RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummers: 07.660032-12 + 07.690056-12 (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 augustus 2012
[verdachte],
geboren op [geboortedatum],
wonende te [adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 31 juli 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte niet is verschenen. Ter terechtzitting is verschenen mr. R.P. de Graaf, advocaat te Utrecht, die heeft verklaard door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om deze ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging ten laste gelegd dat:
Parketnummer 07.660032-12
hij op of omstreeks 24 september 2011 in de gemeente Dronten tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (twee afgescheurde menisci en/of een afgescheurde kruisband en/of haarscheurtjes in het kraakbeen van de knie), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- meermalen, in ieder geval eenmaal (hard) tegen de knie, in ieder geval het been, te schoppen en/of
- meermalen, in ieder geval eenmaal (hard) tegen het lichaam te schoppen (nadat die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of
- meermalen, in ieder geval eenmaal (hard) in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan/stompen;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2011 te Dronten met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld jegens die [slachtoffer 1] bestond uit
- het meermalen, in ieder geval eenmaal (hard) tegen de knie, in ieder geval het been schoppen en/of
- het meermalen, in ieder geval eenmaal (hard) tegen het lichaam schoppen (nadat die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of
- het meermalen, in ieder geval eenmaal (hard) in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam slaan/stompen;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2011 te Dronten, opzettelijk heeft mishandeld [slachtoffer 1] door deze tegen het lichaam te slaan/stompen/schoppen/trappen, waardoor hij pijn en/of letsel heeft bekomen;
Parketnummer 07. 690056-12
1.
hij op of omstreeks 07 januari 2012 in de gemeente Dronten een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik weet waar je woont. Je zult vanavond heel slecht slapen. Je belt de politie niet" en/of "Als je de politie belt maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarna hij, verdachte, zijn wijsvinger horizontaal langs zijn, verdachtes, keel bewoog;
2.
hij op of omstreeks 07 januari 2012 in de gemeente Dronten opzettelijk en wederrechtelijk een glazen vitrine(ruit)(van de koeling), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan shoarmazaak Dunner King en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 07.690056-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten als de feiten 2 en 3.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat de dagvaarding nietig verklaard dient te worden omdat onvoldoende feitelijk is omschreven hoe de vermeende vernieling plaats zou hebben gevonden.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de Hoge Raad heeft bepaald dat de expliciete handeling geen nadere omschrijving behoeft.
De rechtbank overweegt, dat het criterium voor de geldigheid van de dagvaarding is of het de verdediging redelijkerwijs duidelijk moet zijn waarvan de verdachte wordt beschuldigd. De beoordeling of hiervan sprake is, vindt plaats in het licht van het onderliggende dossier, de toelichting van de officier van justitie en het onderzoek ter terechtzitting.
Voor de onder 3 ten laste gelegde vernieling geldt zodoende, dat het de verdediging redelijkerwijs duidelijk moest zijn waarvan verdachte wordt beschuldigd. Tijdens de behandeling ter terechtzitting is gebleken, dat het de verdediging ook daadwerkelijk duidelijk was. Dit blijkt tevens uit het verhoor van de verdachte op 7 januari 2012. Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij op 7 januari 2012 in Dunner King was. Het verweer wordt daarom verworpen. De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is voorts van oordeel dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Bij de beoordeling van deze zaak stelt de rechtbank op basis van het voorliggende procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting het navolgende vast.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op 24 september 2011 doet [slachtoffer 1] aangifte. Hij verklaart dat hij op 24 september 2011 bij café De Overkant in Dronten was toen een vriend van hem ruzie kreeg. Buiten het café werd aangever tegen zijn linkerknie geschopt. Daarna werd hij nog geschopt en geslagen. Van omstanders hoorde aangever dat het [medeverdachte 1] was die tegen zijn knie had geschopt en [verdachte] de andere persoon was.
Aangever [slachtoffer 1] heeft nadere verklaringen afgelegd en er zijn meerdere getuigen gehoord.
Naar aanleiding van het voorgaande is onder meer [verdachte] als verdachte aangehouden.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Op 7 januari 2012 wordt door [slachtoffer 2] aangifte gedaan van bedreiging. Hij verklaarde dat [verdachte] op voornoemde datum met twee andere personen Dunner King in Dronten binnenkwam. Vervolgens zei [verdachte] tegen aangever: “Ik weet waar je woont. Je zult vanavond heel slecht slapen. Je belt de politie niet”. Aangever verklaarde dat [verdachte] daarna zijn wijsvinger horizontaal langs zijn keel bewoog.
