RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummers: 07.662047-12, 07.690398-12 en 07.696555-11 (gev.ttz.) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 augustus 2012
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting in de zaak met parketnummer 07.696555-11 is aangevangen op 2 februari 2012 en het onderzoek ter terechtzitting in de zaak met parketnummer 07.662047-12 op 29 mei 2012. Het onderzoek ter terechtzitting in de beide zaken is hervat op 26 juli 2012 en op die datum is tevens de zaak met parketnummer 07.690398-12 aangevangen. Voornoemde drie zaken zijn op 26 en 27 juli 2012 gevoegd behandeld en op die data heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaken plaatsgevonden. De verdachte is daarbij op 26 en 27 juli 2012 verschenen, op beide data bijgestaan door mr. T.F.M. Hindriks, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.S. Ludwig en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is (na een nadere omschrijving tenlastelegging) ten laste gelegd dat:
Parketnummer 07.662047-12
1.
hij op of omstreeks 12 november 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (ongeveer) 03:15 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres 1], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een (wit) doosje (met daarin o.a. diverse oorbellen en/of knopen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen/geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen aldaar,
meermalen, in ieder geval éénmaal,
• (met kracht) een steen/kei, in ieder geval een hard voorwerp, door een raam van die woning aan [adres 1] heeft/hebben gegooid en/of
• die woning aan [adres 1] is/zijn binnen gegaan en/of
• naar die [aangever 1] is/zijn toegelopen, welke zich in een bed in een slaapkamer bevonden en/of
• een mes, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, in de richting van het lichaam van die [aangever 1] heeft gehouden, in ieder geval aan die [aangever 1], dat mes, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [aangever 1] heeft vastgehouden en/of
• (met kracht) op/tegen/in het lichaam van die [aangever 1] heeft geduwd en/of
• (met kracht) met dat mes, in ieder geval met dat soortgelijke voorwerp, op de rug, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [aangever 1] heeft geslagen, waardoor die [aangever 1] ten val is gekomen en/of
• (daarbij/daarna) die [aangever 1] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
* "Kom op met geld." en/of
* "Als je geen geld geeft, dan trap ik je tegen de grond." en/of
* "Geef geld, anders vermoord ik je." en/of
* "Houd je mond."
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn/hun gezicht en/of hoofd (deels) had(den) gecamoufleerd/bedekt door het dragen van camouflageverf/schmink op het gezicht en/of een muts/capuchon over/op het hoofd;
2.
hij op of omstreeks 07 december 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen 3000,- euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen/geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hij op of omstreeks 07 december 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, in de woning gelegen aan [adres 2], door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 3000,- euro, in elk geval enig geldbedrag,geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal,
• (met kracht) een steen/kei, in ieder geval een hard voorwerp, door een raam van die woning aan [adres 2] heeft gegooid en/of
• die woning aan [adres 2] is binnen gegaan en/of
• naar die [aangever 2] is toegelopen en/of die [aangever 1] heeft gevolgd naar de slaapkamer en/of
• een mes, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, in de richting van het lichaam van die [aangever 1] heeft gehouden, in ieder geval aan die [aangever 2] dat mes, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [aangever 2] heeft vastgehouden en/of
• met dat mes, in ieder geval met dat soortgelijke voorwerp, een steekbeweging in de richting van het lichaam van die [aangever 2] heeft gemaakt en/of
• plotseling en/of onverhoeds die 3000,- euro uit de handen van die [aangever 2] heeft gegrist en/of
• (daarbij/daarna) die [aangever 2] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld.", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn/hun gezicht en/of hoofd (deels) had(den) gecamoufleerd/bedekt door het dragen van een doek voor het gezicht en/of een muts/capuchon over/op het hoofd;
3.
hij op of omstreeks 05 januari 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 3] heeft weggenomen een (gouden) ketting met een hanger (met een parel) en/of een digitaal fotolijstje (merk: Philips) en/of een SD-kaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toehorendee aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen/geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal,
• (met kracht) een steen/kei, in ieder geval een hard voorwerp, door een raam van die woning aan [adres 3] heeft gegooid en/of
• die woning aan [adres 3] is/zijn binnen gegaan en[aangever 3]ar die [aangever 3] is/zijn toegelopen en/of
• een (hak)mes, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, in de richting van het l[aangever 3]an die [aangever 3] heeft/hebben gehouden, in ieder[aangever 3]an die [aangever 3] dat (hak)mes, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft/hebben getoond, in ieder geval zich[aangever 3]or die [aangever 3] heeft/hebben vastgehouden en/of
• een pistool, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, op een slaap en/of elders op het l[aangever 3]an die [aangever 3] heeft/hebben gericht, in i[aangever 3]al aan die [aangever 3] dat pistool, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft/hebben getoond, in ieder geval zich[aangever 3]or die [aangever 3] heeft/hebben vastgehouden en/of
• plotseling en/of onverhoeds (met kracht) die (gouden) ketting met een hanger (met een parel) van de nek/hals van die [aan[aangever 3] heeft getrokken en/of
• (daarbij/daarna) die [aangever 3] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld, of ik schiet je kapot.", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn/hun gezicht en/of hoofd had(den) gecamoufleerd/bedekt door het dragen van een bivakmuts over/op het hoofd;
4.
hij op of omstreeks 05 januari 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een pistool/veerdrukwapen (merk: Galaxy, model: G.1) zijnde een voorwerp dat/die voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 16 november 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres 4] heeft weggenomen
• drie computers/notebooks (merk: Compaq, type: Evo en/of merk: Medion, type: Md41300 en/of merk: Athlon/Asus) en/of
• een harddisk (merk: Western Digital) en/of
• vier fotocamera's (merk: Panasonic, type: Lumix en/of merk: Canon, type('s): Powershot A800 en/of Eos 1000 en/of Powershot A710) en/of
• een videocamera (merk: JVC, type: Grd 325) en/of
• een flatscreen (merk: Sony, type: Bravia) en/of
• een internetradio (merk: Envivo) en/of
• een HD-camcorder en/of
• een afstandsbediening (voor schotelontvangst) en/of
• een muis (merk: Logitech) en/of
• een radio/wereldontvanger (merk: Sony, type: Icf-Sw7600),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 16 november 2011 tot en met 18 november 2011 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) twee fotocamera's (merk: Panasonic, type: Lumix en/of merk: Canon) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die twee fotocamera's (merk: Panasonic, type: Lumix en/of merk: Canon) wist(en), in ieder geval redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
6.
hij in of omstreeks de periode van 30 december 2011 tot en met 31 december 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres 5] heeft weggenomen
• een spelcomputer met toebehoren (merk: Xbox) en/of
• een cd-speler en/of
• 28 cd's en/of
• een koptelefoon en/of
• een personal computer desktop (merk: Packard Bell, type: IMEDIA X5570) en/of
• vijf horloges en/of
• vier kettingen (met hanger) en/of
• vier armbanden en/of
• zeven ringen en/of
• diverse oorbellen en/of
• een speld en/of
• een postzegelalbum (merk: DAVO) en/of
• diverse (Surinaamse) postzegels en/of
• diverse (verzamel)munten en/of biljetten en/of
• drie flessen wijn en/of
• een fles champagne en/of
• een kerstpakket en/of
• een boodschappentrolley/sporttas (merk: Asko),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
hij op of omstreeks 09 januari 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres 6] weg te nemen (een) goed(eren) en/of een geldbedrag van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning gelegen aan [adres 6] te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een steen (in een muts) door een raam van die woning gelegen aan [adres 6] heeft/hebben gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8.
