ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0206

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/661085-11; 06.820713-10 (tul) en 07.696540-11 (tul)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en openlijk geweld in vereniging met meerdere verdachten

Op 26 juni 2012 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 december 2011 in Lelystad betrokken was bij een gewelddadige confrontatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, openlijk geweld heeft gepleegd tegen meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. De feiten vonden plaats op de openbare weg, waar de verdachte en zijn medeverdachten met een mes en een ijzeren staaf geweld hebben gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en slachtoffers in overweging genomen, evenals de medische rapporten die de ernst van de verwondingen bevestigden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeverantwoordelijk was voor de geweldshandelingen en dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar hem wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en openlijk geweld. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 152 dagen opgelegd, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht, en heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen voor een bedrag van € 1.000,00. De rechtbank heeft ook de proeftijd van eerder opgelegde werkstraffen verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummers: 07.661085-11; 06.820713-10 (tul) en 07.696540-11(tul) [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 juni 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans verblijvende in de Jeugdinrichting De Rentray te Eefde.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 3 april 2012. Het onderzoek ter terechtzitting is achter gesloten deuren hervat op 12 juni 2012, op welke datum de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Zeilstra en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
A.
hij op of omstreeks 24 december 2011 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelij[slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- met een ijzeren staaf/bottenbreker/ploertendoder, in ieder geval met een soortgelijk voorwerp, op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen/in het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- met een vlindermes, in ieder geval met een soortgelijk voorwerp, in een/de arm(en) en/of in het hoofd en/of elders in het lichaam heeft/hebben gestoken en/of gesneden en/of
- op/tegen het hoofd en/of een/de schouder(s) en/of elders op/tegen/in het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
- op/tegen/in de buik en/of op/tegen/in de borst en/of elders op/tegen/in het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt,
waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of terwijl die [slachtoffer 1] zich op de grond bevond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder A. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2011 in de gemeente Lelystad tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (meerdere steekwonden op het hoofd en/of in een/de arm(en) en/of meerdere bulten op het hoofd en/of een blauw rechteroog en/of beschadigde zenuw en/of spier in de rechterwijsvinger), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- met een ijzeren staaf/bottenbreker/ploertendoder, in ieder geval met een soortgelijk voorwerp, op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen/in het lichaam te slaan
- met een vlindermes, in ieder geval met een soortgelijk voorwerp, in een/de arm(en) en/of in het hoofd en/of elders in het lichaam te steken en/of te snijden
- op/tegen het hoofd en/of een/de schouder(s) en/of elders op/tegen/in het lichaam te stompen en/of te slaan en/of
- op/tegen/in de buik en/of op/tegen/in de borst en/of elders op/tegen/in het lichaam te trappen en/of te schoppen,
waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of terwijl die [slachtoffer 1] zich op de grond bevond,
althans, indien het vorenstaande onder A. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2011 in de gemeente Lelystad tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht)
- met een ijzeren staaf/bottenbreker/ploertendoder, in ieder geval met een soortgelijk voorwerp, op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen/in het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- met een vlindermes, in ieder geval met een soortgelijk voorwerp, in een/de arm(en) en/of in het hoofd en/of elders in het lichaam heeft/hebben gestoken en/of gesneden en/of
- op/tegen het hoofd en/of een/de schouder(s) en/of elders op/tegen/in het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
- op/tegen/in de buik en/of op/tegen/in de borst en/of elders op/tegen/in het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt,
waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of terwijl die [slachtoffer 1] zich op de grond bevond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
B.
