RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummers: 07.660122-11 en 07.620143-09 (vtvv) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 mei 2012
[verdachte],
[geboortedatum] te [geboorteplaats],
[adres],
gedetineerd in de [P.I.].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2011, 29 augustus 2011, 24 november 2011, 9 februari 2012 en op 26 april 2012. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. den Haan, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.E.M. van de Ven en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 mei 2011 in de gemeente Almere door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtof[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) zijn, verdachtes,
- penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht/gestopt en/of
- tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht/gestopt
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- met zijn, verdachtes, tong gelikt heeft op/aan de vagina van die [slachtoffer] en/of
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- die [slachtoffer] bij een/de pols(en) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] tegen een matras heeft aangedrukt en/of
- in een/de lip(pen) en/of in een wang van die [slachtoffer] heeft gebeten en/of
- de onderbroek die die [slachtoffer] droeg, heeft uitgetrokken/uitgedaan en/of
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd en/of gehouden en/of
- op een/de be(e)n(en) en/of op een/de arm(en) en/of in het gezicht en/of op/tegen de borst en/of elders op/tegen/in het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer] op het bed heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgegrepen en/of (vervolgens) heeft (dicht)geknepen en/of
- die [slachtoffer] de volgende woorden heeft toegevoegd:
* "Houd je bek, het maakt niet uit dat je ongesteld bent." en/of
* "Als je niet mee zoent, dan ga ik je bijten." en/of
* "Kus me." en/of
* "Luister naar mij en gehoorzaam mij. Als je dat niet doet, dan ga ik je weer bijten." en/of
* "Ik wil je neuken." en/of
* "Doe je benen open." en/of
* "Ga liggen." en/of
* "Blijf naakt naast het bed staan." en/of
* "Ik ga je vermoorden." en/of
* "Ik ga je hart naar binnen rammen.",
althans woorden van gelijke aard of strekking
(terwijl die [slachtoffer] zich al liggend in een bed bevond) en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij op of omstreeks 06 mei 2011 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtof[slachtoffer]), meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) (terwijl die [slachtoffer] zich al liggend in een bed bevond)
- bij een/de pols(en) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) tegen een matras heeft aangedrukt en/of
- in een/de lip(pen) en/of in een wang heeft gebeten en/of
- de benen uit elkaar heeft geduwd en/of gehouden en/of
- op een/de be(e)n(en) en/of op een/de arm(en) en/of in het gezicht en/of op/tegen de borst en/of elders op/tegen/in het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- bij de keel heeft vastgegrepen en/of (vervolgens) heeft (dicht)geknepen en/of
- op/tegen/in het lichaam heeft geduwd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 06 mei 2011 in de gemeente Almere [slachtof[slachtoffer] en/of één of meer kinderen van die [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen, in ieder geval éénmaal,
- een kapmes en/of een aardappelschilmes, in ieder geval (telkens) een soortgelijk voorwerp gepakt en/of aan die [slachtoffer] en/of haar kind(eren) getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [slachtoffer] en/of haar kind(eren) vastgehouden en/of
- (met dat kapmes, in ieder geval met dat soortgelijke voorwerp) op een raam van een toilet geslagen, waarin die [slachtoffer] en haar kind(eren) zich bevonden (waardoor dat raam versplinterde/ werd vernield), en/of
- een schoonmaakmiddel op/tegen de deur van het toilet, waarin die [slachtoffer] en haar kind(eren) zich bevonden, gesprayd/gespoten/gegooid en/of
- olie en/of azijn door de woning verspreid en/of
- (met dat kapmes, in ieder geval met dat soortgelijke voorwerp) op/tegen/aan de deur van het toilet, waarin die [slachtoffer] en/of haar kind(eren) zich bevonden, geslagen en/of getrokken en/of (daarbij) deze meermalen, in ieder geval éénmaal, dreigend de woorden toegevoegd:
- "Ik ga je vermoorden." en/of
- "Ik ga je hart naar binnen rammen.", en/of
- "Ik ga jullie in de fik steken." en/of
- "Ik maak jullie allemaal dood." en/of
- "Ik verbrand het hele huis." en/of
- "Ik ga het huis in brand zetten en pak nu de middelen." en/of
- "Ik steek je neer." en/of
- "Ik ga jullie kappen."
