ECLI:NL:RBZLY:2012:BW8240
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Boedelscheiding en interpretatie van huwelijkse voorwaarden in het kader van een echtscheiding
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, betreft het een geschil tussen twee partijen, [A] en [B], die op huwelijkse voorwaarden gehuwd zijn geweest. De rechtbank heeft op 18 april 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure die voortvloeide uit de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden na hun echtscheiding. De kern van het geschil draait om de interpretatie van een convenant dat partijen hebben opgesteld, waarin onder andere een verrekenbeding is opgenomen. [A] vordert betaling van een bedrag van EUR 202.744,= van [B], dat volgens haar opeisbaar is na de verkoop van een bedrijf dat [B] bezit. [B] betwist de vordering en stelt dat er geen juridische verplichting bestaat om het bedrijf te verkopen en dat de vordering pas na de verkoop van het bedrijf kan worden ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd en dat zij nooit uitvoering hebben gegeven aan het verrekenbeding. De rechtbank heeft de inhoud van het convenant en de omstandigheden waaronder dit tot stand is gekomen, zorgvuldig beoordeeld. Het verweer van [B] dat de vordering niet juridisch afdwingbaar is, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelde dat [B] wel degelijk verplicht was om het bedrijf te verkopen en dat hij de financiële verplichting aan [A] diende na te komen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van [A] toewijsbaar is, maar niet uitvoerbaar bij voorraad, gezien de omstandigheden van de zaak.
De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 18 april 2012 door mr. L.M. Rijksen.