RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.996517-08
Uitspraak: 10 juli 2012
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
(adres).
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2012, 22 mei 2012 en 26 juni 2012. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
De officier van justitie, mr. J.W. Bollen, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 10 maanden.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1 primair.
hij in de periode van 24 december 2007 tot en met 08 april 2008 in de gemeente Zwolle en/of (elders) in Nederland en/of in Costa Rica en/of Guatemala, telkens opzettelijk geldbedragen, te weten $ 175.000 en $ 125.000 en $ 52.500, die geheel of ten dele toebehoorden aan (naam bedrijf 1) en/of aan één of meer aan haar gelieerde rechtspersonen en/of aan (naam bedrijf 3) en (naam bedrijf 2) (Costa Rica) SA en/of aan één of meer beleggers/investeerders in (bedrijfs) produkten, en welke geldbedragen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als bestuurder/directeur/eigenaar (van (naam bedrijf 1) en/of (naam bedrijf 3) en (naam bedrijf 2) (Costa Rica) en/of als beheerder van/gemachtigde over de geldbedragen, onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2 primair.
(naam bedrijf 1) in de periode van 01 januari 2007 tot en met 08 april 2008 in de gemeente(n) Rotterdam en/of Zwolle en/of (elders) in Nederland, telkens) opzettelijk in de uitoefening van een bedrijf buiten besloten kring na te noemen opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen te weten van na te noemen personen, ter beschikking heeft gehad;
personen opvorderbare gelden
(naam 1) EUR 25.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 1)-01; blz. 2240-2297) en
(NAAM 2) EUR 76.500 (proces-verbaal bijlagen (naam 2)-01;
blz. 2331-2342) en
(naam 3) EUR 15.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 3)-01; blz. 2165-2185) en
(naam 4) EUR 32.500 (proces-verbaal bijlagen (naam 4)-01; blz. 2081-2111) en
(naam 5) EUR 125.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 5)-01; blz. 1844-1895) en
(naam 6) EUR 30.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 6)-01; blz. 2192-2239) en
(NAAM 7) EUR 15.000 (proces-verbaal bijlagen (naam 7)-01; blz. 2112-2128),
zulks terwijl hij, verdachte, aan die verboden gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven.
Van het onder 1 primair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezen verklaarde levert op:
1 primair .
Verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 322 juncto artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht.
2 primair.
Feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon plegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3:5, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht,
strafbaar gesteld bij artikel 1 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 3:5 van de Wet op het financieel toezicht, juncto artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is vooralsnog niet aannemelijk geworden.
STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van 15 maanden noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank gaat daarmee uit boven de eis van de officier van justitie. Zij is van oordeel dat alleen al de onder 1 ten laste gelegde en bewezenverklaarde verduistering in dienstbetrekking van drie substantiële geldbedragen een langere dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verhaalsmogelijkheden van de benadeelde beleggers als gevolg van de verduisteringen aanmerkelijk zijn verslechterd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte.
De beslissing berust, naast de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 10, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 primair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. L.J. Bosch en S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van A. Samson als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2012.
Mr. S.M. Milani voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.