hij op of omstreeks 24 december 2011 in de gemeente Lelystad met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Spaanderbank, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachto[slachtoffer 2] en/of [slacht[slachtoffer 3] en/of [slachtof[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtof[slachtoffer 6], welk geweld bestond uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- slaan met een ijzeren staaf/bottenbreker/ploertendoder, in ieder geval met een soortgelijk voorwerp, op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen/in het lichaam van die [slachtoffer 1], waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of terwijl die [slachtoffer 1] zich op de grond bevond en/of
- steken en/of snijden met een vlindermes, in ieder geval met een soortgelijk voorwerp, in een/de arm(en) en/of in het hoofd en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer 1], waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of terwijl die [slachtoffer 1] zich op de grond bevond en/of
- stompen en/of slaan op/tegen het hoofd en/of een/de schouder(s) en/of elders op/tegen/in het lichaam van die [slachtoffer 1], waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of terwijl die [slachtoffer 1] zich op de grond bevond en/of
- trappen en/of schoppen op/tegen/in de buik en/of op/tegen/in de borst en/of elders op/tegen/in het lichaam van die [slachtoffer 1], waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of terwijl die [slachtoffer 1] zich op de grond bevond en/of
- slaan/stompen op/tegen de rechterslaap van die [slachtoffer 2] en/of
- duwen in de rug en/of vastpakken van een/de schouder(s) van die [slachtoffer 3], waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam en/of
- trekken aan/scheuren van, in ieder geval kapotmaken van, de jas van die [slachtoffer 4] en/of
- slaan met een ijzeren staaf/bottenbreker/ploertendoder, in ieder geval met een soortgelijk voorwerp, op/tegen het (voor)hoofd van die [slachtoffer 5] en/of
- slaan/stompen in de nek, in ieder geval op/tegen/in het lichaam van die [slachtoffer 5] en/of
- slaan en/of stompen op/tegen een kaak en/of op/tegen een schouder, in ieder geval op/tegen/in het lichaam van die [slachtoffer 6],
althans, indien het vorenstaande onder B. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2011 in de gemeente Lelystad opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), op/tegen de rechterslaap heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Voor zover zich in de tenlastelegging eventuele kennelijke schrijffouten bevinden verbetert de rechtbank deze. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 24 december 2011 omstreeks 4.23 uur vernemen verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] dat er een vechtpartij op het adres Spaanderbank 11 te Lelystad zou plaatsvinden, waarbij sprake zou zijn van een mes.
Ter plaatse treffen verbalisanten een man aan met een snijwond in zijn rechterwang en wenkbrauw en een diepe snijwond in zijn rechterhand. De man had tevens een theedoek vol met bloedvlekken om zijn rechterpols. De gewonde man blijkt te zijn [slachtoffer 1].
Gaande het onderzoek blijkt uit diverse getuigenverklaringen dat [med[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de vechtpartij betrokken zijn.
Het standpunt van de officier van justitie
Het onder A ten laste gelegde.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte en diverse getuigenverklaringen. Naar uiterlijke verschijningsvorm kunnen de bewezen geachte handelingen niet anders worden gezien dan gericht op de dood van [slachtoffer 1].
Het onder B ten laste gelegde.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de diverse aangiftes en diverse getuigenverklaringen.
Het standpunt van de verdediging
Het onder A ten laste gelegde.
Ten aanzien van alle ten laste gelegde varianten onder A heeft de raadsman bepleit dat er geen sprake is van medeplegen, omdat er geen gezamenlijk optreden heeft plaatsgevonden en voorafgaand geen overleg is gevoerd.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Er is geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op de dood en niet afgeleid kan worden dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. Uit de aard van het letsel kan niet worden afgeleid met welke kracht het letsel is toegebracht. Het steken dan wel snijden met een mes kan niet wettig en overtuigend bewezen worden, gelet op het letsel en de getuigenverklaringen. Ook is niet duidelijk met wat voor voorwerp is geslagen.
De raadsman heeft vrijspraak van het subsidiair ten laste gelegde bepleit. Het letsel is onduidelijk en niet blijkt dat geen herstel van het letsel mogelijk is.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het onder B ten laste gelegde.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6], wegens gebrek aan wettig bewijs. Ten aanzien van [slachtoffer 1], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen.
De verschillende aangevers en/of getuigen hebben allen op verschillende wijze de aanwezige personen ten tijde van de ten laste gelegde feiten aangeduid. De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van de aangevers en de getuigen – gelet ook op de verklaringen van de verdachten – duidelijk blijkt omtrent welke personen is verklaard. De rechtbank zal vervolgens telkens de personen aanduiden met de volledige initialen en achternaam.
Het onder A ten laste gelegde.