hij op of omstreeks 09 januari 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres 7] weg te nemen (een) goed(eren) en/of een geldbedrag van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning gelegen aan [adres 7] te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
• (met een steen/tegel) een gat in een raam van de achterdeur van die woning gelegen aan [adres 7] heeft/hebben gemaakt/geslagen en/of
• die woning gelegen aan [adres 7] binnen is/zijn gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 07.690398-12
hij op of omstreeks 10 januari 2012 in de gemeente Ermelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 8] heeft weggenomen
• een (spiegelreflex)camera (merk: Canon) en/of
• een gouden ring en/of
• een horloge en/of
• een ketting en/of
• een sleutelbos en/of
• twee telefoons (merk: Siemens) en/of
• een tas (met daarin onder andere een rijbewijs op naam staand van die [aangev[aangever 8] en/of diverse bankpassen en/of 150,- euro), in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen/geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hij op of omstreeks 10 januari 2012 in de gemeente Ermelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, in de woning gelegen aan [adres 8], door geweld en/of bedreiging met geweld [aan[aangev[aangever 8] heeft gedwongen tot de afgifte van
• een (spiegelreflex)camera (merk: Canon) en/of
• een gouden ring en/of
• een horloge en/of
• een ketting en/of
• een sleutelbos en/of
• twee telefoons (merk: Siemens) en/of
• een tas (met daarin onder andere een rijbewijs op naam staand van die [aangever 8] en/of diverse bankpassen en/of 150,- euro), in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal,
• die woning aan [adres 8] is/zijn binnen gegaan en/of op die [aangever 8] is/zijn toegelopen en/of
• een (slagers)mes, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, op de keel van die [aangever 8] heeft geplaatst/gezet en/of (zeer dicht)bij het gezicht en/of in de richting van het lichaam van die [aangever 8] heeft gehouden, in ieder geval aan die [aangever 8] dat (slagers)mes, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [aangever 8] heeft vastgehouden en/of
• (met kracht) aan een ring, welke om een vinger zat van die [aangever 8], heeft getrokken en/of (daarbij) (met kracht) een/de voet(en) in/op/tegen de buik van die [aangever 8] heeft gezet/gedrukt en/of
• (met kracht) met een stok (met spijkers) in de rug van die [aangever 8] heeft geprikt en/of geduwd en/of
• (met kracht) in een lies van die [aangever 8] heeft getrapt/geschopt en/of
• (daarbij/daarna) die [aangever 8] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
* "Geld, goud." en/of
* "Welke keukenla?" en/of
* "Houd je hand onder de kraan.",
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking en/of
• een (slagers)mes, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, (zeer dicht)bij het gezicht en/of in de richting van het lichaam van die [aangever 8] heeft gehouden, in ieder geval aan die [aangever 8] dat (slagers)mes, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [aangever 8] heeft vastgehouden en/of
• (met kracht) met een stok (met spijkers) op/tegen/in het lichaam van die [aangever 8] heeft geslagen en/of
• (met kracht) een gouden ring, van een vinger, van die [aangever 8] heeft getrokken/gepakt en/of
• (daarbij/daarna) die [aangever 8] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
* "Geld, goud." en/of
* "Welke keukenla?" en/of
* "Geef die ring." en/of
* "Mee naar de keuken." en/of
* "Houd je hand onder de kraan." en/of
* "Sta stil." en/of
* "Waar is het geld?" en/of
* "Waar is het goud?" en/of
* "Goud, geld. Geef hier, anders zal ik je doden." en/of
* "Geef horloge, horloge." en/of
* "Ik kan je doden." en/of
* Ga je sieraden halen.",
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn/hun gezicht en/of hoofd (deels) had(den) gecamoufleerd/bedekt door het dragen van (een) (bivak)muts(en) over/op het hoofd;
Parketnummer 07.696555-11
hij op of omstreeks 23 mei 2011 te Almere, (althans) in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 9] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [aangever 9] een zogenoemde kopstoot heeft/hebben gegeven en/of die [aangever 9] (met kracht) in de bosjes heeft/hebben geduwd en/of aan de benen van die [aangever 9] heeft/hebben getrokken en/of die [aangever 9] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of heeft/hebben gedreigd een steen naar die [aangever 9] te gooien;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 mei 2011 te Almere, (althans) in de gemeente Almere, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Kaneelstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [aangever 9], welk geweld bestond uit het (met kracht) in de bosjes duwen van die [aangever 9] en/of het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan en/of stompen en/of schoppen tegen/op het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam van die [aangever 9];
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 mei 2011 te Almere, (althans) in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangever 9]) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt, waardoor voornoemde [aangever 9] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 07.662047-12 onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde feiten, het in de dagvaarding met parketnummer 07.690398-12 ten laste gelegde feit en het in de dagvaarding met parketnummer 07.696555-11 ten laste gelegde feit als de feiten 1 tot en met 10.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Feiten 1 tot en met 9:
Op 6 januari 2012 is besloten tot het samenstellen van een Assistentie Recherche Team om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar drie woningovervallen die in de periode van 12 november 2011 tot en met 5 januari 2012 hebben plaatsgevonden in de Kruidenwijk in Almere. Het betrof de adressen [adres 1], [adres 2] en [adres 3]. De overvallen vertoonden enkele overeenkomsten op het punt van de slachtoffers ((hoog)bejaard), type woning (seniorenwoning), locatie (Kruidenbuurt), wijze van binnentreden (ruit vernielen met een steen) en de eis (geld). Een strafrechtelijk opsporingsonderzoek is gestart en in dat kader zijn diverse opsporingsmiddelen toegepast en is gebruik gemaakt van diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden.
Uiteindelijk zijn als verdachten naar voren gekomen verdachte en medeverdachten [medeverdachte B], [medeverdachte C], [medeverdachte D], [medeverdachte E] en [medeverdachte F]. Verdachte en diens medeverdachten zijn meerdere keren gehoord door de politie en bij hen is celmateriaal afgenomen ter vaststelling van hun DNA-profiel.
Naast de hiervoor genoemde woningovervallen is er tijdens het onderzoek nog een viertal (poging) woningbraken in de Kruidenwijk in Almere bekend geworden, waarvan het vermoeden was dat één of meer van de hiervoor genoemde verdachten daarbij betrokken zou zijn geweest. Het betreft de adressen [adres 5], [adres 6], [adres 7] en [adres 4].
Tevens is binnen het onderzoek nog een aantal verdenkingen van andere strafbare feiten naar voren gekomen.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte B] verbleven tijdens hun aanhouding in verband met het onderhavige onderzoek in het huis van bewaring, aangezien zij in voorarrest zaten in verband met een verdenking van betrokkenheid bij een woningoverval op een woning in Ermelo aan de [adres 8].
Feit 10:
Op 23 mei 2011 is door [aangever 9] aangifte gedaan van een straatroof. In zijn aangifte noemt hij de naam [voornaam] als één van de daders. Dit blijkt later verdachte te zijn.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij het het meest aannemelijk acht dat verdachte de tweede persoon is geweest die boven in de slaapkamer is geweest, gelet op de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte C] en [medeverdachte D] en gelet op het feit dat er bloed van verdachte op de trap is aangetroffen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de relevantie daarvan echter beperkt is, aangezien sprake is geweest van medeplegen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft hij (onder meer) gewezen op de (aanvullende) aangifte, de medische informatie, de DNA-match (van de sporen op de kei), de getuigenverklaringen, de berichten van de verdachte op Twitter, het aangetroffen schoenspoor en de OVC-gesprekken.
Voor wat betreft het onder 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gewezen op de aangifte, de resultaten van het buurtonderzoek, de OVC-gesprekken, een bericht van de verdachte op Twitter, de processen-verbaal van bevindingen bij Used Products en de verklaring van de [medeverdachte G].
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde heeft hij gewezen op de aangifte, het aangetroffen schoenspoor, het feit dat verdachte daags na het feit goud heeft ingeleverd bij Used Products, de verklaring van de [getuige 2], de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte E] en [medeverdachte B], de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] en ten slotte op de OVC-gesprekken.