Tevens wordt op 7 januari 2012 door [slachtoffer 3] aangifte gedaan. Hij verklaarde dat hij de eigenaar is van Dunner King in Dronten. Op voornoemde datum werd hij gebeld door een van zijn medewerkers die verklaarde dat [verdachte] de ruit van de vitrine in de Dunner King had vernield.
[verdachte] is op heterdaad als verdachte aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde en verdachte te veroordelen voor het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde. Daartoe heeft zij verwezen naar de zich in het dossier bevindende aangiften, de getuigenverklaringen van [getuige 1 ] en [getuige 2] en de verklaringen van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak bepleit.
Daartoe heeft hij primair aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte aanwezig was bij de mishandeling van [slachtoffer 1]. Geen van de getuigen kent verdachte. De getuigen noemen de naam van verdachte nadat zij van omstanders deze naam horen. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake is van openlijke geweldpleging door verdachte. Het enkele stelselmatig versterken en zich niet distantiëren is niet voldoende om te spreken van een wezenlijke bijdrage. Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging. Geen van de getuigen ziet dat de tweede persoon aangever raakt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte zijn wijsvinger langs zijn keel heeft gehaald. Slechts de aangever verklaart hierover. Het uiten van de bewoordingen dat de politie niet gebeld mag worden is geen bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Derhalve dient vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Zoals hiervoor onder de inleiding is aangeven heeft [slachtoffer 1] op 24 september 2011 aangifte gedaan. Hij verklaarde dat hij, op 24 september in café De Overkant, gevestigd aan [adres], in Dronten was toen een vriend van hem ruzie kreeg met een kleine getinte man die een zwart shirt aan had met daarop roze glitter letters. Hier kwam een grotere getinte man met een wit T-shirt aan bij staan waarna aangever met deze man naar buiten ging. Eenmaal buiten schopte deze man tegen de linkerknie van aangever. Aangever dacht dat zijn knie brak. Daarna werd aangever geschopt en geslagen. Hij zag dat dit in ieder geval gebeurde door de kleine man. Aangever hoorde van omstanders dat de kleine man [verdachte] was en de grote man [medeverdachte 1].
Op 12 oktober 2011 legt aangever een aanvullende verklaring af. Aangever verklaart opnieuw dat hij met medeverdachte mee naar buiten liep, om de ruzie uit te praten en dat zijn vriend [getuige 2] met hen meeliep. Voordat aangever het in de gaten had, probeerde [medeverdachte 1] hem te slaan. Aangever kon deze klap afweren, maar werd direct daarop hard tegen zijn knie geschopt door [medeverdachte 1]. Vervolgens werd aangever in ieder geval door verdachte geschopt en geslagen.
Ten aanzien van het gebeurde op 24 september 2011 heeft [getuige 1] verklaard dat zij op de bewuste avond met aangever en [getuige 2] bij café De Overkant was. Een kleine getinte man met een zwart shirt met daarop roze glitter letters aan - naar later bleek verdachte - liep enkele malen in en uit het café en duwde op een gegeven moment tegen aangever aan. Toen aangever zei: “Doe eens rustig aan man”, kwam verdachte kort daarop met een man met een fors postuur en een wit T-shirt aan - naar later bleek [medeverdachte 1] - naar buiten. De medeverdachte pakte aangever en [getuige 2] mee. Toen ze enkele passen bij het café verwijderd waren, zag getuige [getuige 1 ] dat medeverdachte met zijn rechtervuist in de richting van aangever sloeg. Direct daarop gaf medeverdachte een trap ter hoogte van de knie van aangever. Aangever viel daarop direct op de grond. Daarna kwam verdachte weer in beeld en probeerde aangever te trappen.
Ter terechtzitting van 31 juli 2012 heeft de rechtbank de beschikbare camerabeelden, gemaakt in de nacht van 24 september 2012, bekeken. De rechtbank heeft waargenomen dat links in het beeld een groep mensen staat waaruit drie personen weglopen richting de gestalde fietsen. Twee van deze personen zijn in het licht gekleed en één persoon heeft donkere kleding aan. Vervolgens wordt door een persoon in een wit shirt een slaande en schoppende beweging gemaakt en is de tweede persoon met lichte kleding aan niet meer te zien. Daarna komt er uit de linkerhoek iemand aanlopen die donkere kleding draagt en zich voegt bij de groep.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 1] en de getuigenverklaring van [getuige 1] ondersteund worden door de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden op de zitting van 31 juli 2012. Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte aanwezig was bij de mensen door wie aangever mishandeld is. Dat aangever en getuige [getuige 1 ] later de namen van verdachte en medeverdachten horen doet aan hun verklaringen niets af.
De rechtbank is eveneens van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat het medeverdachte [medeverdachte 1] is die aangever een harde schop tegen zijn knie geeft waardoor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt aan de zware mishandeling en zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1].
De rechtbank is van oordeel dat het geweld tegen [slachtoffer 1] - het slaan tegen het lichaam, de harde schop tegen de knie en het vervolgens opnieuw (proberen te) schoppen tegen het lichaam – aangemerkt dient te worden als openlijk geweld nu dit geweld plaats heeft gevonden in de openbare ruimte. De rechtbank overweegt hierbij dat het begrip geweld ruim uitgelegd dient te worden. Daadwerkelijke verwonding dan wel beschadiging is geen vereiste. Het is voldoende dat het geweld daartoe had kunnen leiden.
De rechtbank overweegt, ten aanzien van het verweer van de raadsman, dat er geen sprake is geweest van een significante bijdrage van verdachte aan het gepleegde openlijke geweld het navolgende:
Uit het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2003 gepubliceerd onder LJN AL6209 is met betrekking tot de woorden “in vereniging” in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht het volgende - voor zover hier van belang - overwogen: De parlementaire geschiedenis van die wet houdt ten aanzien van het bestanddeel "in vereniging" onder meer het volgende in: "Strafbaarheid ter zake van het medeplegen van een strafbaar feit kan slechts intreden indien sprake is van een bewuste samenwerking. Aan die samenwerking, resulterend in een gezamenlijk bewerkstelligde openlijke geweldpleging, moet een voldoende wezenlijke bijdrage zijn geleverd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijke geweld. Immers is het verdachte geweest die, na het opstootje in het café De Overkant, zijn neef en medeverdachte [medeverdachte 1] erbij haalde. Vervolgens werd aangever [slachtoffer 1] meegenomen naar buiten waar aangever geschopt en geslagen werd. Nadat aangever, door een trap tegen zijn knie van medeverdachte [medeverdachte 1], op de grond was gevallen, nam verdachte deel door opnieuw te (proberen) schoppen tegen het lichaam van aangever. De rechtbank overweegt dat verdachte zodoende de initiatiefnemer van het geweld was, zich daarvan vervolgens niet heeft gedistantieerd en uiteindelijk zelf ook heeft geprobeerd aangever letsel toe te brengen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 7 januari 2012 [slachtoffer 2] heeft bedreigd. Daartoe overweegt zij het navolgende.
Zoals hiervoor onder de inleiding uiteen is gezet heeft [slachtoffer 2] op 7 januari 2012 aangifte gedaan van bedreiging. Hij verklaarde dat verdachte op voornoemde datum tegen aangever zei dat hij wist waar hij woonde, aangever die nacht slecht zou slapen en aangever niet de politie mocht bellen. Direct daarop maakte verdachte met zijn wijsvinger een horizontale beweging langs zijn keel terwijl hij aangever aankeek. Aangever verklaarde zich hierdoor ernstig bedreigd te voelen.
[Getuige 3] die op de desbetreffende avond een broodje aan het eten was in de Dunner King verklaarde dat hij drie personen binnen zag komen, waarvan er één direct stennis begon te schoppen. Hij wilde een naam en adres hebben van de medewerker en bedreigde de aanwezige medewerkers met de woorden “Als je de politie belt, maak ik je af”.
Verdachte heeft ter zake van het ten laste gelegde bij de politie op 7 januari 2012 verklaard: “Ik had niet de bedoeling om [slachtoffer 2] te bedreigen. Het zou kunnen dat ik dingen tegen hem gezegd had, maar ik weet niet wat.”
De rechtbank overweegt dat gelet op voornoemde bewijsmiddelen bewezen kan worden verklaard dat verdachte [slachtoffer 2] bedreigd heeft. De rechtbank merkt hierbij - wellicht ten overvloede - op dat niet vereist is dat de bedreiging in het concrete geval een dusdanige indruk heeft gemaakt dat er daadwerkelijk vrees is opgetreden. De bedreiging moet van dien aard zijn en onder dusdanige omstandigheden geuit dat deze in het algemeen een redelijke vrees kan doen opwekken.