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van de onder 1 cumulatief ten laste gelegde feiten overweegt de rechtbank dat door de officier van justitie tijdens het requisitoir is aangegeven dat deze feiten als een primair en subsidiair ten laste gelegd feit dienen te worden opgevat.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 6 mei 2011 om 7.20 uur krijgen verbalisanten de melding te gaan naar perceel [adres], alwaar een bedreiging en een mishandeling zou hebben plaatsgevonden.
Kort daarna wordt door een verbalisant een gesprek gevoerd met [slachtof[slachtoffer] met betrekking tot het doen van aangifte en tijdens dit gesprek vertelt zij dat zij is verkracht door [verdachte], de latere verdachte. Vervolgens is de zaak overgedragen aan de afdeling zeden, is door [slachtof[slachtoffer] aangifte gedaan en is verdachte aangehouden en gehoord.
Op 8 mei 2011 is de getuige [getuige] gehoord. Voorts heeft forensisch PD-onderzoek en medisch forensisch onderzoek plaatsgevonden. Verder is de telefoon van verdachte in beslag genomen en onderzocht en heeft een buurtonderzoek plaatsgevonden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft zij gewezen op de aangifte, de aanvullende verklaringen van aangeefster, welke worden ondersteund door het sms-verkeer dat heeft plaatsgevonden. Voorts heeft zij gewezen op de resultaten van het rapport van het NFI, waaruit volgt dat er nadat aangeefster ongesteld is geworden, nog seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen haar en verdachte. Dat het bij de verdachte aangetroffen menstruele bloed van een eerder moment afkomstig zou zijn geweest, is volgens de officier van justitie niet aannemelijk geworden.
Voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde heeft zij gewezen op de aangifte, welke wordt ondersteund door het aantreffen van glassplinters in het toilet. Voorts heeft zij gewezen op de verklaring van de moeder van de verdachte en op de verklaring van de verdachte zelf.
Met betrekking tot de overtuiging heeft de officier van justitie nog opgemerkt dat in de later door aangeefster geschreven brieven niet staat dat hetgeen zij eerder heeft verklaard over wat er is gebeurd, zou zijn gelogen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde.
De raadsman heeft, op grond van de in de pleitnota vervatte argumenten, aangevoerd dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar is. Dit wordt ondersteund door de verklaring van de GGD arts, die heeft aangegeven geen enkel waarneembaar letsel bij aangeefster te hebben geconstateerd, passend bij de vermeende mishandeling in de vorm van bijten in de lip of wang.
Het rapport van het NFI geeft weliswaar aanwijzingen voor de bevestiging van de verklaring van aangeefster, echter dit kan niet onomstotelijk worden vastgesteld. Zo geeft het rapport niet een definitief “ja” als antwoord op de vraag of in de zedenkit van de verdachte menstrueel bloed aanwezig is. Bovendien zegt het rapport niets over het moment waarop deze eventuele menstruele secretie op het lichaam van de verdachte terecht is gekomen.
Voorts heeft het NFI weliswaar vastgesteld dat er cellen van de verdachte in de zedenkit van aangeefster voorkwamen, echter ook hierbij is geen uitspraak gedaan over de leeftijd van het bemonsterde materiaal en het moment waarop het materiaal op het lichaam van aangeefster terecht is gekomen.
De raadsman heeft voorts verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde en hem slechts te veroordelen voor de bewoordingen, waarvan hij zelf ook heeft bekend deze te hebben geuit. De overige bewoordingen kunnen slechts volgen uit de verklaring van aangeefster.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
De rechtbank overweegt dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de seksuele handelingen, te weten het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte zijn vaak slechts de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden. Hoewel artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering voorschrijft dat de verklaring van één getuige onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen, kan in zedenzaken enige mate van steunbewijs in combinatie met de verklaring van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren.
De rechtbank is van oordeel dat de in de tenlastelegging omschreven handelingen en gedragingen volgen uit de verklaringen van aangeefster.