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder meer het navolgende verklaard. Op 24 december 2011 was hij op het verjaardagsfeestje van [betrokkene] te Almere. Hij zag dat [medeverdachte 1] met een stok [slachtoffer 5] op het hoofd sloeg. Toen aangever de stok wilde afpakken werd hij vervolgens zelf door [medeverdachte 1] op zijn hoofd geslagen met de stok. [medeverdachte 1] sloeg hem meermalen. Vervolgens kwam [verdachte], die een vlindermes in zijn hand had. Zij begonnen hem op het hoofd te slaan met hun vuisten, waardoor zij op de grond vielen. Vervolgens kwam [medeverdachte 2] die hem ook sloeg en schopte. Hij werd tevens in een houdgreep gehouden door [medeverdachte 2], terwijl [medeverdachte 2] hem sloeg. Ook sloegen en schopten [medeverdachte 1] en [verdachte] hem op dat moment.
Aangever heeft verklaard dat hij pijn heeft en bij hem het volgende letsel is ontstaan: vijftien hechtingen in zijn hoofd, hand en armen, bijna geen gevoel in de rechterwijsvinger, een blauw rechteroog, bulten op het hoofd, negen krassen op de armen en twee krassen op het hoofd. De krassen betreffen meer snijwonden dan echte steekwonden. Hij zag dat [verdachte] dit met het vlindermes heeft gedaan.
Verbalisanten hebben ter plaatse geconstateerd dat aangever een snijwond heeft in zijn rechterwang en wenkbrauw en een diepe snijwond in zijn rechterhand. Tevens hebben verbalisanten geconstateerd dat aangever een theedoek vol met bloedvlekken om zijn rechterpols heeft.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat bij aangever sprake was van een diepe snijwond in de rechterhand met spier- en zenuwletsel. De geschatte duur van de genezing was zes tot twaalf maanden.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte] een mes in zijn hand had en [medeverdachte 1] een stok (die later door de getuige wordt beschreven als een messenslijper). [verdachte] en [medeverdachte 1] vochten met aangever, waarbij aangever flinke klappen kreeg. [medeverdachte 2] sloeg iemand meermalen met gebalde vuist tegen het hoofd.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] vocht met aangever, waarbij zij beiden op de grond lagen. [medeverdachte 1] sloeg aangever meermalen met een stok. De stok is een ding waarmee je messen slijpt. [verdachte] had een mes en maakte stekende bewegingen (ongeveer vijfmaal) richting het lichaam van een vriend van aangever.
[verdachte] probeerde aangever te steken met het mes, maar aangever weerde deze aanval af. Ondertussen sloeg [medeverdachte 1] aangever met de stok. Aangever wist te ontvluchten, maar lag even later een aantal huizen verderop in de straat op de grond. Daar werd aangever wederom meermalen met een stok geslagen door [medeverdachte 1] en meermalen geslagen door [verdachte].
De getuige [slachtoffer 6] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] met een ijzeren staaf (een stalen ding om messen mee te slijpen) aangever sloeg. [medeverdachte 2] schopte aangever die op de grond lag. [verdachte] maakte stekende bewegingen met een mes richting het lijf en de armen van een op de grond liggende aangever. Aangever weerde deze aanval af. [medeverdachte 2] schopte aangever acht of negen keer in zijn buik en borst. Aangever rende weg. Een aantal huizen verderop lag aangever op de grond. Daar werd hij door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] geslagen en getrapt. [verdachte] stak wederom in de richting van aangever .
De getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat er ruzie was tussen aangever en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Later lag aangever op de grond voor het Spaanderbank 13. Daar werd aangever geschopt en geslagen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
De getuige [slachtoffer 4] heeft verklaard dat er ruzie was tussen [slachtoffer 5] en [medeverdachte 1]. Aangever kwam hier tussen. Plotseling stond [verdachte] in de tuin met een vlindermes. [verdachte] probeerde aangever, die op de grond lag, te steken. [medeverdachte 1] zwaaide met een slijpstok (waarmee je messen slijpt), waarmee hij aangever sloeg.
De getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] vocht met andere jongens en hij een ijzeren staaf in zijn handen had. De ijzeren staaf betrof een voorwerp waarmee messen worden geslepen.
