ECLI:NL:RBZLY:2012:BW3660

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12/11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een bestuurlijke boete voor het verrichten van vrijwilligerswerk zonder de vereiste vergunningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 23 april 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Turks Sociaal-Cultureel Centrum Zwolle e.o. en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De zaak betreft de oplegging van een bestuurlijke boete van € 8.000,-- aan de stichting wegens het laten verrichten van vrijwilligerswerk door een vreemdeling zonder de benodigde verblijfs- en tewerkstellingsvergunningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 18 februari 2011 een controle heeft plaatsgevonden in de ruimte van de stichting, waar een vreemdeling, die penningmeester en bestuurslid is, werd aangetroffen terwijl hij werkzaamheden verrichtte zonder de vereiste vergunningen. De rechtbank oordeelt dat de stichting in strijd heeft gehandeld met artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav), dat het werkgevers verbiedt vreemdelingen arbeid te laten verrichten zonder de juiste vergunningen. De rechtbank heeft de argumenten van de stichting, waaronder de stelling dat zij niet op de hoogte was van de illegale status van de penningmeester, niet geloofwaardig geacht. De rechtbank concludeert dat de opgelegde boete niet onevenredig is aan de ernst van de overtreding en dat de stichting niet voldoende zorg heeft betracht om overtreding van de Wav te voorkomen. Het beroep van de stichting is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open voor belanghebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/11
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
Stichting Turks Sociaal-Cultureel Centrum Zwolle e.o.,
gevestigd te Zwolle, eiseres,
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2011 heeft verweerder krachtens artikel 19a, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) aan eiseres een bestuurlijke boete van € 8.000,-- opgelegd, wegens overtreding van het in artikel 2 van de Wav neergelegde verbod. Bij brief van 14 juli 2011 heeft eiseres hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 21 november 2011 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit bij brief van 30 december 2011 beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 13 maart 2012 behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Söner, secretaris en plaatsvervangend voorzitter, en [penningmeester], penningmeester. Namens verweerder is niemand ter zitting verschenen.
Overwegingen
1.
In artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van de Wav wordt onder werkgever verstaan degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wav is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
In artikel 18 van de Wav worden het niet naleven van artikel 2, eerste lid, als beboetbaar feit aangemerkt.
Ingevolge artikel 18a, eerste lid, van de Wav kunnen beboetbare feiten worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen.
Volgens artikel 19a, eerste lid, van de Wav legt een daartoe door de minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar namens hem de boete op aan degene op wie de verplichtingen rusten, welke voortvloeien uit deze wet, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als een beboetbaar feit.
Ingevolge artikel 19d, eerste lid, van de Wav is de hoogte van de boete, die voor een beboetbaar feit kan worden opgelegd, indien begaan door:
a. een natuurlijk persoon, gelijk aan de geldsom van ten hoogste € 11.250,--.
b. een rechtspersoon, gelijk aan de geldsom van ten hoogste € 45.000,--.
Op basis van het derde lid stelt de minister beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de beboetbare feiten worden bepaald.
Volgens beleidsregel 1 van de Beleidsregels boeteoplegging Wav, zoals die ten tijde van belang luidden (hierna: de beleidsregels), wordt bij de berekening van een boete, als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, voor alle beboetbare feiten als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die zijn neergelegd in de “Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Wav” (hierna: de Tarieflijst), die als bijlage bij de beleidsregels is gevoegd.
In de Tarieflijst is de boete voor overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav op € 8.000,-- gesteld.
2.
De rechtbank neemt de volgende feiten als vaststaand aan.
Eiseres is een in Zwolle gevestigde sociaal-culturele stichting voor migranten uit Turkije. Eiseres beschikt over een ruimte aan de Radewijnsstraat 12 te Zwolle, waar migranten van Turkse afkomst elkaar ontmoeten.
Op 18 februari 2011 heeft in de ruimte van eiseres aan de Radewijnsstraat 12 te Zwolle een controle plaatsgevonden door medewerkers van de Arbeidsinspectie. Bij deze controle is de vreemdeling [penningmeester] aangetroffen, terwijl hij achter de bar stond. [penningmeester] beschikt niet over een verblijfsvergunning en ten behoeve van hem is geen tewerkstellingsvergunning afgegeven.
