ECLI:NL:RBZLY:2012:BW6002

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.690319-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag

Op 16 mei 2012 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad vonnis gewezen in een strafzaak tegen een 23-jarige automobilist, die op 2 november 2011 op de Polderdreef in Lelystad een 14-jarig meisje doodreed. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. Tijdens de terechtzitting op 3 mei 2012 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Schwab. De officier van justitie, mr. R. de Kruijk, heeft de vordering ingediend en de verdediging heeft betoogd dat er geen sprake was van schuld volgens artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag, waarbij hij met een snelheid van 70 à 80 kilometer per uur een zebrapad naderde zonder voorrang te verlenen aan het slachtoffer, dat op dat moment overstak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstig gebrek aan zorgvuldigheid had getoond, wat leidde tot de fatale aanrijding.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat resulteerde in de dood van het slachtoffer. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door [naam B], had een schadevergoeding van € 21.117,- gevorderd, maar de rechtbank kende een bedrag van € 7.814,- toe voor begrafeniskosten en andere uitgaven. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk was en dat dit deel bij de burgerlijke rechter moest worden aangebracht. De rechtbank legde de verdachte ook de verplichting op om een bedrag van € 7.814,- aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.690319-11 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 mei 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [woonplaats],
wonende te [adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 3 mei 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Schwab, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. de Kruijk en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair hij op of omstreeks 02 november 2011 te Lelystad als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Polderdreef te Lelystad, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, immers is/heeft hij, verdachte,
- met een snelheid van 70 à 80 kilometer per uur, althans met een snelheid die (aanzienlijk) hoger was dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse, een voetgangersoversteekplaats/zebrapad genaderd en/of
- terwijl voor voornoemd(e) voetgangersoversteekplaats/zebrapad werd gewaarschuwd door middel van oranje knipperende waarschuwingslichten en/of (een) waarschuwingsbord(en) conform model L2 van bijlage 1 van het RVV 1990 en/of
- terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse,
- voornoemd(e) voetgangersoversteekplaats/zebrapad (met (nagenoeg) onverminderde snelheid) opgereden en/of
- daarbij een voetganger, die doende was voornoemd(e) oversteekplaats/zebrapad over te steken, niet of te laat opgemerkt (terwijl die voetganger zich (recht) voor het door verdachte bestuurde voertuig bevond en/of (dus) goed zichtbaar moet zijn geweest) en/of
- die voetganger, in strijd met de op verdachte rustende plicht, geen voorrang verleend en/of
- met het door hem bestuurde voertuig tegen die voetganger aangereden/gebotst, waardoor voornoemde voetganger (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
Subsidiair hij op of omstreeks 02 november 2011 te Lelystad als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Polderdreef te Lelystad, - met een snelheid van 70 à 80 kilometer per uur, althans met een snelheid die (aanzienlijk) hoger was dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse, een voetgangersoversteekplaats/zebrapad is genaderd en/of
- terwijl voor voornoemd(e) voetgangersoversteekplaats/zebrapad werd gewaarschuwd door middel van oranje knipperende waarschuwingslichten en/of (een) waarschuwingsbord(en) conform model L2 van bijlage 1 van het RVV 1990 en/of
- terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse,
- voornoemd(e) voetgangersoversteekplaats/zebrapad (met (nagenoeg) onverminderde snelheid) op is gereden en/of
- daarbij een voetganger, die doende was voornoemd(e) oversteekplaats/zebrapad over te steken, niet of te laat heeft opgemerkt (terwijl die voetganger zich (recht) voor het door verdachte bestuurde voertuig bevond en/of (dus) goed zichtbaar moet zijn geweest) en/of
- die voetganger, in strijd met de op verdachte rustende plicht, geen voorrang heeft verleend en/of
- met het door hem bestuurde voertuig tegen die voetganger is aangereden/gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in het onderhavige geval sprake is van roekeloos rijgedrag. Er is sprake van een samenstel van ernstige verkeersfouten: Verdachte heeft veel te hard gereden, heeft geen snelheid geminderd bij het naderen van het zebrapad en heeft geen voorrang verleend aan het overstekende slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting primair op het standpunt gesteld dat bij de verdachte geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte reed op 2 november 2011 in zijn personenauto rond 17.25 uur over de Polderdreef binnen de bebouwde kom van Lelystad. Het was om die tijd , de zon ging onder om 17.11 uur, meer donker dan schemerig. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Verdachte reed, zoals uit de verkeersongevalanalyse is gebleken, met een snelheid van minimaal 71 kilometer per uur. Dat verdachte veel harder reed dan de toegestane snelheid is ook gebleken uit de verklaring van de getuige [naam getuige]. Deze politieman kwam verdachte even tevoren tegen bij een rotonde, waar het rijgedrag van verdachte hem zodanig opviel dat hij verdachte is gevolgd en daarbij constateerde dat verdachte over de Polderdreef reed met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur.