Gelet op voorgaande verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 1] door [verdachte] met een mes in zijn armen, hoofd en elders in het lichaam is gestoken/gesneden, door [medeverdachte 1] met een ijzeren staaf tegen het hoofd en elders op/tegen het lichaam is geslagen en tegen het lichaam is getrapt en door [medeverdachte 2] is gestompt/geslagen op/tegen het lichaam en is geschopt/getrapt tegen/in de buik, borst en het lichaam, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag. Uit de verschillende verklaring blijkt voorts dat [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1] nauw en bewust hebben samengewerkt ten aanzien van het jegens [slachtoffer 1] gebruikte geweld. De verdachten hebben immers opeenvolgend en in sommige gevallen gelijktijdig geweldshandelingen verricht jegens [slachtoffer 1].
Klaarblijkelijk is de gedachtegang van de steller van de tenlastelegging geweest om, onder ‘A’ telkens alternatief medeplegen ten laste te leggen. De rechtbank leidt dit allereerst af uit de vermelding in het kwalificatieve deel van de inleidende dagvaarding, dat verdachte “tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen” ter uitvoering van zijn voornemen heeft gehandeld. Vervolgens leidt de rechtbank dit af uit de opsomming van handelingen achter de vier gedachtestreepjes in de nadere feitelijke omschrijving van de inleidende dagvaarding.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de steller van de tenlastelegging verzuimd, in de lijn van die veronderstelde gedachtegang, om het feitelijk handelen toe te schrijven aan “verdachte en/of zijn mededader(s)”. Daardoor zal de rechtbank per feitelijk handelen dienen te beoordelen ten aanzien van welke dader de omschreven handelingen bewezen zijn te verklaren.
Gelet op voorgaande verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geweld heeft gepleegd jegens [slachtoffer 1]. Verdachte heeft de volgende handelingen verricht: met een mes in de armen en in het hoofd en elders in het lichaam gestoken en/of gesneden.
Primair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat voornoemde geweldshandeling van verdachte, als zodanig de dood van een ander kan veroorzaken. In het onderhavige geval komt de rechtbank echter niet tot die conclusie. Daartoe wordt overwogen dat uit de aangifte en uit het bij aangever geconstateerde letsel niet is komen vast te staan met hoeveel kracht en hoe vaak is gestoken en/of gesneden met een mes. Gelet hierop dient verdachte van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte derhalve van het primair ten laste gelegde, te weten de poging tot doodslag, vrijspreken.
Subsidiair ten laste gelegde.
Het door aangever opgelopen letsel, te weten een diepe snijwond in de rechterhand met spier- en zenuwletsel, vijftien hechtingen in zijn hoofd, hand en armen, een blauw rechteroog, bulten op het hoofd, negen krassen op de armen en twee krassen op het hoofd, is niet aan te merken als, dan wel gelijk te stellen aan, zwaar lichamelijk letsel in strafrechtelijke zin, zodat de rechtbank verdachte van het subsidiair ten laste gelegde zal vrijspreken.
Meer subsidiair ten laste gelegde.
Zoals hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [verdachte] geweld heeft gepleegd jegens [slachtoffer 1]. Verdachte heeft de volgende handelingen verricht: met een mes in de armen en in het hoofd en elders in het lichaam gestoken en/of gesneden.
De hiervoor omschreven handelingen kunnen zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben en zijn daarmee uitvoeringshandelingen van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat zich in het hoofd en de romp van het lichaam kwetsbare delen bevinden.
De handelingen van verdachte en medeverdachten moeten dan ook, gezien de uiterlijke verschijningsvorm, geacht worden op dat letsel gericht te zijn geweest. In ieder geval hebben verdachte en medeverdachten, door aldus te handelen, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel op zou lopen.
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Het onder B ten laste gelegde.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 1] door [verdachte] met een mes in zijn armen, hoofd en elders in het lichaam is gestoken/gesneden, door [medeverdachte 1] met een ijzeren staaf op/tegen het hoofd en elders op/tegen het lichaam is geslagen en in het lichaam is getrapt en door [medeverdachte 2] is gestompt/geslagen tegen het lichaam en is geschopt/getrapt tegen de buik, borst en het lichaam, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag.
Tijdens deze vechtpartij hebben [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 5], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] verklaard dat zij tevens slachtoffer zijn geworden van geweld door voornoemde verdachten.