Aangeefster heeft in haar eerste verklaring verklaard dat verdachte in de nacht van 6 mei 2011 rond 5.00 uur thuis kwam in de woning aan de [adres]. Verdachte kwam meteen bovenop haar liggen en hij zei dat als zij niet mee ging zoenen, hij haar zou bijten. Vervolgens deed hij zijn tong bij haar naar binnen, in haar mond. Toen zij haar hoofd wegdraaide, beet hij in haar onderlip en hij heeft haar een klap in haar gezicht gegeven. Verdachte stuurde haar vervolgen de kamer uit, maar liet haar stoppen en terugkomen en toen kreeg zij wederom klappen. Tevens moest zij naakt naast het bed blijven staan. Vervolgens werd zij op het bed getrokken en deed verdachte haar onderbroek uit. Aangeefster heeft verklaard dat zij toen tegen verdachte zei dat zij ongesteld was en dat ze het niet leuk vond. Verdachte zei dat dit niet uitmaakte en dat zij haar mond moest houden. Zij moest gaan liggen en verdachte heeft toen zijn penis in haar vagina gebracht. Zij wilde dat echter niet en heeft verdachte toen van zich afgeduwd .
Later in haar verklaring specificeert aangeefster het toegepaste geweld en verklaart zij dat verdachte haar onder meer op haar bovenbenen en op haar armen heeft geslagen en dat hij haar meerdere keren met zijn platte hand in haar gezicht heeft geslagen. Tevens heeft verdachte haar bij haar keel gepakt en haar keel dichtgeknepen .
Voorts verklaart zij dat verdachte, nadat hij haar onderbroek had uitgedaan, haar benen wijd heeft gedaan en haar vagina heeft gelikt•.
In een latere verklaring heeft aangeefster nog verklaard dat verdachte haar vasthield aan haar polsen en haar tegen het matras aan drukte .
Aangeefster heeft verder verklaard dat verdachte wilde dat zij hem ging kussen, dat zij naar hem moest luisteren en hem moest gehoorzamen en dat als zij dat niet zou doen, hij haar weer zou bijten . Verder zei verdachte dat hij aangeefster wilde neuken, dat zij haar benen open moest maken en dat zij moest gaan liggen . Voort zei verdachte tegen haar dat hij haar ging vermoorden en dat hij haar hart naar binnen zou rammen .
Aangeefster heeft verklaard dat zij sinds de dinsdag ongesteld is en dat de laatste keer dat zij vrijwillig gemeenschap met verdachte heeft gehad de maandag daarvoor is geweest en dat zij toen in de woning van de moeder van aangeefster verbleven. Verder heeft zij op 6 mei 2011 verklaard dat zij gistermiddag rond 16.00 uur voor het laatste heeft gedoucht .
Verdachte heeft eveneens verklaard dat de laatste keer dat hij gemeenschap had met aangeefster was toen ze in de woning van haar moeder verbleven en dat zij toen nog niet ongesteld was. Verder heeft verdachte op 6 mei 2011 verklaard dat hij gisterochtend voor het laatst heeft gedoucht .
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster, in tegenstelling tot de verklaring van verdachte, steun in het rapport van het NFI d.d. 25 augustus 2011.
Het rapport van het NFI houdt in dat in een tweetal bemonsteringen van de penis glans/eikel (nat en droog) van verdachte bloed van een andere persoon is aangetroffen. In deze bemonsteringen is een sterke aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van menstruele secretie.
Bij de resultaten wordt weergegeven dat de RNA-profielen van het RNA in deze bemonsteringen passen bij de aanwezigheid van menstruele en/of vaginale secretie.
In deze bemonsteringen kan de aanwezigheid van een geringe hoeveelheid DNA van aangeefster niet worden uitgesloten.
Uit het rapport volgt tevens dat uit de bemonsteringen van de vagina van aangeefster het DNA van een mannelijke spermaceldonor is afgeleid en dat het DNA van de verdachte matcht met dit afgeleide DNA-profiel, met een berekende frequentie van kleiner dan één op de één miljard . Ook voornoemde conclusie ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank de verklaring van aangeefster.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het niet aannemelijk is dat het aangetroffen materiaal dateert van ver vóór de datum van 6 mei 2011. In dat kader acht de rechtbank van belang dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij zich na de laatste keer geslachtsgemeenschap met aangeefster heeft gedoucht. Het bevreemdt dan dat op de penis en eikel van verdachte menstruele secretie van aangeefster is aangetroffen.
De rechtbank overweegt voorts nog dat de verklaring van aangeefster steun vindt in de verklaring van verdachte zelf. Hij heeft verklaard dat hij haar met zijn linkerhand tegen haar hoofd heeft geduwd .