Voor wat betreft het onder 10 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gewezen op de aangifte (waaruit volgt dat aangever heeft verklaard dat verdachte de telefoon heeft afgepakt en geweld heeft uitgeoefend), de bekennende verklaringen van de verdachte en [medeverdachte G] en de verklaring van de [getuige 6].
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 2, 5 primair, 6 en 10 primair ten laste gelegde feiten, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het aantreffen van het DNA van de verdachte op de steen nog niet betekent dat hij in de woning is geweest, dat niet is vast te stellen of het aangetroffen schoenspoor afkomstig is van de schoen van de verdachte, dat medeverdachten [medeverdachte E] en [medeverdachte D] niet hebben gezien dat verdachte in de woning is geweest en dat ook de berichten op Twitter geen bewijs opleveren dat de verdachte in de woning is geweest.
Voor wat betreft het onder 5 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen bewijs is voor het wegnemen van goederen door de verdachte, samen met anderen of alleen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw opgemerkt dat er geen goederen bij de verdachte zijn aangetroffen, uit de gegevens van Used Products niet blijkt dat verdachte daar goederen heeft ingeleverd, geen sprake is van een specifieke modus operandi die aan verdachte zou kunnen worden toegeschreven, er geen sprake is van een onomstotelijke match met het aangetroffen schoenspoor en de schoenen van de verdachte en niet kan worden vastgesteld dat het boek waarover de getuigen verklaren het boek betreft dat bij de inbraak is weggenomen.
Voor wat betreft het onder 10 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte op het moment van afpakken van de telefoon niet het oogmerk had tot wederrechtelijke toe-eigening, maar de bedoeling had de telefoon terug te geven.
De raadsvrouw heeft voorts verzocht verdachte van het onder 1 ten laste gelegde partieel vrij te spreken, te weten van het geweldsaspect. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet boven in de slaapkamer is geweest en niet heeft deelgenomen aan de geweldshandelingen die daar zijn verricht. Verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op het gebruik van geweld.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de onder 3, 4, 5 subsidiair, 7, 8, 9 en 10 subsidiair ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw subsidiair opgemerkt dat het ten laste gelegde bedrag van € 3.000,00 niet kan worden bewezen, aangezien aangever heeft verklaard dat een bedrag van € 2.700,00 is meegenomen. Voorts heeft zij subsidiair opgemerkt dat geen sprake is van wegnemen, zodat verdachte van de ten laste gelegde diefstal dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
De rechtbank overweegt dat, gelet op de daartoe strekkende bekennende verklaringen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte C] en [medeverdachte D], wettig en overtuigend kan worden bewezen dat alle drie voornoemde verdachten op 12 november 2011 omstreeks 3.15 uur in de woning van de aangevers aan de [adres 1] in Almere zijn geweest.
Aangever heeft verklaard dat er twee mannen in de slaapkamer zijn geweest . Verdachte heeft verklaard beneden in de woning te zijn gebleven en heeft ontkend boven in de slaapkamer te zijn geweest. Hij heeft voorts verklaard dat hij bij de woning gewond is geraakt bij zijn oog en dat deze wond bloedde.
De rechtbank overweegt dat medeverdachte [medeverdachte D] heeft bekend boven in de slaapkamer te zijn geweest. Hij heeft verklaard samen met verdachte boven in de slaapkamer te zijn geweest. Hij heeft voorts verklaard dat medeverdachte [medeverdachte C] beneden is gebleven .
Medeverdachte [medeverdachte C] heeft verklaard dat hij binnen in de woning is geweest en dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte D] boven zijn geweest .
Blijkens een daartoe opgemaakt proces-verbaal van bevindingen zijn direct na de overval beneden in de woning en boven op het bed in de slaapkamer bloeddruppels aangetroffen .
Op 12 maart 2012 is een nader onderzoek ingesteld in de woning van aangevers en zijn op de muur naast de trap die naar de eerste verdieping leidt, twee bloedvlekken aangetroffen. Deze bloedvlekken zijn fotografisch vastgelegd en veiliggesteld op de vaststelling van een DNA-profiel .
Blijkens een rapport van het NFI van 11 juni 2012 is er een DNA-match met het DNA-profiel van de verdachte, waarbij de berekende frequentie (de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het aangetroffen DNA-profiel) kleiner is dan één op één miljard.
Gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte D] boven in de slaapkamer zijn geweest en dat medeverdachte [medeverdachte C] beneden is gebleven. Aldus kunnen naar het oordeel van de rechtbank de boven verrichten geweldshandelingen in ieder geval aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte D] worden toegerekend.
De rechtbank is echter tevens van oordeel dat tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte C] en [medeverdachte D] sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking en aldus van medeplegen, zodat in die zin niet relevant is wie van de verdachten boven zijn geweest.
De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte D] en [medeverdachte C] die nacht met zijn drieën richting de betreffende woning zijn gelopen.
Medeverdachte [medeverdachte C] heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte D] begonnen te praten dat ze mensen gingen beroven. Vervolgens zijn ze achter elkaar de tuin bij de woning ingelopen en werd een raam ingegooid met een steen. Hij heeft verklaard dat er nog wat werd gezegd, maar dat hij dit niet hoorde. Er werd namelijk gefluisterd omdat anders de mensen wakker zouden worden. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte D] zijn naar binnen gegaan en zijn uiteindelijk naar buiten gekomen. Op dat moment had medeverdachte [medeverdachte D] een mes vast en verdachte een kistje. Medeverdachte [medeverdachte C] heeft verklaard dat hij ook binnen is geweest .
Medeverdachte [medeverdachte D] heeft verklaard dat verdachte zei dat hij naar een woning wilde om te stelen en dat hij met verdachte en medeverdachte [medeverdachte C] naar de woning is toegelopen. Verdachte heeft met een steen een ruit ingegooid en ging de woning in, gevolgd door medeverdachte [medeverdachte D] en medeverdachte [medeverdachte C] . Medeverdachte [medeverdachte D] heeft verder verklaard dat verdachte naar boven liep en dat hij achter verdachte aan is gelopen en dat ze samen in de slaapkamer hebben gestaan . Hij heeft verder verklaard dat verdachte binnen in de woning een mes had en dat hij verdachte bij binnenkomst onderaan de trap zag staan met een mes in zijn handen. Hij heeft verder verklaard dat, omdat hij de aangevers hoorde schreeuwen, hij tegen hen zei dat ze hun mond moesten houden. Hij heeft ook in de kamer rondgekeken of er iets was. Verdachte was aan het zoeken en vond een doosje . Hij heeft verder verklaard dat ze toen naar beneden gingen en dat hij daar zag dat medeverdachte [medeverdachte C] in de kasten aan het kijken was en dat ze vervolgens zijn weggerend .
Verdachte heeft verklaard dat het de bedoeling was om in te breken en dat hij op een gegeven moment met twee andere personen in de tuin bij de woning was. Ze hebben toen gezocht naar iets om het huis binnen te komen en hebben daar over gebrainstormd. Uiteindelijk werd er een ruit ingegooid met een steen en toen zijn ze de woning in gegaan. In de keuken werd door dader 1 een mes gepakt. Verdachte heeft verder verklaard dat ze, toen ze in de woonkamer liepen, gepraat hoorden. Verdachte heeft verklaard dat ze uiteindelijk met z’n drieën zijn weggerend .
De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor aangehaalde verklaringen blijkt dat alle drie de verdachten wisten wat het plan was (afspraak), dat ze met z’n drieën naar de woning zijn toegelopen, een ruit is ingegooid en ze samen naar binnen zijn gegaan. Vervolgens zijn alle drie de verdachten in de woning gebleven (aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren) en uiteindelijk met zijn drieën tegelijk weggerend.