Gelet op het feit dat de verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] niet worden ondersteund door overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, voor wat betreft de jegens hen ten laste gelegde geweldshandelingen, zal de rechtbank de verdachte (partieel) vrijspreken van deze handelingen.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [verdachte] haar een vuistslag gaf tegen haar rechterslaap. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer 2] een kneuzing in het aangezicht had. Daarbij komt dat [verdachte] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] misschien per ongeluk heeft geslagen.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij een harde duw in haar rug voelde en zij op de grond viel. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] haar moeder ([slachtoffer 3]) een duw gaf. Gelet op beide verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 3] in de rug heeft geduwd, waardoor zij ten val is gekomen. Uit de verklaring van [slachtoffer 3] en de geneeskundige verklaring blijkt voorts dat een sleutelbeen van [slachtoffer 3] is gebroken.
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij in zijn nek werd geslagen. Vervolgens werd hij door [medeverdachte 1] met iets geslagen op zijn voorhoofd. Zijn verklaring vindt ondersteuning in de verklaring van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] met een stok op het hoofd sloeg. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 5] met een ijzeren staaf tegen het voorhoofd is geslagen en in zijn nek is geslagen.
Uit de verklaringen blijkt dat er sprake was van een voldoende significantie of wezenlijke bijdrage aan het geweld, zodat er sprake is van het voor openlijk geweld vereiste in vereniging. De rechtbank is van oordeel dat verdachte medeverantwoordelijk is voor de gedragingen van de overige daders, aangezien deze binnen hun gezamenlijk (voorwaardelijk) opzet gebracht kunnen worden. Derhalve komen ook niet door verdachte uitgevoerde handelingen van het openlijk geweld voor zijn rekening en verantwoordelijkheid.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
A (meer subsidiair)
hij op 24 december 2011 in de gemeente Lelystad tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen,
- met een mes in de armen en in het hoofd en elders in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden
terwijl die [slachtoffer 1] zich op de grond bevond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
B (primair)
hij op 24 december 2011 in de gemeente Lelystad met een ander, op of aan de openbare weg, de Spaanderbank, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit het
- slaan met een ijzeren staaf op/tegen het hoofd en elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1], terwijl die [slachtoffer 1] zich op de grond bevond en
- steken en/of snijden met een mes in de armen en in het hoofd en elders in het lichaam van die [slachtoffer 1], terwijl die [slachtoffer 1] zich op de grond bevond en
- stompen en/of slaan op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1], terwijl die [slachtoffer 1] zich op de grond bevond en
- trappen en/of schoppen tegen/in de buik en op/tegen de borst en elders op/tegen/in het lichaam van die [slachtoffer 1], terwijl die [slachtoffer 1] zich op de grond bevond en
- slaan op/tegen de rechterslaap van die [slachtoffer 2] en
- duwen in de rug van die [slachtoffer 3], waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam en
- slaan met een ijzeren staaf op/tegen het (voor)hoofd van die [slachtoffer 5] en
- slaan in de nek van die [slachtoffer 5].
Van het onder A meer subsidiair en onder B primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
A (meer subsidiair)
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
B (primair)
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 152 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (verder: PIJ maatregel) met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. De officier van justitie heeft gevorderd deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren overeenkomstig artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij een strafoplegging rekening te houden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid, een behandeling te prefereren is boven bestraffing volgens artikel 40 IVRK en de behandeling van de verdachte in de gesloten civiele instelling.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en openlijk geweld. Twee slachtoffers waren zodanig verwond dat zij naar het ziekenhuis zijn vervoerd en behandeling nodig hadden voor hun verwondingen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven hiervan nog langdurig de gevolgen kunnen ondervinden. Het letsel van het slachtoffer is – hoewel dit niet aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel – ernstig, maar had nog veel ernstiger kunnen zijn. Doordat verdachte zich op zodanige wijze heeft gedragen heeft hij bijgedragen aan zinloos en willekeurig geweld. De confrontatie tussen verdachte en de slachtoffers heeft plaatsgevonden op en aan de openbare weg. Naar de ervaring leert kunnen delicten als de onderhavige leiden tot angstgevoelens bij het slachtoffer. Zij dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank overweegt dat ter zake de onder A meer subsidiair en onder B primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten ten aanzien van [slachtoffer 1] sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en dat zij – gelet op het bepaalde in voornoemd artikel – bij de bepaling van de strafmaat zal uitgaan van de strafbepaling waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld, in casu artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van het onder B primair bewezen verklaarde geweld jegens [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] is er geen sprake van eendaadse samenloop.