Verdachte is, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, bekend met de omgeving; hij reed er dagelijks.
Toen verdachte het zebrapad over de Polderdreef, gelegen tussen Strand en Zuiderwagenplein, naderde, stak het slachtoffer [slachtoffer] via het zebrapad de Polderdreef over. Het slachtoffer kwam, gezien vanuit de positie van verdachte, van links en ging in de richting van het Zuiderwagenplein. Dit leidt de rechtbank af uit de verklaring en aanvullende verklaring van [getuige naam 2], die het slachtoffer voor zich uit zag lopen de Polderdreef via het zebrapad overstekend. Het zicht was onbelemmerd, er waren geen obstakels ter plaatse, zodat verdachte het slachtoffer heeft moeten en kunnen opmerken toen zij overstak.
De voetgangersoversteekplaats, het zebrapad, is aangegeven door middel van waarschuwingsbord(en) conform model L2 van bijlage 1 van het RVV 1990 en van oranje knipperende waarschuwingslichten.
Verdachte is met een snelheid van minimaal 71 kilometer per uur de voetgangersoversteekplaats over gereden toen het slachtoffer [slachtoffer] overstak. Verdachte heeft haar aldus geen voorrang verleend en is tegen haar aangereden, tengevolge waarvan zij is overleden.
Naar het uiterlijk waarneembare rijgedrag van de verdachte, met inbegrip van de omstandigheden zoals die zich objectief voordeden, komt de rechtbank, gelet op voorgaande vastgestelde omstandigheden, tot de slotsom dat verdachte heeft blijk gegeven van een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid aangaande zijn rijgedrag. Dat rijgedrag wordt door de rechtbank aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 2 november 2011 te Lelystad als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Polderdreef te Lelystad, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, immers is/heeft hij, verdachte,
- met een snelheid die (aanzienlijk) hoger was dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, een voetgangersoversteekplaats/zebrapad genaderd en
- terwijl voor voornoemd(e) voetgangersoversteekplaats/zebrapad werd gewaarschuwd door middel van oranje knipperende waarschuwingslichten en (een) waarschuwingsbord(en) conform model L2 van bijlage 1 van het RVV 1990 en
- terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse,
- voornoemd(e) voetgangersoversteekplaats/zebrapad (met onverminderde snelheid) opgereden en
- daarbij een voetganger, die doende was voornoemd(e) oversteekplaats/zebrapad over te steken, niet of te laat opgemerkt (terwijl die voetganger zich voor het door verdachte bestuurde voertuig bevond en goed zichtbaar moet zijn geweest) en
- die voetganger, in strijd met de op verdachte rustende plicht, geen voorrang verleend en
- met het door hem bestuurde voertuig tegen die voetganger aangereden, waardoor voornoemde voetganger (genaamd [slachtoffer]) werd gedood.
Van het onder primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
7 STRAFBAARHEID
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaren, met aftrek van de tijd die het rijbewijs al ingevorderd is geweest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf gepleit voor oplegging van een werkstraf. Zij heeft ten aanzien van de rijontzegging aangevoerd dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor de uitoefening van zijn beroep.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft door zijn rijgedrag, dat door de rechtbank als zeer onvoorzichtig en onoplettend wordt gekenschetst, een ongeval veroorzaakt, waarbij een veertienjarig meisje om het leven is gekomen. Het ongeval dat door verdachte is veroorzaakt heeft plaatsgevonden op een zebrapad, waar voetgangers veilig en onbelemmerd over moeten kunnen steken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, mede gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS, niet volstaan worden met een werkstraf, maar dient een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd te worden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
• een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 2 april 2012;
• een rapport over de persoon van verdachte d.d. 27 april 2012, uitgebracht door Reclassering Nederland.
9 DE BENADEELDE PARTIJ
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [naam A] – daartoe vertegenwoordigd door [naam B] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 21.117,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 21.063,-
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat die vordering niet eenvoudig van aard is.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 7.500,- als begrafeniskosten, € 260,- voor een vliegticket en € 54,- treinkosten, zijnde in totaal € 7.814,-, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege bij wijze van voorschot toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 7.814,- ten behoeve van het slachtoffer [naam A].
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
11 BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 2 jaren.
- bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 voor het tijdstip waarop de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ingaat ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van die ontzegging geheel in mindering wordt gebracht.
benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam A], wonende te Amsterdam, van een bedrag van € 7.814,- (zegge: zevenduizendachthonderdveertien euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 2 november 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 7.814,- ten behoeve van het slachtoffer [naam A] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 74 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam A] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. G. Blomsma en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 mei 2012.