De rechtbank is heeft tevens de overtuiging bekomen dat de verdachte de onder 1 ten laste gelegde verkrachting heeft gepleegd. De rechtbank wordt in deze overtuiging gesterkt door het feit dat, wanneer de verbalisanten ter plaatse aankomen, zij constateren dat de meldster (latere aangeefster) hevig geëmotioneerd was. Voorts wordt de rechtbank gesterkt in haar overtuiging door het feit dat aangeefster met haar kinderen is gevlucht naar het toilet en zichzelf en haar kinderen in het toilet heeft opgesloten. Dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat er zich, voorafgaand daaraan, iets in de woning heeft afgespeeld, waardoor aangeefster (zeer) angstig is geworden voor verdachte.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde bedreiging, onder verwijzing naar de aangifte, de verklaring van de getuige [getuige] en de bekennende verklaring van de verdachte, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de voornoemde bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daarbij dat het, anders dan door de raadsman is betoogd, conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad niet is vereist dat voor ieder onderdeel van de tenlastelegging wordt voldaan aan het wettelijke bewijsminimum. De woorden zoals omschreven in de tenlastelegging volgen uit de verklaring(en) van aangeefster en de rechtbank heeft geen enkele reden te twijfelen aan de juistheid en geloofwaardigheid van de door haar afgelegde verklaring(en). De geuite bewoordingen worden voorts gedeeltelijk bekend door de verdachte.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 06 mei 2011 in de gemeente Almere door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtof[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (met kracht) zijn, verdachtes,
- penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht/gestopt en
- tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht/gestopt
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (met kracht)
- met zijn, verdachtes, tong gelikt heeft op/aan de vagina van die [slachtoffer] en
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en
- die [slachtoffer] bij de polsen heeft vastgepakt en (vervolgens) die [slachtoffer] tegen een matras heeft aangedrukt en
- in de lip en in een wang van die [slachtoffer] heeft gebeten en
- de onderbroek die die [slachtoffer] droeg, heeft uitgetrokken/uitgedaan en
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd en/of gehouden en
- op de benen en op de armen en in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en
- die [slachtoffer] op het bed heeft getrokken en
- die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgegrepen en (vervolgens) heeft dichtgeknepen en
- die [slachtoffer] de volgende woorden heeft toegevoegd:
* "Houd je bek, het maakt niet uit dat je ongesteld bent." en
* "Als je niet mee zoent, dan ga ik je bijten." en
* "Kus me." en
* "Luister naar mij en gehoorzaam mij. Als je dat niet doet, dan ga ik je weer bijten." en
* "Ik wil je neuken." en
* "Doe je benen open." en
* "Ga liggen." en
* "Blijf naakt naast het bed staan." en
* "Ik ga je vermoorden." en
* "Ik ga je hart naar binnen rammen.",
althans woorden van gelijke aard of strekking,
(terwijl die [slachtoffer] zich al liggend in een bed bevond) en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij op 06 mei 2011 in de gemeente Almere [slachtof[slachtoffer] en kinderen van die [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend,
- een kapmes en/of een aardappelschilmes, gepakt en
- (met dat kapmes) op een raam van een toilet geslagen, waarin die [slachtoffer] en haar kinderen zich bevonden (waardoor dat raam versplinterde/ werd vernield), en
- een schoonmaakmiddel op/tegen de deur van het toilet, waarin die [slachtoffer] en haar kinderen zich bevonden, gesprayd/gespoten/gegooid en
- olie en/of azijn door de woning verspreid en
- (met dat kapmes) op/tegen/aan de deur van het toilet, waarin die [slachtoffer] en haar kinderen zich bevonden, geslagen en/of getrokken en (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd:
- "Ik ga je vermoorden." en
- "Ik ga je hart naar binnen rammen.", en
- "Ik ga jullie in de fik steken." en
- "Ik maak jullie allemaal dood." en
- "Ik verbrand het hele huis." en
- "Ik ga het huis in brand zetten en pak nu de middelen." en
- "Ik steek je neer." en
- "Ik ga jullie kappen."
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf aangevoerd dat wanneer de verdachte enkel zou worden veroordeeld voor het onder 2 ten laste gelegde, de op te leggen straf niet hoger zou moeten zijn dan de duur van het voorarrest.