Aldus hebben verdachte en zijn mededaders naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens samengewerkt tot het verrichten van de delictueuze gedraging. In dat geval is niet vereist dat alle medeplegers de uitvoeringshandelingen hebben verricht.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2:
De rechtbank overweegt dat aangever (woonachtig aan de [adres 2] in Almere) heeft verklaard dat hij op 7 december 2011 omstreeks 19.40 uur televisie zat te kijken dat hij plotseling een harde knal en glasgerinkel hoorde. Vervolgens is hij naar de hal gelopen en zag hij een man staan, die zijn gezicht had bedekt met een doek. De man had een mes vast en hij hoorde de man mompelen “Geld, geld”. Daarbij maakte de man een stekende beweging in de richting van aangever. Aangever is vervolgens naar zijn slaapkamer gelopen en heeft zijn geldkistje gepakt. De man heeft vervolgens het geld (een bedrag van € 2.700,00, bestaande uit biljetten van € 50,00) uit de hand van aangever gegrist en heeft vervolgens de woning verlaten .
Direct na de overval heeft een sporenonderzoek plaatsgevonden. In de tuin bij de woning van aangever is een schoenspoor aangetroffen en op het bed in de slaapkamer lag een kei (steen) .
Blijkens een vergelijkend sporenonderzoek naar het schoenspoor komt de profilering van de schoen die in de woning van verdachte in beslag is genomen overeen met de profilering van de schoen die het indrukspoor in de tuin van de [adres 2] heeft veroorzaakt .
Van het materiaal in de bemonstering van de kei is een DNA-profiel verkregen en dat heeft uiteindelijk geleid tot een match met het DNA-profiel van de verdachte, waarbij de berekende frequentie kleiner is dan één op één miljard .
Naar het oordeel van de rechtbank is het aangetroffen spoor van verdachte op de kei die in de woning van aangever is aangetroffen een duidelijk daderspoor, waarmee naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval vast staat dat verdachte bij de betreffende woning is geweest.
Een alternatief scenario voor het aantreffen van het DNA van verdachte op de plaats delict is in theorie denkbaar maar in het onderhavige geval op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Verdachte heeft immers ter terechtzitting van 26 juli 2012 verklaard niets met deze overval te maken te hebben en niet te weten hoe zijn DNA op die kei terecht is gekomen.
Op geen enkele wijze wordt door de verdachte mitsdien een aannemelijke verklaring gegeven met betrekking tot de vragen hoe, wanneer en onder welke omstandigheden zijn DNA daar terecht is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank had dit onder de hiervoor genoemde omstandigheden wel op de weg van verdachte gelegen.
Daarbij acht de rechtbank de door medeverdachten [medeverdachte D] en [medeverdachte E] afgelegde verklaringen van belang. Medeverdachte [medeverdachte E] heeft verklaard dat hij verdachte was tegengekomen en dat die aan hem had gevraagd of hij mee wilde doen. Medeverdachte [medeverdachte E] heeft verklaard tegen verdachte te hebben gezegd dat hij niet mee wilde doen en dat hij vervolgens zag dat verdachte weg liep en over een hek klom. Medeverdachte [medeverdachte D] is naar hem toegekomen en zij zijn beiden weggelopen. Medeverdachte [medeverdachte E] heeft verklaard dat hij toen een klap hoorde, vermoedelijk van een baksteen die door een ruit werd gegooid .
Medeverdachte [medeverdachte D] heeft verklaard dat hij een bericht kreeg van medeverdachte [medeverdachte E] dat deze in de steeg was. Hij is daar naartoe gegaan en medeverdachte [medeverdachte E] zei toen tegen hem dat verdachte daar was en wees daarbij in de richting van de tuinen van de [adres 2]. Hij is vervolgens weggelopen met medeverdachte [medeverdachte E] . Ook deze verklaringen wijzen derhalve op de aanwezigheid van verdachte bij de [adres 2].
Ten slotte acht de rechtbank de resultaten van de opgenomen gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte C] van belang. De rechtbank overweegt dat blijkens een ter zake opgemaakt proces-verbaal van bevindingen medeverdachte [medeverdachte C] verdachte vraagt naar de [adres 2] en dat verdachte daarop als antwoord geeft: “Nee, toen was ik alleen, man.”
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de DNA-match in samenhang met de aangifte en de hiervoor genoemde vaststellingen, voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren om tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde te komen.
Feit 3:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde, onder verwijzing naar de (aanvullende) aangiftes en de bekennende verklaring van de verdachte, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.
Feit 4:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde, onder verwijzing naar het proces-verbaal van bevindingen , de verklaring van medeverdachte [medeverdachte F] en de bekennende verklaring van de verdachte (voetnoot3), wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.
Feit 5:
De rechtbank overweegt dat blijkens de aangifte van [aangever 4] op 16 november 2011 een inbraak heeft plaatsgevonden in de woning aan de [adres 4] in Almere, waarbij een grote hoeveelheid beeld- en geluidsapparatuur is weggenomen, waaronder meerdere camera’s (Panasonic, type Lumix en meerdere camera’s van het merk Canon) en een PC..
De betreffende PC is bij een doorzoeking aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte C] .
Blijkens daartoe opgemaakte processen-verbaal heeft verdachte op 17 november 2011 een camera van het merk Canon ingeleverd bij Used Products in Almere en op 18 november 2011 een camera van het merk Panasonic type Lumix bij Used Products in Amsterdam.
De Panasonic Lumix bleek, gelet op het serienummer, de camera te zijn die was weggenomen bij voornoemde woninginbraak .
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande geen wettig en overtuigend bewijs oplevert voor betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak, nu geen sprake is van rechtstreeks bewijs.
Ook de door de officier van justitie aangehaalde fragmenten uit de OVC-gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte C] leveren naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks bewijs op. Er wordt slechts gesproken over de pc van die Osso (straattaal voor “huis”), maar ook dit is naar het oordeel niet rechtstreeks te herleiden tot enige betrokkenheid bij de woninginbraak.
Ook het door verdachte geplaatste bericht op Twitter (“Ben weer binnen) is naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak.
De rechtbank zal verdachte dan ook, vanwege het ontbreken van wettig bewijs, van het onder 5 primair ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 5 subsidiair ten laste gelegde, onder verwijzing naar de voorgaande vaststelling dat de camera’s van diefstal afkomstig zijn en de bekennende verklaring van de verdachte , wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de voornoemde bewijsmiddelen.
Feit 6:
De rechtbank overweegt dat op 31 december 2011 door [aangever 5] aangifte is gedaan van een woninginbraak, gepleegd op 30 december 2011 in de woning aan de [adres 5] in Almere, waarbij het raam in de achterdeur was geforceerd (raam vernield door middel van een tegel). Aangeefster heeft verklaard dat daarbij een groot aantal goederen, waaronder een postzegelboek en een verzameling Surinaamse geldbiljetten, is weggenomen .
Op 31 december 2011 heeft in de woning een sporenonderzoek plaatsgevonden, waarbij onder meer op de vloer in de woonkamer diverse fragmenten van (ingaande) schoensporen werden aangetroffen, die vervolgens zijn veiliggesteld .
Blijkens een vergelijkend schoensporenonderzoek heeft een vergelijking plaatsgevonden tussen een afdrukspoor van de schoen die verdachte aan had bij de woningoverval in Ermelo (en welke schoen toen in beslag is genomen) en de schoensporen die zijn veilig gesteld in de woning aan de [adres 5]. Uit het vergelijkend onderzoek tussen de foto van het schoenspoor, [nummer], en de vervaardigde proefafdruk van de zool van de schoen van verdachte is gebleken dat het profiel overeenkwam, de afmeting weergegeven door het spoor nagenoeg overeenkwam met de afmeting en het profiel van de schoen, 1 onregelmatigheid in het afdrukspoor qua plaats en globaal in vorm overeenkwam met een beschadiging in de zool van de schoen en onverklaarbare verschillen niet zijn waargenomen. De deskundige concludeert dat het afdrukspoor [nummer] mogelijk is veroorzaakt met de schoen van verdachte .