De rechtbank houdt als aanknopingspunt voor de op te leggen straf voor deze feiten rekening met de richtlijnen van het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (verder te noemend: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting voor een zware mishandeling een gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank houdt ten voordele van de verdachte rekening met het gegeven dat thans een poging tot zware mishandeling bewezen is verklaard.
Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting voor een openlijk geweld een taakstraf voor 120 uren, omgerekend 60 dagen gevangenisstraf. Ten nadele van de verdachte overweegt de rechtbank dat verdachte, blijkens een op zijn naam gesteld uittreksel justitiële documentatie d.d. 10 mei 2012, eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank zal volstaan met een jeugddetentie gelijk aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest, gelet op de plaatsing van verdachte in een civiele instelling.
Over de persoon van verdachte hebben meerdere deskundigen gerapporteerd.
W. Vrolijk, kinder- en jeugdpsychiater, (d.d. 6 april 2012) heeft onder meer geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een ernstig opgroei- en opvoedingsprobleem. Verdachtes eigen primaire behoeftes staan voorop en verdachte houdt geen rekening met anderen. Er zijn gedragsproblemen en verdachte is niet in staat om te gaan met autoriteit. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was hiervan sprake. Volgens de psychiater kan verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd voor de delicten waarvan hij verdacht wordt. Er is sprake van een zwakke gewetensfunctie, verdachte is moeilijk aanstuurbaar en heeft bijna voortdurend externe sturing en controle nodig. De psychiater heeft geadviseerd tot oplegging van een voorwaardelijke PIJ maatregel.
E. Vlieg, gezondheidspsycholoog/orthopedagoog, (d.d. 21 april 2012) heeft onder meer geconcludeerd dat er sprake is van gedragsstoornis in de vorm van antisociaal gedrag. Er is sprake van gemis aan empathie en een verstoorde gewetensontwikkeling. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was hiervan sprake. Volgens de psycholoog kan verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. De psycholoog heeft eveneens geadviseerd tot oplegging van een voorwaardelijke PIJ maatregel.
De rechtbank neemt die conclusies van de psychiater en de psycholoog over, maakt die tot de hare, en heeft bij het vaststellen van de strafmaat rekening gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Het advies van zowel de psychiater als de psycholoog is een voorwaardelijk PIJ maatregel op te leggen, gelet op de problematiek van verdachte, het delictgedrag waarbij sprake is van geweld en het hoge recidiverisico.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: De Raad) heeft in het raadsonderzoek strafzaken d.d. 11 juni 2012 geadviseerd een voorwaardelijke PIJ maatregel op te leggen. De Raad heeft ter terechtzitting van 24 april 2012 dit advies toegelicht.
De Raad acht een voorwaardelijke PIJ maatregel geïndiceerd omdat er sprake is van ernstige gedragsproblemen, een hoog recidiverisico en de ernstige aard van de gepleegde delicten. De verdachte is gebaat bij een langdurige behandeling in een gesloten kader. Ondanks dat verdachte reeds in een civiel kader gesloten is geplaatst is een stevige stok achter de deur noodzakelijk, voor het geval dat behandeling in het civiele kader om welke reden dan ook mislukt. De Raad adviseert de volgende bijzondere voorwaarden:
- gesloten jeugdzorg;
- intramurale behandeling van agressieregulatie, impulsbeheersing, beïnvloedbaarheid en weerbaarheid;
- STP, waarbij er toe gewerkt wordt naar een gefaseerde terugplaatsing naar huis;
- aandacht voor (de effecten van) middelengebruik.
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke eisen voor het opleggen van een PIJ maatregel, te weten:
- het gepleegde feit betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid personen en goederen vereist de oplegging van de maatregel;
- de maatregel is in het belang voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat naast de jeugddetentie een voorwaardelijke PIJ maatregel (met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad is geadviseerd) passend en geboden is.
