ECLI:NL:RBZLY:2012:BW3646

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/662645-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek in een strafzaak met parketnummer 07/662645-11

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 25 april 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [verzoeker], die als verdachte in een strafzaak met parketnummer 07/662645-11 werd behandeld. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de indruk van [verzoeker] dat de rechters, mrs. [A], [B] en [C], zijn zaak niet onpartijdig behandelden. Dit zou blijken uit het feit dat al zijn onderzoekswensen waren afgewezen met motiveringen die hij als onbegrijpelijk beschouwde. Tijdens de mondelinge behandeling was mr. M.A.W. Nillesen, de advocaat van [verzoeker], aanwezig, terwijl de rechters niet verschenen. De rechtbank heeft de verzoeken van [verzoeker] om getuigen te horen en om een reconstructie in 3D-perspectief afgewezen, omdat deze verzoeken naar haar oordeel geen toegevoegde waarde zouden hebben voor de zaak. De rechtbank oordeelde dat de vrees voor partijdigheid van de rechters niet objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat de rechters uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de onderzoekswensen niet duidde op vooringenomenheid en dat het wrakingsverzoek om die reden moest worden afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de rechtbank bevestigde dat de onbevooroordeeldheid van de rechters niet in twijfel kon worden getrokken.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Wrakingskamer
Parketnummer: 07/662645-11
Beslissing van 25 april 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres, plaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland,
verzoeker tot wraking,
advocaat mr. M.A.W. Nillesen te 's-Hertogenbosch,
tegen
mrs. [A], [B] en [C], in hun hoedanigheid van rechter in de meervoudige strafkamer.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 8 maart 2012;
- het schriftelijke verweer van mrs. [A], [B] en [C] van 5 april 2012;
Bij de mondelinge behandeling is verschenen mr. M. van Dam, kantoorgenoot van mr. Nillesen.
Mrs. [A], [B] en [C] hebben laten weten niet te zullen verschijnen.
2. De feiten
2.1. [verzoeker] is verdachte in de strafzaak met parketnummer 07/662645-11.
2.2. Op 28 februari 2012 heeft een voortgezette behandeling plaatsgevonden van de strafzaak. Mr. Nillesen heeft daarbij verzocht om:
1. een reconstructie in 3D-perspectief;
2. het horen van de navolgende getuigen:
- 17 buurtbewoners;
- [D];
- [E];
- mw. [F];
- verbalisanten [G] en [H].
Daarnaast heeft mr. Nillesen verzocht om de voorlopige hechtenis van [verzoeker] op te heffen, althans te schorsen.
Ter zake een door het NFI voorgesteld 'FIT-gesprek' heeft mr. Nillesen opgemerkt dat hij graag zou willen dat er een FIT-gesprek komt, zodat er verder op doorgerechercheerd kan worden, omdat niet uitgesloten is dat "de Jamaïcanen als eersten hebben geschoten" en dat een noodweerverweer tot de mogelijkheden kan behoren.
2.3. Bij tussenvonnis van 13 maart 2012 heeft de rechtbank de verzoeken van mr. Nillesen afgewezen. Zij overweegt daartoe als volgt:
"De rechtbank stelt het volgende voorop. Als maatstaf voor de beoordeling van de onderzoekswensen hanteert de rechtbank het criterium als bedoeld in artikel 288, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (het verdedigingsbelang). Maatstaf is zodoende - kort gezegd - of de verdachte door de afwijzing van een verzoek in zijn verdediging wordt geschaad.
Getuigen
De rechtbank wijst af de verzoeken tot het horen van:
- de buurtbewoners omdat door het tijdsverloop later afgelegde verklaringen geen toegevoegde waarde zullen hebben ten opzichte van verklaringen die kort na het incident zijn afgelegd;
- [D] omdat hij reeds is gehoord en niet bij het schietincident aanwezig is geweest;
- [E], aangezien naar het oordeel van de rechtbank, gelet op hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en bezien in het licht van de beantwoording van de vragen als bedoeld in de artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, niet, althans onvoldoende is gebleken van enig verdedigingsbelang;
- [F] omdat zij mogelijk is beïnvloed tijdens de vorige zitting;
- de verbalisanten [G] en [H] omdat er reeds een FO is toegevoegd aan het dossier hetwelk voldoende duidelijkheid biedt. De rechtbank gelast de officier van justitie om aan de verdediging kleurenfoto's te verstrekken van het FO.
Reconstructie
De rechtbank wijst af het verzoek tot het houden van een reconstructie omdat deze naar verwachting geen meerwaarde zal hebben, nu de medeverdachten geen verklaring willen afleggen en ook de verdachten in het pand allen ontkennen te hebben geschoten. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor een schouw. Voorts blijkt het dossier dat er reeds onderzoek is gedaan naar het zicht van uit het zolderraam.