De rechtbank merkt tevens op dat ingevolge bestendige jurisprudentie (HR 07 april 1981, NJ 1981, 399) de bewijsminima van de dubbele bevestiging geldt ten aanzien van de hele tenlastelegging en niet ten aanzien van elk onderdeel van de tenlastelegging. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de ruit van de vitrine heeft vernield. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Nu verdachte in zijn verklaring bij de politie op 7 januari 2012 heeft verklaard dat hij uit boosheid en met kracht op de glazen vitrine sloeg met zijn rechterhand en daardoor het glas stuk ging, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar de aangifte van [slachtoffer 3], de verklaring van medewerker [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1 subsidiair.
op 24 september 2011 te Dronten met een ander, op de openbare weg, [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld jegens die [slachtoffer 1] bestond uit
- het hard tegen de knie schoppen en
- het tegen het lichaam schoppen nadat die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
- tegen het lichaam slaan.
2.
op 07 januari 2012 in de gemeente Dronten een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:"Ik weet waar je woont. Je zult vanavond heel slecht slapen. Je belt de politie niet" en/of "Als je de politie belt maak ik je af", waarna hij, verdachte, zijn wijsvinger horizontaal langs zijn, verdachtes, keel bewoog.
3.
op 07 januari 2012 in de gemeente Dronten opzettelijk en wederrechtelijk een glazen ruit van de koeling, toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft vernield.
Van het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Onder 1 subsidiair:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Onder 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Onder 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake van de door haar bewezen geachte feiten, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Daarbij dienen als bijzondere voorwaarden begeleiding door Tactus Verslavingszorg, het volgen van een agressieregulatietherapie en het onderwerpen aan urinecontroles opgelegd te worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf opgemerkt dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde kan zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, bedreiging en vernieling. De rechtbank neemt bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat verdachte en zijn medeverdachte onder invloed van alcohol tijdens het uitgaan de confrontatie hebben opgezocht en fysiek geweld hebben gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de initiatiefnemer was van het uitgaansgeweld. Dit geweld roept in het algemeen gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving op en in het bijzonder bij de slachtoffers op. Het slachtoffer heeft daarbij zeer zwaar lichamelijk letsel opgelopen en ondervindt van het mede door verdachte uitgeoefende geweld ook thans nog fysieke en psychische gevolgen. De rechtbank rekent dit verdachte, ook nu de strafverzwarende omstandigheid niet ten laste is gelegd, zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de op te leggen straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, brengt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf in rekening de straf die verdachte bij vonnis d.d. 12 december 2011 van de politierechter van deze rechtbank ter zake van mishandeling is opgelegd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijke verleen van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Nu het reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg d.d. 15 mei 2012 niet met verdachte is besproken en geenszins gebleken is dat verdachte openstaat voor enige vorm van hulp en begeleiding ziet de rechtbank mede gelet op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 juli 2012 geen noodzaak tot het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf.
Benadeelde partij 1
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 9.088,56, zijnde materiële en immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij 1 niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering gelet op het feit dat het letsel van [slachtoffer 1], waarvoor schadevergoeding gevorderd wordt niet is veroorzaakt door verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de door hem betoogde vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte vrijgesproken wordt van onder 1 primair ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en de vordering toeziet op het verhalen van de schade/het letsel toegebracht aan de knie de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Benadeelde partij 3
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.650, -, zijnde materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en zodoende de vordering gelet op de schade toe te wijzen tot een bedrag van
€ 2.000, -. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden in zijn vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd de benadeelde partij wegens het onvoldoende onderbouwd zijn en de onevenredige belasting van het strafgeding niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij 3 rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 3 bewezen verklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat de benadeelde partij de vernielde ruit van de vitrine moest vervangen en voorraad heeft moeten weggooien. De rechtbank schat deze schade op een bedrag van € 500, -, vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Benadeelde partij 2
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 40, -.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij 2 niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij wegens het onvoldoende onderbouwd zijn en de onevenredige belasting van het strafgeding niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36f, 57, 63, 141, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- bepaalt de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer 3]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij 3, wonende te Dronten, van een bedrag van € 500, - (zegge: vijfhonderd euro);
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 500, - ten behoeve van het slachtoffer 3 voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij 3 (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij 3, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij 3 voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer 2]
- bepaalt de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.J. Harmeijer, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en G.E.A. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 augustus 2012.
Mr. Neppelenbroek en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.