De rechtbank is van oordeel dat er thans geen zorgen bestaan dat de verdachte zich zal onttrekken aan de op te leggen bijzondere voorwaarden, gelet op de behandeling die in het civiele kader is ingezet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
10 DE BENADEELDE PARTIJ
Als benadeelde partij hebben respectievelijk [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] zich in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte respectievelijk onder 2 en 1 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partijen begroot op een bedrag van respectievelijk € 888,00 en
€ 2.753,17.
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 4]
De officier van justitie heeft gevorderd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van [slachtoffer 4] van een in redelijkheid vast te stellen bedrag, aangezien de waarde van de jas onduidelijk is. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden.
[slachtoffer 1]
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gevorderd deze hoofdelijk toe te wijzen.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen dient de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd te worden.
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 4]
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien er geen rechtstreeks verband is tussen de schade en het ten laste gelegde.
[slachtoffer 1]
De raadsman heeft bepleit tot matiging van de hoogte van de schadevergoeding. Van de posten kleding, horloge en telefoon dient rekening gehouden te worden met de afschrijving. Voorts is voor de immateriële schade aansluiting gezocht bij de ANWB Smartegeldgids, maar dit betreft geen soortgelijk geval.
De raadsman heeft voorts bepleit geen schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, omdat niet te verwachten is dat verdachte de komende jaren in staat is schadevergoeding te bepalen vanwege de plaatsing in een gesloten civiele instelling. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de vervangende detentie te beperken.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken voor wat betreft hetgeen betrekking heeft op [slachtoffer 4].
[slachtoffer 1]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.000,00 (immateriële schade), vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij. De rechtbank ziet geen aanleiding tot achterwege laten van de schadevergoedingsmaatregel, gelet op het aandeel van verdachte bij de bewezen verklaarde feiten en de beoogde gelijke bestraffing van verdachte en de medeverdachten.
11 DE VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de parketnummers 06.820713-10 en 07.696540-11 gevorderd tot verlenging van de proeftijden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit tot afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging, omdat het uitvoeren van een werkstraf niet mogelijk dan wel niet wenselijk is in de gesloten civiele instelling waar verdachte verblijft.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal echter afzien van toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, aangezien verdachte zich thans in een civiel gesloten instelling bevindt en de uitvoering van een werkstraf niet mogelijk is dan wel een niet wenselijke doorkruising kan opleveren van de behandeling van verdachte.
Parketnummer 06.820713-10
De rechtbank acht, gelet op het bepaalde in artikel 77cc van het Wetboek van Strafrecht, termen aanwezig de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zutphen d.d. 4 januari 2011 aan de voorwaardelijk opgelegde werkstraf verbonden proeftijd te verlengen met één jaar.
Parketnummer 07.696540-11
De rechtbank acht, gelet op het bepaalde in artikel 77cc van het Wetboek van Strafrecht, termen aanwezig de bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 1 december 2011 aan de voorwaardelijk opgelegde werkstraf verbonden proeftijd te verlengen met één jaar.
12 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77cc, 77gg, 141, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
13 BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder A primair en subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder A meer subsidiair en onder B primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder A meer subsidiair en onder B primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 152 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- beveelt de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 3 jaar;
- bepaalt dat de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* gesloten jeugdzorg;
* intramurale behandeling van agressieregulatie, impulsbeheersing, beïnvloedbaarheid en weerbaarheid;
* Scholing- en Trainingsprogramma (STP), waarbij er toe gewerkt wordt naar een gefaseerde terugplaatsing naar huis;
* aandacht voor (de effecten van) middelengebruik.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
[slachtoffer 4]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.000,00, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders (gedeeltelijk) hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders (gedeeltelijk) hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Vordering tenuitvoerlegging
Parketnummer 06.820713-10
- verlengt de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zutphen d.d. 4 januari 2011 aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde werkstraf verbonden proeftijd met één jaar;
Parketnummer 07.696540-11
- verlengt de bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 1 december 2011 aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde werkstraf verboden proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H.H.J. Harmeijer en mr. B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2012.
Mr. H.H.J. Harmeijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.