, die penningmeester en bestuurslid is van eiseres, heeft verklaard dat hij, zonder hiervoor een vergoeding te ontvangen, vrijwilligerswerk doet voor eiseres. De werkzaamheden die hij voor eiseres heeft verricht bestaan ondermeer uit het betalen van rekeningen, het zetten en rondbrengen van koffie en thee en boodschappen doen.
3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft aangenomen dat eiseres, door [penningmeester] werkzaamheden als vrijwilliger te laten verrichten, het in artikel 2, eerste lid, van de Wav neergelegde verbod heeft overtreden. Hiertoe overweegt de rechtbank dat het in artikel 2, eerste lid, van de Wav neergelegde verbod een ruim bereik heeft. Niet slechts arbeid die wordt verricht in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf valt hieronder, maar ook vrijwilligerswerk, zoals de door [penningmeester] verrichte werkzaamheden.
Artikel 1a van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (BuWav) bepaalt dat het verbod van artikel 2 van de Wav niet van toepassing is met betrekking tot een vreemdeling die:
a. rechtmatig in Nederland verblijft, in de zin van artikel 8, onder a, c, of l, van de Vreemdelingenwet 2000, dan wel rechtmatig in Nederland verblijft, in de zin van artikel 8, onder f, g of h, van de Vreemdelingenwet 2000, in verband met een aanvraag van een verblijfsvergunning asiel of een aanvraag om voortgezette toelating, en
b. naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als vrijwilliger deelneemt aan arbeid die gebruikelijk onbetaald wordt verricht, geen winstoogmerk heeft en een algemeen maatschappelijk doel dient.
De rechtbank stelt vast dat eiseres niet beschikte over een door het UWV afgegeven vrijwilligersverklaring, als bedoeld in artikel 1a van het BuWav, ten behoeve van de tewerkstelling van [penningmeester], nog daargelaten de vraag of [penningmeester] rechtmatig in Nederland verblijft. Deze uitzondering op het in artikel 2, eerste lid, van de Wav neergelegde verbod is in dit geval dan ook niet van toepassing.
Dat eiseres niet wist dat [penningmeester] niet legaal in Nederland verbleef acht de rechtbank niet geloofwaardig, reeds gelet op het feit dat de heer [penningmeester] bestuurslid is van eiseres. De kennis van de heer [penningmeester] over zijn eigen verblijfsrechtelijke positie kan, gelet op de positie van de [penningmeester] als bestuurslid, dan ook aan eiseres worden toegerekend.
Verweerder was dan ook bevoegd om eiseres een boete op te leggen wegens overtreding van het in artikel 2, eerste lid, van de Wav neergelegde verbod.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen eiseres heeft aangevoerd voor verweerder geen aanleiding behoefde te zijn om de opgelegde boete te matigen. De opgelegde boete is niet onevenredig aan de ernst van de overtreding. Van een situatie waarin de opgelegde boete op grond van het door verweerder gevoerde beleid wordt gematigd is geen sprake.
Niet gebleken is dat eiseres de maximale zorg heeft betracht om overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav te voorkomen. Voor zover eiseres betoogt dat zij niet wist dat het in artikel 2, eerste lid, van de Wav neergelegde verbod ook betrekking heeft op vrijwilligerswerk, overweegt de rechtbank dat eiseres zich als vrijwilligersorganisatie op de hoogte dient te stellen van voor haar relevante wet- en regelgeving. De gestelde onbekendheid met de juridische implicaties van de Wav maakt niet dat de overtreding eiseres in verminderde mate te verwijten valt.
De stelling van eiseres dat de opgelegde boete voor eiseres leidt tot een financiële noodsituatie en mogelijk tot de beëindiging van de activiteiten van de stichting, is niet met stukken onderbouwd en kan reeds daarom niet slagen.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaat.
Het beroep is daarom ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. A. Oosterveld en
mr. A.P.W. Esmeijer, rechters, en door de voorzitter en mr. A. van der Weij als griffier
ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep