarisstroken, een ANWB creditkaart formulier achtergehouden en/of één of meer van deze poststukken heeft afgegeven en/of bezorgd bij (naam 2), terwijl deze poststukken niet aan hem, verdachte en/of aan die (naam 2) waren
geadresseerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd wegens verduistering gepleegd door een postfunctionaris, zoals ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot het bewijs geen expliciet standpunt ingenomen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
- De verklaring van aangever (aangever 1)
- De verklaring van aangever (aangever 2) ;
- Het relaas van J. van Oene, financieel rechercheur, team Tactiek regiopolitie IJsselland ;
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting .
Gelet op genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op tijdstippen in de periode van 01 mei 2010 tot 11 oktober 2011 in de gemeente Deventer, als persoon werkzaam bij enig openbare instelling van vervoer, te weten als postbesteller bij (aangever 1), aan deze instelling toevertrouwde brieven en stukken opzettelijk aan een ander dan de rechthebbende heeft afgegeven, weggemaakt, zich heeft toegeëigend en enige daarin gesloten voorwerpen zich heeft toegeëigend, immers heeft hij poststukken met ondermeer bankpasjes, een brief met een toegangsnummer voor aanschaf van een creditkaart, gericht aan (naam), brieven van banken, salarisstroken, een ANWB creditkaart formulier achtergehouden en/of één of meer van deze poststukken afgegeven en/of bezorgd bij Naam 2, terwijl deze poststukken niet aan hem, verdachte of aan die Naam 2 waren geadresseerd;
hij op tijdstippen in de periode van 01 mei 2010 tot 11 oktober 2011 in de gemeente Deventer, als persoon werkzaam bij enig openbare instelling van vervoer, te weten als postbesteller bij (aangever 1), aan deze instelling toevertrouwde brieven en stukken opzettelijk zich heeft toegeëigend en enige daarin gesloten voorwerpen zich heeft toegeëigend, zulks terwijl deze stukken of voorwerpen geldswaarde hadden, immers heeft hij verjaardags- en kerstkaarten - met daarin geld-, achtergehouden, terwijl deze poststukken niet aan hem, verdachte waren geadresseerd.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezen verklaarde levert op:
Als persoon werkzaam bij enige openbare instelling van vervoer een aan die instelling toevertrouwde brief of stuk opzettelijk aan een ander afgeven en/of wegmaken en/of zich toeëigenen, meermalen gepleegd strafbaar gesteld bij artikel 273, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
Als persoon werkzaam bij enige openbare instelling van vervoer een aan die instelling toevertrouwde brief of briefkaart, terwijl dat stuk geldswaarde heeft, opzettelijk zich toeëigenen, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 273, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren en toewijzing van de vordering benadeelde partij (benadeelde partij) van een bedrag groot € 2.235,91 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor voornoemd bedrag.
Voorts vordert de officier van justitie verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten 13 boeken, 2 bankpassen en 2 schrijfblokken en teruggave van de overige in beslaggenomen goederen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij oplegging van een straf rekening gehouden dient te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en acht dient te worden geslagen op zijn jeugdige leeftijd. Verdachte was verslaafd aan speed hetgeen van invloed is geweest op het plegen van het feit. De gevolgen zijn verstrekkend voor verdachte omdat hij op staande voet is ontslagen en hij zijn recht op een werkloosheidsuitkering daardoor is misgelopen. Verdachte heeft zijn leven inmiddels op orde. Zo studeert hij sinds een half jaar weer, heeft zijn speedverslaving onder controle en is onder behandeling bij Tactus verslavingszorg. De raadsman pleit voor een oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een werkstraf.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich als postbezorger gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het verduisteren van vele poststukken, brieven en briefkaarten. Hiermee heeft verdachte de (aangever 1)., de verzenders en ontvangers schade en ongemak berokkend. Het vertrouwen in het postverkeer van getroffenen is op deze wijze ernstig geschaad. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan, dat hij zijn positie als postbezorger waarin hem poststukken van anderen waren toevertrouwd en waarin hem de taak was gegeven ervoor te zorgen dat deze op de juiste plek van bestemming kwamen, op een zo laakbare wijze heeft misbruikt, alsmede dat hij op zo’n lichtvaardige wijze is omgesprongen met de belangen van hen die van het postverkeer gebruik maken. Ten voordele van verdachte geldt dat hij een vrijwel blanco strafblad heeft en dat hij zijn leven nu een juiste wending lijkt te hebben gegeven.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij vonnis d.d. 23 april 2012 door de politierechter is opgelegd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 31 mei 2012.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 19 maart 2012, opgemaakt door D. van Os, reclasseringswerker Tactus verslavingszorg. Uit het rapport blijkt dat verdachte al gedurende een lange periode cannabis gebruikt en tot oktober 2011 amfetamine heeft gebruikt. Verdachte heeft uit eigen beweging hulp gezocht en voor een zinvolle dagbesteding gezorgd. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag gemiddeld. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden, maar gelet op de inhoud van voornoemd rapport en het beperkte justitieel verleden van verdachte zal zij volstaan met een werkstraf en een voorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank acht een werkstraf voor de duur van 240 uren waarvan 120 uren voorwaardelijk plus een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren passend. Daarnaast acht de rechtbank het van belang om aan deze straf bijzondere voorwaarden te verbinden.
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 5 en 6 vermelde voorwerpen, te weten 13 boeken en 2 bankpassen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreft die verdachte ten eigen bate kan aanwenden en die geheel door middel van het strafbare feit zijn verkregen.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 8 vermelde voorwerpen, te weten 2 schrijfblokken moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen met behulp waarvan het feit is begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de aan hem/haar toebehorende op de beslaglijst onder nummer 1 vermelde geheugenkaart Panasonic, aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst onder nummers 2, 3, 4, 7 en 9 vermelde voorwerpen, te weten 2 geheugenkaarten van het merk Western Digital, een geheugenkaart van het werk Platinum, een Fujitsu laptop, een USB stick en een harddisk van het merk Maxtor, aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Benadeelde partij
De benadeelde partij (benadeelde partij) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.235,91 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is (benadeelde partijd) geen rechtstreeks benadeelde van de bewezenverklaarde feiten, omdat verdachte zich geen geldbedragen van de benadeelde partij heeft toegeëigend en houdt de geleden schade verband met de oplichting gepleegd door Naam 2 en niet met de verduistering gepleegd door verdachte als postbesteller. Daarom zal de benadeelde partij (benadeelde partij) in haar vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij (benadeelde partij) kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wetsartikelen
De beslissing berust, naast de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 55 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Van de taakstraf zal een gedeelte, groot 120 uren, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren:
- aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast wanneer verdachte gedurende een proeftijd van twee jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
- de verdachte zich op eerste uitnodiging van de reclassering aldaar zal melden en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- de verdachte zich gedurende de proeftijd zal conformeren aan de ambulante behandeling bij Tactus verslavingszorg te Deventer of een soortgelijke instelling.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Beslag
De rechtbank verklaart verbeurd de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, welke aan dit vonnis is gehecht, vermeld onder nummers 5, 6 en 8.
De rechtbank gelast de teruggave van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, welke aan dit vonnis is gehecht, vermeld onder nummer 1 aan de rechthebbende.
De rechtbank gelast de teruggave van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, welke aan dit vonnis is gehecht, vermeld onder nummers 2, 3, 4, 7 en 9 aan verdachte.
Schadevergoeding
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (benadeelde partij) in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mrs. F. Koster en E. Leentjes, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2012.
Mr. E. Leentjes is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.