RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummer: 07.660284-11 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 05 juli 2012
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 02 april 2012. Het onderzoek is hervat ter openbare terechtzitting op 05 juli 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.M. Wormhoudt, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten van de officier van justitie
mr. E.M. van der Burg en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 05 november 2011 in de gemeente Lelystad toen de aldaar dienstdoende politieambtenaren, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] respectievelijk werkzaam als hoofdagent, brigadier en agent van de regiopolitie Flevoland verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 267 en 350 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, had/hadden vastgegrepen, althans vast had/hadden teneinde haar ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en haar daartoe over te brengen naar een plaats van insluiting, te weten een politiecel, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig
- zich proberen los te rukken (terwijl die [slachtoffer 2] haar vast had) en/of
- zich in een andere richting te bewegen dan die waarin verbalisanten haar wilden brengen (terwijl die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] haar vast hadden) en/of
- die [slachtoffer 2] (hard) in haar arm te bijten, tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel (een bijtwond) bekwam;
zij op of omstreeks 05 november 2011 in de gemeente Lelystad, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (werkzaam als brigadier bij de regiopolitie Flevoland), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, eenmaal (hard) heeft gebeten, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
zij op of omstreeks 05 november 2011 in de gemeente Lelystad opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruit(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
zij op of omstreeks 05 november 2011 in de gemeente Lelystad opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], respectievelijk werkzaam als hoofdagent en/of brigadier en/of agent van de regiopolitie Flevoland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, voornoemd(e) verbalisant(en) in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "stomme kankermalloot" en/of "stomme kankerpolitie" en/of "fucking kankerpolitie, jullie politieagenten zijn allemaal teringlijers, fuck you", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging van verdachte, nu sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan haar recht op een eerlijke behandeling van haar zaak is tekortgedaan. Daartoe is het volgende aangevoerd:
Op de vorige zitting van 02 april 2012 is uitvoerig besproken dat er een rapportage opgemaakt diende te worden door de Reclassering in Amsterdam. De mogelijke gevolgen voor verdachte en haar stage bij Tactus Verslavingszorg als de Reclassering in Lelystad zou rapporteren zijn op de zitting aan de orde geweest en derhalve heeft de rechtbank destijds bevolen dat de officier van justitie reclasseringsrapportage op moest laten maken door de Reclassering in Amsterdam. Dit is echter niet gebeurd. De Reclassering in Lelystad heeft gerapporteerd met als gevolg dat verdachte ontslagen is bij Tactus Verslavingszorg. De verdediging is van mening dat er sprake is van een doelbewuste veronachtzaming van de belangen van verdachte op een eerlijke proces en dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat zij uitdrukkelijk opdracht heeft gegeven aan de Reclassering in Amsterdam om te rapporteren omtrent verdachte. De Reclassering Nederland is echter een algemene organisatie en zowel de Reclassering in Lelystad als in Amsterdam heeft toegang tot de gegevens. Het feit dat verdachte ontslagen is, is niet het gevolg van een doelbewuste veronachtzaming van haar belangen. Dit gevolg dient meegenomen te worden bij de bespreking van de persoonlijke omstandigheden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat op de zitting van 02 april 2012 uitvoerig aan de orde is geweest dat het rapporteren door de Reclassering in Lelystad vergaande gevolgen voor verdachte zou kunnen hebben. Destijds is dat ook de reden geweest voor de rechtbank om te bevelen de reclasseringsrapportage op te laten maken door de Reclassering in Amsterdam. Dit is echter niet gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte voldoende aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg daarvan is ontslagen bij Tactus Verslavingszorg in Lelystad en aldaar haar stage heeft moeten beëindigen.
De te beschermen waarborgen voor een eerlijk proces, en de integriteit van overheidshandelen, weerspiegeld in de artikelen 6 en 13 EVRM, dwingen de zittingsrechter tot een strikte toetsing van de rechtmatigheid van het handelen en nalaten van de met de opsporing en vervolging belaste autoriteiten in deze zaak. De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie in deze zaak daarin te kort is geschoten door niet te voldoen aan het bevel dat de rechtbank op 02 april 2012 heeft gegeven. Dat nalaten van de officier van justitie is naar het oordeel van de rechtbank, juist vanwege de bijzondere omstandigheden van verdachte, een grove veronachtzaming van de belangen van verdachte waardoor zij tekort is gedaan in haar recht op een eerlijke behandeling. Naar het oordeel van de rechtbank dient dat in deze specifieke zaak te leiden tot het niet-ontvankelijk verklaren van de officier van justitie in de vervolging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. M.A.A. ter Meer-Siebers en L.G. Wijma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 05 juli 2012.
Mr. M.A.A. ter Meer-Siebers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.