De [getuige 1] heeft verklaard dat zij van haar zoon had gehoord dat een jongen genaamd [voornaam] had gezegd dat hij de overval op de woning aan [adres 3] had gepleegd en dat hij op 30 december 2011 had ingebroken in de woning aan de [adres 5]. Zij heeft verder verklaard dat deze [voornaam] een zusje genaamd [voornaam] zou hebben en een broertje en dat [voornaam] via zijn telefoon over het voorgaande ping-berichten zou hebben verzonden naar mensen uit zijn omgeving (daarbij gebruik makend van pingnummer [nummer]). Verder heeft deze getuige een dag later telefonisch laten weten dat zij had gehoord dat [voornaam] was opgepakt in verband met een woningoverval in Ermelo . De rechtbank constateert dat een aantal van de door de getuige genoemde feiten, nadat deze getuige was gehoord, bleken te kloppen.
De rechtbank wijst voorts op de verklaring van de [getuige 2], woonachtig op het adres [adres 5] in Almere. Hij heeft verklaard dat hij verdachte kent en vóór de inbraak in hun woning al lange tijd geen contact meer had gehad met de verdachte. Op de avond van de inbraak had de getuige een pingbericht van verdachte gekregen met de tekst: “Jo, ga je vanavond nog iets drinken of iets doen”. De getuige heeft verklaard dat een vriend van hem, [getuige 3], vertelde dat verdachte een week na oud&nieuw een postzegelboek en geldbiljetten had verkocht in Amsterdam .
Genoemde [getuige 3] heeft verklaard dat hij in de week na oud&nieuw met verdachte en met [getuige 4] naar Amsterdam is geweest en dat verdachte toen in het bezit was van een postzegelboek en dat hij dit heeft verkocht in Amsterdam.
Verder had verdachte hem verteld dat hij toen ook biljetten bij zich had. Volgens de getuige wilde verdachte die ook verkopen, maar is dat niet gelukt.
Genoemde [getuige 4], heeft eveneens verklaard dat hij met verdachte en [getuige 3] naar Amsterdam is geweest en dat verdachte toen een postzegelboek bij zich had .
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard dat hij, maar ook anderen, dachten dat verdachte de inbraak aan de [adres 5] in Almere had gepleegd omdat er een raam was ingegooid en binnen de groep bekend was dat [getuige 2] dat weekend weg was .
Medeverdachte [medeverdachte E] heeft verklaard dat verdachte op de hoogte zou zijn geweest van het feit dat [getuige 2] niet thuis was, omdat hij via de ping een bericht had ontvangen dat [getuige 2] in Den Bosch was. Verdachte heeft de dag van de inbraak tegen hem gezegd dat hij geld nodig had en wat ging doen. Later die avond zag hij verdachte met een geldbedrag, wiet en drank en zei verdachte tegen hem dat hij iemand had beroofd door een raam in te gooien en een deur te forceren .
Ten slotte wijst de rechtbank op de resultaten van de OVC-gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte C]. Daaruit volgt dat als medeverdachte [medeverdachte C] zegt dat de afdrukken van verdachte zijn gevonden, verdachte aangeeft dat er drie keer een afdruk van hem is gevonden, waaronder bij [getuige 2] zijn osso (=straattaal voor “huis”) .
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 6 ten laste gelegde woninginbraak.
Feit 7:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 7 ten laste gelegde, onder verwijzing naar de (aanvullende) aangifte en de bekennende verklaringen van de verdachte en medeverdachten [medeverdachte F] en [medeverdachte B] , wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de voornoemde bewijsmiddelen.
Feit 8:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 8 ten laste gelegde, onder verwijzing naar de (aanvullende) aangifte en de bekennende verklaringen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte F] , wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de voornoemde bewijsmiddelen.
Feit 9:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 9 ten laste gelegde, onder verwijzing naar de (aanvullende) aangifte van [aangever 8] en de bekennende verklaring van de verdachte , wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het horloge sprake is van afpersing, nu dit door aangeefster is afgegeven en dat met betrekking tot de overige in de tenlastelegging genoemde goederen sprake is van diefstal, nu deze door verdachte en/of zijn mededader zijn weggenomen.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de voornoemde bewijsmiddelen.
Feit 10:
De rechtbank is van oordeel dat, onder verwijzing naar de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met anderen op 23 mei 2011 in Almere het in de tenlastelegging omschreven geweld heeft toegepast jegens aangever [aangever 9] en heeft gedreigd met geweld en dat verdachte de mobiele telefoon van aangever heeft afgepakt.
De rechtbank overweegt dat aangever heeft verklaard dat [medeverdachte G] hem een kopstoot gaf en hem daarna naar achteren heeft geduwd waardoor hij in de bosjes viel.
Toen hij in de bosjes lag, begon [medeverdachte G] hem te schoppen tegen zijn rechterbeen en sloeg hij aangever met de vlakke hand in zijn gezicht. Verdachte hield tegelijk zijn been vast en [medeverdachte G] pakte zijn andere been vast.
Nadat verdachte de schoenen van aangever had uitgetrokken, werd hij door verdachte met de vlakke hand in het gezicht geslagen en werd hij door [medeverdachte G] twee keer met een tak op zijn been geslagen. Aangever heeft verklaard dat vervolgens verdachte begon te loeren op de telefoon die aangever in zijn linkerhand vast had. Aangever heeft verklaard dat hij de telefoon in zijn jaszak wilde stoppen, maar dat [medeverdachte G] hem toen een harde klap op zijn achterhoofd gaf. Aangever zag en voelde dat verdachte zijn pols beet pakte en met zijn andere hand de telefoon van aangever. Het lukte verdachte niet meteen om de telefoon uit de hand van aangever te pakken, omdat aangever de telefoon stevig vast had. Uiteindelijk lukte het verdachte wel om de telefoon af te pakken en is aangever opgestaan. Hij wilde toen zijn telefoon terug pakken van verdachte en zag en voelde dat [medeverdachte G] hem weer een harde klap op het achterhoofd gaf. Tijdens die klap is verdachte weggelopen. Aangever heeft verder verklaard dat kort daarna hij tegen verdachte en [medeverdachte G] zei dat hij zijn telefoon terug wilde. Verdachte zei dat aangever hem mocht fouilleren en aangever heeft verklaard dit te hebben gedaan en daarbij niet zijn telefoon te hebben aangetroffen. Daarna heeft verdachte een steen uit de bosjes gepakt in zijn rechterhand en met zijn rechterarm een schijnbeweging gemaakt in de richting van aangever. Daarbij gebruikte verdachte de woorden: “ik gooi die steen naar je kop”, “begin nog een keer over die telefoon, dan is drie keer scheepsrecht en dan klap ik je weer” en “dat ga je zien”. Aangever heeft verklaard dat zijn mobiele telefoon is weggenomen .
De rechtbank overweegt dat zij geen enkele reden heeft te twijfelen aan de geloofwaardigheid en de juistheid van de door aangever afgelegde verklaring. Deze verklaring wordt bovendien ondersteund door de verklaring van de [getuige 6]. Deze getuige heeft gelijkluidend verklaard voor wat betreft het slaan door [medeverdachte G] en het duwen in de bosjes. Hij heeft voorts verklaard dat hij verdachte op een gegeven moment met de schoenen van aangever in zijn handen zag. Voorts heeft de getuige verklaard dat hij aangever hoorde roepen dat hij zijn telefoon terug wilde hebben en dat hij verdachte hoorde zeggen “Ik heb je telefoon niet, kijk maar in de bosjes”. Voorts heeft hij verklaard dat hij zag dat aangever in de broekzakken van verdachte voelde en dat verdachte aangever daarna nog heeft geslagen .
De rechtbank overweegt dat op grond van voorgaande verklaringen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de mobiele telefoon van aangever heeft afgepakt, dat hij daarvoor (blijkens de verklaring van aangever) moeite heeft moeten doen en dat hij de mobiele telefoon niet heeft teruggegeven aan aangever, ook niet toen deze hem daar expliciet naar vroeg.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had zich de telefoon wederrechtelijk toe te eigenen.