De raadsman heeft verzocht om, wanneer de verdachte voor beide feiten zou worden veroordeeld, een deels voorwaardelijke straf op te leggen en de onvoorwaardelijke straf in tijd niet de duur van het bij uitspraak reeds ondergane voorarrest te laten overstijgen. In dat kader heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat de verdachte geen justitiële documentatie heeft op het gebied van zedendelicten en aangeefster de relatie met de verdachte wil continueren. Voorts heeft de raadsman gewezen op de door aangeefster geschreven brief en op het feit dat verdachte zich bereid heeft verklaard zich desgewenst te laten begeleiden / behandelen door de reclassering en/of De Waag.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden voor een verkrachting en een geldboete van € 250,00 voor een verbale bedreiging. De rechtbank heeft voornoemde oriëntatiepunten als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de op te leggen straf, waarbij de rechtbank opmerkt dat in het onderhavige geval sprake was van meer dan enkel een verbale bedreiging.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zijn partner, aangeefster, op 6 mei 2012 verkracht. Hij heeft aangeefster gedwongen om seks met hem te hebben en heeft haar hiertoe bij de polsen gepakt en tegen een matras aangeduwd, is boven op haar gaan liggen en heeft haar benen uit elkaar geduwd. Voorts heeft verdachte aangeefster gebeten en geslagen en heeft hij gedreigd haar iets aan te doen als zij niet zou doen wat hij vroeg.
Door aldus te handelen heeft verdachte op een respectloze en vernederende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster, kennelijk enkel met het doel zijn eigen lustgevoelens te bevredigen.
Aangeefster was niet bij machte om zich hieraan te onttrekken vanwege de (gewelddadige) opstelling van haar partner.
Bovendien hebben de gedragingen plaatsgevonden in een omgeving waar aangeefster zich veilig en vertrouwd zou moeten weten te voelen, te weten in de eigen woning. Verdachte heeft, door aldus te handelen, dit vertrouwen ernstig beschaamd.
Voorts heeft verdachte zijn partner in diezelfde nacht bedreigd, onder meer door een vloeistof over de deur van het toilet (waar aangeefster zichzelf met haar kinderen had opgesloten) te spuiten/gooien en te dreigen de woning in brand te steken. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij de bedreigingen heeft geuit in aanwezigheid van de (jonge) kinderen van aangeefster.
Dat aangeefster en verdachte hun relatie willen voortzetten maakt het hiervoor overwogene niet anders.
Voorts heeft de rechtbank – in het nadeel van de verdachte – rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 29 maart 2012, waaruit volgt dat verdachte reeds meerdere keren is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder voor (medeplichtigheid aan) geweldsdelicten. Eerder opgelegde straffen, waaronder onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straffen, hebben hem er kennelijk niet van weten te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.
Uit voornoemd uittreksel justitiële documentatie blijkt voorts dat verdachte op 18 februari 2012, een datum gelegen na de pleegdatum van het onderhavige feit, nog is veroordeeld. De rechtbank zal daarmee, gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, in het voordeel van de verdachte rekening houden.
Verdachte is voor onderzoek in het Pieter Baan Centrum opgenomen. Uit het rapport van het NIFP (locatie Pieter Baan Centrum) d.d. 12 april 2012 blijkt dat verdachte consequent heeft geweigerd aan een onderzoek naar zijn geestvermogens mee te werken. De deskundigen zijn, gelet op deze weigering, niet in staat te rapporteren omtrent een eventuele psychische stoornis dan wel de toerekeningsvatbaarheid.
Door het niet meewerken aan een onderzoek naar de geestvermogens door verdachte heeft de rechtbank geen zicht kunnen krijgen op eventuele achterliggende problematiek, noch op een eventuele behandeling daarvan.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
9 DE VORDERING TENUITVOERLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft hij verzocht de proeftijd te verlengen met één jaar en meer subsidiair heeft hij verzocht de vordering gedeeltelijk toe te wijzen en om te zetten in een werkstraf.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande en het in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht gestelde acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank bij vonnis d.d. 15 oktober 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf toe te wijzen.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 57, 242 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.620143-09 door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank bij vonnis d.d. 15 oktober 2009 voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. M.A.A. ter Meer-Siebers en L.G. Wijma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 mei 2012.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.