Fit-Gesprek
De rechtbank gelast de officier van justitie een FIT-gesprek met het NFI te organiseren om de mogelijkheden en beperkingen van een verkennend onderzoek te onderzoeken. Een verkennend onderzoek zou inzicht kunnen geven naar de invloed van een telefoonverbinding op de opname van schietgeluiden binnen en buiten een pand. "
3. De gronden van het verzoek
3.1. [verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat bij hem de indruk is ontstaan dat mrs. [A], [B] en [C] zijn zaak niet onpartijdig behandelen. Dat blijkt volgens hem uit de omstandigheid dat alle onderzoekswensen van hem zijn afgewezen met een motivering die - in zijn visie - hoogst onbegrijpelijk en strijdig is met de bestendige jurisprudentie, in combinatie met de omstandigheid dat het verzoek om opheffing, althans schorsing van de voorlopige hechtenis eveneens is afgewezen. Volgens mr. Nillesen zijn er aanwijzingen voor noodweer. Door afwijzing van de onderzoekswensen wordt [verzoeker] de mogelijkheid ontnomen om een noodweerverweer te voeren. Daarnaast wil mr. Nillesen vrijspraak bepleiten: [verzoeker]s verklaring (dat hij niet heeft geschoten) staat lijnrecht tegenover de (enige andere relevante getuigenverklaring) van dhr. [I], die stelt dat [verzoeker] wél heeft geschoten.
4. Het verweer van mrs. [A], [B] en [C]
4.1. Mrs. [A], [B] en [C] bestrijden dat een grond voor wraking heeft kunnen ontstaan. Zij vinden het opvallend dat [verzoeker] niet ter zitting, maar eerst nadat hij op de hoogte is gebracht van de hem blijkbaar onwelgevallige beslissing, het verzoek heeft ingediend. Het wrakingsverzoek krijgt daarmee het karakter van een verkapt hoger beroep.
5. De beoordeling
5.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.2. Aan de door [verzoeker] aangevoerde omstandigheden valt naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzing te ontlenen dat de mrs. [A], [B] en [C] - subjectief - partijdig zijn. Ook overigens is voor zodanig oordeel geen houvast gevonden.
5.3. Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door [verzoeker] geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
5.4. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Een beslissing om een aantal onderzoekswensen, waaronder het horen van getuigen, niet te honoreren, komt de rechtbank toe en de juistheid van die beslissing staat niet ter beoordeling aan de rechtbank die over het wrakingsverzoek oordeelt.
Het doel van de wraking is om partijen in een geding de mogelijkheid te bieden op te treden tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid. In een dergelijke procedure kan niet worden opgekomen tegen onwelgevallige (proces)beslissingen. Het is niet de taak van de wrakingsrechter om te beoordelen of deze beslissingen en de daaraan ten grondslag liggende motiveringen inhoudelijk juist zijn, maar te onderzoeken of deze beslissingen en motiveringen feiten en omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Slechts indien de door de rechtbank genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven, bestaat aanleiding om bij de rechtbank vooringenomenheid te vermoeden.
5.5. Daarvan is in het onderhavige geval onvoldoende gebleken. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis gemotiveerd dat zij bij de beoordeling van de verzoeken van [verzoeker] als uitgangspunt heeft genomen de vraag of [verzoeker] in de verdediging van zijn belangen wordt geschaad indien de verzoeken worden afgewezen. Vervolgens is per onderzoekswens nader gemotiveerd om welke reden daarvan naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake was.
De onbevooroordeeldheid van de rechtbank wordt bevestigd door de omstandigheid dat zij aanleiding heeft gezien de officier van justitie te gelasten een FIT-gesprek te organiseren. Ook Mr. Nillesen heeft ter zitting van 28 februari 2012 opgemerkt dat hij graag wil dat er een FIT-gesprek komt, aangezien dat een ingang zou kunnen bieden voor het voeren van een noodweerverweer. Uit de omstandigheid dat de rechtbank dit FIT-gesprek zinvol acht, kan worden afgeleid dat zij niet uitsluit dat de resultaten van eventueel naar aanleiding van dit FIT-gesprek nader uitgevoerd onderzoek, van belang zijn voor de vraag of [verzoeker] schuldig is aan het ten laste gelegde, dan wel dat hij daarvan (deels) moet worden vrijgesproken of dat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.6. Het verzoek tot wraking dient bijgevolg te worden afgewezen.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C.H. de Haan, F. Koster en L.M. Rijksen in tegenwoordigheid van de griffier mr. G.W.G. Wijnands en in openbaar uitgesproken op 25 april 2012.
de griffier de voorzitter