Gelet op de verklaring van aangever en het feit dat de toegepaste geweldshandelingen door verdachte zijn bekend, is de rechtbank van oordeel dat tevens wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de diefstal van de telefoon vergezeld en gevolgd is gegaan van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Voorts kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte dit tezamen en in vereniging met [medeverdachte G] heeft gedaan. De rechtbank wijst in dat kader op het feit dat toen aangever de mobiele telefoon in zijn jaszak wilde stoppen, hij werd geslagen door [medeverdachte G] en dat toen hij zijn telefoon terug wilde pakken van verdachte, hij wederom werd geslagen door [medeverdachte G]. Toen aangever zijn telefoon terug vroeg, heeft verdachte voorts gedreigd een steen naar hem te gooien.
Dat verdachte wellicht de telefoon op enige moment in de bosjes heeft gegooid, doet aan het vorenstaande niet af, aangezien op dat moment reeds sprake was van een voltooide diefstal.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het onder 10 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 12 november 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met anderen, om (ongeveer) 03:15 uur, in een woning gelegen aan [adres 1], alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een (wit) doosje (met daarin o.a. diverse oorbellen en/of knopen), toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededaders, toen aldaar,
• een steen/kei, door een raam van die woning aan [adres 1] heeft/hebben gegooid en
• die woning aan [adres 1] zijn binnen gegaan en
• naar die [aangever 1] zijn toegelopen, welke zich in een bed in een slaapkamer bevonden en
• een mes, in de richting van het lichaam van die [aangever 1] heeft gehouden,
• tegen het lichaam van die [aangever 1] heeft geduwd en
• met dat mes, op de rug, van die [aangever 1] heeft geslagen, waardoor die [aangever 1] ten val is gekomen en
• (daarbij/daarna) die [aangever 1] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
* "Kom op met geld." en
* "Als je geen geld geeft, dan trap ik je tegen de grond." en
* "Geef geld, anders vermoord ik je." en
* "Houd je mond."
althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij op 07 december 2011 in de gemeente Almere met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, in de woning gelegen aan [adres 2], door geweld en bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, toebehorende aan die [aangever 2],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte toen aldaar,
• een steen/kei door een raam van die woning aan [adres 2] heeft gegooid en
• die woning aan [adres 2] is binnen gegaan en
• naar die [aangever 2] is toegelopen en die [aangever 2] heeft gevolgd naar de slaapkamer en
• een mes in de richting van het lichaam van die [aangever 2] heeft gehouden en
• met dat mes een steekbeweging in de richting van het lichaam van die [aangever 2] heeft gemaakt en
• plotseling en onverhoeds dat geldbedrag uit de handen van die [aangever 2] heeft gegrist en
• (daarbij/daarna) die [aangever 2] de volgende woorden heeft toegevoegd: "Geld, geld.", althans woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte, zijn gezicht had gecamoufleerd/bedekt door het dragen van een doek voor het gezicht;
3.
hij op 05 januari 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 3] heeft weggenomen een (gouden) ketting met een hanger (met een parel) en een digitaal fotolijstje (merk: Philips) en een SD-kaart, toebehorende aan [aangever 3], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader, toen aldaar,
• een steen/kei door een raam van die woning aan [adres 3] heeft gegooid en
• die woning aan [adres 3] zijn binnen gegaan[aangever 3]ar die [aangever 3] zijn toegelopen en
• een (hak)mes, in de richting van het lichaam van die [aangever 3] heeft/hebben gehouden,
• een pistool, op een slaap en/of elders op het lichaam van die [aangever 3] heeft/hebben gericht, en
• plotseling en/of onverhoeds (met kracht) die (gouden) ketting met een hanger (met een parel) van de nek/hals van die [aangever 3] heeft getrokken en
• (daarbij/daarna) die [aangever 3] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld, of ik schiet je kapot.", althans woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader hun gezicht hadden bedekt door het dragen van een bivakmuts over het hoofd;
4.
hij op 05 januari 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een pistool/veerdrukwapen (merk: Galaxy, model: G.1) zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
5 subsidiair.
hij in de periode van 16 november 2011 tot en met 18 november 2011 in de gemeente Almere, twee fotocamera's (merk: Panasonic, type: Lumix en/of merk: Canon) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die twee fotocamera's (merk: Panasonic, type: Lumix en/of merk: Canon) wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
6.
hij in de periode van 30 december 2011 tot en met 31 december 2011 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 5] heeft weggenomen
• een spelcomputer met toebehoren (merk: Xbox) en
• een cd-speler en
• 28 cd's en
• een koptelefoon en
• een personal computer desktop (merk: Packard Bell, type: IMEDIA X5570) en
• vijf horloges en
• vier kettingen (met hanger) en
• vier armbanden en
• zeven ringen en
• diverse oorbellen en
• een speld en
• een postzegelalbum (merk: DAVO) en
• diverse (Surinaamse) postzegels en
• diverse (verzamel)munten en/of biljetten en
• drie flessen wijn en
• een fles champagne en
• een kerstpakket en
• een boodschappentrolley/sporttas (merk: Asko),
toebehorende aan [aangever 5], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
7.
hij op 09 januari 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 6] weg te nemen (een) goed(eren) en/of een geldbedrag van hun gading, toebehorende aan [aangever 6], en zich daarbij de toegang tot die woning gelegen aan [adres 6] te verschaffen door middel van braak, met een of meer van zijn mededader(s), een steen (in een muts) door een raam van die woning gelegen aan [adres 6] heeft/hebben gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8.
hij op 09 januari 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 7] weg te nemen (een) goed(eren) en/of een geldbedrag van zijn/hun gading, toebehorende aan [aangever 7], en zich daarbij de toegang tot die woning gelegen aan [adres 7] te verschaffen door middel van braak, met een of meer van zijn mededader(s),
• (met een steen/tegel) een gat in een raam van de achterdeur van die woning gelegen aan [adres 7] heeft/hebben gemaakt/geslagen en
• die woning gelegen aan [adres 7] binnen is/zijn gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9.
hij op 10 januari 2012 in de gemeente Ermelo, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 8] heeft weggenomen
• een (spiegelreflex)camera (merk: Canon) en
• een gouden ring en
• een ketting en
• een sleutelbos en
• twee telefoons (merk: Siemens) en
• een tas (met daarin onder andere een rijbewijs op naam staand van die [aangever 8] en diverse bankpassen en 150,- euro),
toebehorende aan [aangever 8], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
hij op 10 januari 2012 in de gemeente Ermelo, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, in de woning gelegen aan [adres 8], door geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 8] heeft gedwongen tot de afgifte van
• een horloge,
toebehorende aan die [aangever 8],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader, toen aldaar,
• die woning aan [adres 8] zijn binnen gegaan en
• [aangever 8] [aangever 8] zijn toegelopen en
• een (slagers)mes op de keel van die [aangever 8] heeft geplaatst/gezet en (zeer dicht)bij het gezicht en/of in de richting van het lichaam van die [aangever 8] heeft gehouden,
• (met kracht) aan een ring, welke om een vinger zat van die [aangever 8], heeft getrokken en (daarbij) een/de voet(en) in/op/tegen de buik van die [aangever 8] heeft gezet/gedrukt en
• met een stok (met spijkers) in de rug van die [aangever 8] heeft geprikt en/of geduwd en
• (met kracht) in een lies van die [aangever 8] heeft getrapt/geschopt en
• (daarbij/daarna) die [aangever 8] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
* "Geld, goud." en
* "Welke keukenla?" en
* "Houd je hand onder de kraan.",
althans woorden van gelijke aard of strekking en
• een (slagers)mes (zeer dicht)bij het gezicht en/of in de richting van het lichaam van die [aangever 8] heeft gehouden,
• met een stok (met spijkers) op/tegen/in het lichaam van die [aangever 8] heeft geslagen en
• (met kracht) een gouden ring, van een vinger, van die [aangever 8] heeft getrokken/gepakt en
• (daarbij/daarna) die [aangever 8] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
* "Geld, goud." en
* "Welke keukenla?" en
* "Geef die ring." en
* "Mee naar de keuken." en
* "Houd je hand onder de kraan." en
* "Sta stil." en
* "Waar is het geld?" en
* "Waar is het goud?" en
* "Goud, geld. Geef hier, anders zal ik je doden." en
* "Geef horloge, horloge." en
* "Ik kan je doden." en
* Ga je sieraden halen.",
althans woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader hun gezicht hadden bedekt door het dragen van bivakmutsen over het hoofd;
10 primair.
hij op 23 mei 2011 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [aangever 9], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of verdachtes mededaders die [aangever 9] een zogenoemde kopstoot heeft/hebben gegeven en die [aangever 9] (met kracht) in de bosjes heeft/hebben geduwd en aan de benen van die [aangever 9] heeft/hebben getrokken en die [aangever 9] tegen het hoofd en elders tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en geslagen en geschopt en heeft/hebben gedreigd een steen naar die [aangever 9] te gooien.
Van het onder 1, 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6 tot en met 9 en 10 primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 3:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Feit 4:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Feit 5 subsidiair:
Opzetheling.
Feit 6:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feiten 7 en 8, telkens:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 9:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 10 primair:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om ten aanzien van het onder 10 ten laste gelegde het meerderjarigenstrafrecht toe te passen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren en voorts heeft de officier van justitie gevorderd te gelasten dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met het bevel van overheidswege te worden verpleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van toepassing van het meerderjarigenstrafrecht voor wat betref het onder 10 ten laste gelegde verzocht om één straf op te leggen en zich aldus gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf gewezen op de adviezen van de deskundigen, die adviseren een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij als voorwaarde te stellen dat de verdachte een ambulante behandeling zal ondergaan. Zij heeft aangegeven dat door de deskundigen niet word gesproken over oplegging van een onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling. De raadsvrouw heeft aangegeven dat de adviezen van de deskundigen worden ondersteund door het advies van de reclassering. Ten slotte heeft de raadsvrouw opgemerkt dat een vrijheidsstraf van zeer lange duur niet in het belang van de samenleving en niet in het belang van de verdachte is, mede gelet op zijn jonge leeftijd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Door de officier van justitie is gevorderd om ten aanzien van het onder 10 ten laste gelegde feit, conform artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht, het meerderjarigen strafrecht toe te passen. De raadsvrouw heeft verzocht om aan de verdachte één straf op te leggen en om aldus voor het onder 10 ten laste gelegde feit het meerderjarigenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande en gelet op de ernst van de begane feiten, de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht buiten toepassing moeten worden gelaten. De rechtbank zal recht doen overeenkomstig de bepalingen in de daaraan voorafgaande titels in het Wetboek van Strafrecht (het zogeheten meerderjarigen strafrecht).
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar voor een woningoverval, waarbij sprake is geweest van licht geweld en/of bedreiging. De rechtbank overweegt dat licht geweld in voornoemde oriëntatiepunten wordt gedefinieerd als een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel.
Voornoemde oriëntatiepunten gaan uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden (5 maanden bij recidive en 7 maanden bij frequente recidive) voor een woninginbraak, van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden
(8 maanden bij recidive en 10 maanden bij frequente recidive) voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging en van een geldboete van € 550,00 voor het voorhanden hebben van een wapen als bedoeld in categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank heeft voornoemde oriëntatiepunten als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de op te leggen straf, waarbij de rechtbank overweegt dat bij de onder 7 en 8 bewezen verklaarde feiten sprake is geweest van pogingen.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht geen oriëntatiepunten zijn opgenomen. Bij het bepalen van de duur van de straf voor dat feit heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders en aldus binnen een samenwerkingsverband schuldig gemaakt aan meerdere woningovervallen, onder meer in de voor de nachtrust bestemde uren. Daarbij hebben zij gebruik gemaakt van wapens en daarmee de slachtoffers bedreigd. De rechtbank overweegt dat het meermalen kwetsbare slachtoffers betrof, te weten oudere personen, woonachtig in een seniorenwoning, die door de daders bewust werden gekozen. De rechtbank overweegt voorts dat verdachte en zijn mededaders in de woon- en/of slaapkamer van de slachtoffers zijn geweest, bij uitstek een plek waar zij zich veilig hadden moeten kunnen voelen. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededaders een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Bovendien hebben verdachte en zijn mededaders daardoor niet alleen gevoelens van angst toegebracht bij de slachtoffers, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving als geheel veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke woningovervallen vaak nog langere tijd de negatieve gevolgen ondervinden, hetgeen ook blijkt uit de toelichtingen bij de door de benadeelde partijen ingediende vorderingen en/of slachtofferverklaringen.
De hiervoor aangehaalde omstandigheden merkt de rechtbank aan als strafverzwarend. Aldus heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar per woningoverval.
Gelet op het hiervoor geformuleerde uitgangspunt is de rechtbank van oordeel dat slechts een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is, waarbij de rechtbank in beginsel zou uitkomen op een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren (in het geval van verdachte heeft de rechtbank immers vier woningovervallen bewezen verklaard). Gelet op het bepaalde in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht zou dat in het onderhavige geval ook de maximale op te leggen straf betreffen.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 14a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, een voorwaardelijke straf slechts kan worden opgelegd, bij oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van maximaal vier jaar. De rechtbank is echter van oordeel dat alleen een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is, zodat reeds op grond daarvan niet, zoals door de raadsvrouw is verzocht, een deels voorwaardelijke straf kan worden opgelegd.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de rapporten die over de verdachte zijn uitgebracht.
Door de psychiater Bruggeman is aangegeven in zijn rapport van 30 mei 2012 dat bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis op basis van een gedragsstoornis van de kinderleeftijd en dat er tevens sprake is van misbruik van middelen. De antisociale cognities, antisociaal gedrag, antisociaal netwerk en het ontbreken van een sturend geweten zijn van grote invloed geweest op de ten laste gelegde feiten. Verdachte wordt door de deskundige als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. De risicoprognose is matig tot slecht en door de deskundige wordt een aantal risicofactoren genoemd. De deskundige adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder een verplichte behandeling (waarbij de deskundige zich afvraagt of deze behandeling kan worden aangeboden binnen een ambulante behandelsetting of dat een intensievere vorm als dagbehandeling meer op zijn plaats is) en een klinische woonsetting.
De psycholoog Koenraadt heeft in zijn rapport van 18 juni 2012 aangegeven dat bij het psychologisch onderzoek bij de verdachte een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met antisociale en narcistische trekken werd aangetroffen en dat tevens sprake is van misbruik van alcohol en cannabis.
De geringe empathie en de minimale gewetensfunctie bij verdachte maakten de keuzen voor de ten laste gelegde feiten eenvoudig. Verdachte had wel het besef van de ongeoorloofdheid en wederrechtelijkheid van het hem ten laste gelegde, maar werd als gevolg van zijn beperkingen beperkt in zijn handelen. De deskundige acht de feiten, indien bewezen, in enigszins verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De kans op recidive van zeer gewelddadig gedrag is, gezien de keuze van de slachtoffers en zijn onbesuisde gedrag jegens hen, als aanzienlijk te beschouwen, te meer daar verdachte geruime tijd een beproefde antisociale gedragsstijl heeft ontwikkeld.
Door de deskundige wordt aangegeven dat in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel van belang is dat verdachte wordt begeleid door de reclassering, hetgeen kan inhouden dat hij deelneemt aan controle op middelengebruik, aan een verplichte ambulante behandeling (zo mogelijk dagklinisch en met gebruikmaking van gezinsbehandeling) en dat er een streng toezicht en controle bestaat in een beschermende woonvorm.
De vraag blijft echter volgens de deskundige of de verdachte kan en wil profiteren van een behandeling, in de zin dat mede daardoor de kans op recidive afneemt. Mocht de ambulante aanpak als ontoereikend worden beschouwd, dan is een maatregel tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege als onontkoombaar te beschouwen.
Door de jeugdreclassering wordt in het advies van 12 juli 2012 aangegeven dat het recidiverisico, op basis van herhaalde risicotaxatie, als gemiddeld wordt ingeschat. De reclassering schat echter, op grond van in het advies genoemde omstandigheden, de kans op recidive op hoog. Het risico op schade voor zichzelf en anderen moet als hoog worden geschat. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke detentie op te leggen en een deels voorwaardelijke detentie met een begeleiding vanuit Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het meewerken aan een behandeling, gevolgd door ambulante behandeling.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting op 26 juli 2012 is door de heer G. Pos van de jeugdreclassering een toelichting gegeven op genoemd rapport. Hij heeft aangegeven dat na de detentie een klinische behandeling zou moeten volgen, aangezien de overgang naar een ambulante behandeling te groot zou zijn. De deskundige heeft voorts aangegeven dat een stevige stok achter de deur noodzakelijk is en dat een behandeling direct nodig is.
Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen is zij van oordeel dat slechts een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is en dat een deels voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden aldus niet kan en ook niet zal worden opgelegd.
Gelet op de inhoud van de hiervoor aangehaalde rapporten is de rechtbank echter wel van oordeel dat bij verdachte sprake is van een ernstige persoonlijkheidsproblematiek, waarvoor een behandeling meer dan noodzakelijk is.
Artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de verdachte bij wie tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond op last van de rechter ter beschikking kan worden gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat uit de voornoemde rapporten blijkt dat bij de verdachte sprake was en is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, zodat kan worden geconcludeerd dat aan de eis om tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling over te gaan is voldaan.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het opleggen van deze maatregel hier aangewezen is. Die vraag wordt door de rechtbank bevestigend beantwoord.
De verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 27 juni 2012 reeds eerder veroordeeld ter zake van strafbare feiten, dan wel heeft daarvoor een schriftelijke waarschuwing gekregen. Dit heeft hem er blijkbaar niet van kunnen weerhouden opnieuw ernstige strafbare feiten te plegen.
Zoals reeds overwogen is de rechtbank van oordeel dat een behandeling van de verdachte noodzakelijk is. Dit is niet alleen in het belang van de verdachte zelf, maar ook in het belang van de samenleving en ter bescherming van de maatschappij.
Verdachte heeft een (volwassen) persoonlijkheidsstoornis en is naar het oordeel van de rechtbank berekenend en volkomen op zichzelf gericht.
Mede gelet op de thans aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen tot het opleggen van de TBS-maatregel noopt.
Van uitsluitend een (nieuwe) langdurige gevangenisstraf is voor de maatschappij geen heil te verwachten. Gevreesd moet worden dat verdachte, gelet op zijn persoonlijkheidsstoornis waarvoor hij behandeling behoeft, na een dergelijke gevangenisstraf op dezelfde voet door zal gaan en opnieuw (ernstige) strafbare feiten zal plegen.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen door verdachte ernstig in gevaar is gebracht en dat dergelijk gedrag mede gelet op de hiervoor aangehaalde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij verdachte het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging eist.
Anders dan door de raadsvrouw is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat zij op grond van de beschikbare rapporten, die hiervoor zijn besproken, kan beslissen tot oplegging van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Uitgangspunt is dat de rechtbank zich voordat zij overgaat tot de terbeschikkingstelling advies doet overleggen van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Aan deze voorwaarde is voldaan. Dat deze deskundigen niet tot het advies komen een TBS op te leggen, doet daar niet aan af, nu de deskundigen wel een ziekelijke stoornis hebben vastgesteld.
De rechtbank acht het van belang dat, mede gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte, een behandeling niet te lang op zich moet laten wachten. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen zou zij in beginsel uitkomen op een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaar.
De rechtbank zal echter, gelet op het feit dat zij aan verdachte tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging zal opleggen en gelet op het feit dat een behandeling bij een dergelijke zeer langdurige gevangenisstraf te lang op zich zou laten wachten, een aanmerkelijk kortere gevangenisstraf opleggen. Daarmee wil de rechtbank bewerkstelligen dat een behandeling binnen afzienbare tijd kan volgen, hetgeen ook in het belang is van de samenleving en ter bescherming van de maatschappij.
Voor aanvang van de terechtzitting hebben [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 8] zich als benadeelde partijen in dit geding gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte respectievelijk onder 1, 2 en 9 ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] begroot op bedragen van respectievelijk € 1.450,00 en € 3.500,00.
Door de benadeelde partij [aangever 8] wordt aangegeven dat een bedrag van € 2.000,00 aan materiële schade is vergoed door de verzekering.
Door deze benadeelde partij wordt voorts aangegeven dat zij hulp heeft gezocht bij een psychotherapeut en dat zij daarvoor een bedrag van € 200,00 heeft moeten betalen. Door de benadeelde partij wordt aangegeven dat zij dit een te laag bedrag vindt om schadevergoeding voor te vragen, echter dat het volgens haar wel goed zou zijn als de verdachten dit bedrag zouden moeten betalen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toe te wijzen, met wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Hij heeft voorts gevorderd de vordering van de benadeelde partij [aangever 8] toe te wijzen tot een bedrag van € 200,00 voor materiële schade en een bedrag van € 1.500,00 voor immateriële schade, analoog aan de immateriële schade inzake de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, in verband met de door haar bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] opgemerkt dat in de door de benadeelde partij aangehaalde uitspraken lagere bedragen zijn toegekend en dat verdachte geen aandeel heeft gehad in het uitgeoefende geweld.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangever 8] heeft de raadsvrouw verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, voor zover deze ziet op een bedrag van € 2.000,00 in verband met materiële schade. Voorts heeft zij opgemerkt dat geen bedrag voor immateriële schade is gevorderd.
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank overweegt dat, nu zij verdachte zal veroordelen ter zake van medeplegen en de rechtbank bovendien van oordeel is dat verdachte één van de twee personen is geweest die boven in de slaapkamer is geweest, verdachte verantwoordelijk is voor de toegebrachte schade tot het gehele gevorderde bedrag.
De hoogte van de schade is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 1.450,00, vermeerderd met de wettelijke rente en vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 1.450,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde feit. De hoogte van de schade is naar het oordeel van de rechtbank, nu deze vordering door de verdediging niet is betwist, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 3.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 3.500,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Benadeelde partij [slachtoffer 8]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 8] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 9 bewezen verklaarde feit.
De rechtbank overweegt dat het bedrag van € 2.000,00 niet wordt gevorderd, nu dit bedrag blijkens de vordering door de verzekeringsmaatschappij is vergoed. Ten aanzien van het bedrag van € 200,00 hecht de rechtbank waarde aan de opmerking van de benadeelde partij dat het goed zou zijn als de verdachten dit zouden betalen. Dat de benadeelde partij wellicht in de (onjuiste) veronderstelling was dat dit bedrag te laag zou zijn om te kunnen vorderen, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.
De hoogte van de schade is naar het oordeel van de rechtbank dan ook genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 200,00, vermeerderd met de wettelijke rente en vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 200,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8].
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 37b, 47, 57, 91, 310, 311, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 5 primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 10 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 tot en met 10 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 1.450,00 (zegge: veertienhonderdvijftig euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 12 november 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.450,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 3.500,00 (zegge: vijfendertighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 7 december 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.500,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 8]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 200,00 (zegge: tweehonderd euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 10 januari 2012, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 200,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. G. Blomsma en L.G. Wijma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2012.
Mrs. Van Holten en Wijma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.