RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.650450-11 (P)
Uitspraak : 20 maart 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(naam verdachte),
geboren op (geboorteplaats),
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende in (detentieadres).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.H.J. Damminga, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. J. Blanco.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 december 2011 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de (pleegplaats 1) weg te nemen een televisie, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen televisie onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (benadeelde 1) en/of (benadeelde 3) en/of (benadeelde 4), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte (op het moment dat hij, verdachte, door die (benadeelde 1) en/of (benadeelde 3) en/of (benadeelde 4) werd overlopen en/of bezig was met het ontkoppelen van de televisie)
- een mes uit zijn jaszak en/of broekzak heeft gepakt en/of (vervolgens)
- in gevecht/worsteling is geraakt met die (benadeelde 1) en/of (benadeelde 3) en/of (benadeelde 4)en/of (vervolgens)
- een ruit van de balkondeur heeft ingetrapt/vernield en/of (vervolgens)
- met een stuk glas uit die ingetrapte/vernielde ruit/sponning die (benadeelde 4) heeft bedreigd;
2.
hij op of omstreeks 29 november 2011 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de (pleegplaats 2) heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende geld (215,00 Euro) en/of een ID-kaart en/of een SNS-bankpas en/of een VGZ-zorgpas en/of een ROVA-pas en/of een tandartspas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemde feiten ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit betoogd dat niet bewezen kan worden dat zijn cliënt geweld heeft gebruikt. De heren (benadeelde 1),(benadeelde 3) en (benadeelde 4) hebben juist geweld gebruikt tegen zijn cliënt om hem zo het vluchten te belemmeren. Volgens de raadsman is er geen reden om aan het verhaal van zijn cliënt te twijfelen omdat hij verder alles bekend heeft.
Volgens de raadsman kan het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Feit 1
Aangever (benadeelde 1) heeft verklaard dat hij, toen hij op donderdag 1 december 2011 rond 21.25 uur thuis kwam, zag dat de woonkamerdeur open stond en dat het licht in de woonkamer aan was. In de woonkamer zag hij iemand bij zijn tv-meubel geknield zitten. Aangever herkende de man als (verdachte). Aangever heeft verklaard tegen zijn vrienden (benadeelde 4) en (benadeelde 3) te hebben gezegd: “doe de deur op slot, dit geloof je niet”. Volgens aangever heeft hij vervolgens tegen (verdachte) gezegd dat hij op de bank moest gaan zitten. Toen (verdachte) moeilijk begon te doen, heeft aangever hem een vuistslag in zijn gezicht gegeven. Aangever heeft vervolgens gezegd dat hij de politie ging bellen. Aangever heeft verklaard dat hij zag dat (verdachte) een mes uit zijn zak pakte. Aangever heeft verklaard dat hij samen met (benadeelde 3) met (verdachte) heeft geworsteld en (verdachte) uiteindelijk op de grond heeft gelegd. Volgens aangever kwam (benadeelde 4) ondertussen met een mes uit de keuken lopen en probeerde (verdachte) dit mes af te pakken. Toen aangever de televisie weg wilde zetten, kon (verdachte) wegkomen door de ruit van de balkondeur te vernielen .
Aangever heeft - geconfronteerd met een foto van verdachte - verklaard dat dit (verdachte) is, de man die bij hem in de woning is geweest .
Getuige (getuige 1) heeft verklaard dat toen zij rond 21.25 uur uit de stad kwamen, zij in de woning van (benadeelde 1) ineens een man zagen staan. Volgens (getuige 1) zag hij dat de man de televisie afgekoppeld had. Hij hoorde (benadeelde 1) tegen de man zeggen dat hij moest gaan zitten en dat hij de politie ging bellen. Op het moment dat (benadeelde 1) zei dat hij de politie ging bellen, zag (getuige 1) dat de man boos werd en ging staan en een mes uit zijn jaszak pakte. (getuige 1) heeft verklaard dat vervolgens iemand van hen een mes pakte. Volgens (getuige 1) ontstond er een worsteling. (getuige 1) heeft verklaard dat de man op een gegeven moment wist los te komen en via het balkon de woonkamer probeerde te ontvluchten. Dit deed hij door eerst het raam van de balkondeur in te trappen (getuige 1) heeft verder verklaard dat hij heeft gezien dat de man glasdelen uit het ingetrapte raam haalde en (benadeelde 4) bedreigde met stukken glas.
Getuige (benadeelde 4) heeft verklaard dat toen zij binnen kwamen hij (benadeelde 1) hoorde zeggen: “dit is ook wat, moet je dit nou zien. Draai de deur op slot”. Toen hij de woonkamer inkeek, zag hij een man in de woonkamer die bezig was met loskoppelen. Volgens (benadeelde 4) had de man de tv-kast verschoven. Hij hoorde (benadeelde 1) tegen die man zeggen dat hij op de bank moest gaan zitten omdat hij de politie zou gaan bellen. (benadeelde 4) heeft verklaard dat hij zag dat de man richting de balkondeur liep en dat hij zich door het glas van de balkondeur wierp . Hij heeft verder verklaard dat zijn rechterbeen nog door het gat stak en dat hij toen dat been heeft vast gegrepen en zijn kniegewricht tegen de deur probeerde te klemmen. Hij zag toen de man naar een stuk glas reiken en dat de man een houding aannam waaruit hij opmaakte dat hij hem wilde gaan steken.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 1 december 2011 naar de woning van (benadeelde 1) is gegaan om zijn geld terug te vragen omdat (benadeelde 1) hem slechte drugs verkocht had. Toen hij bij de woning aankwam werd er niet open gedaan. Volgens verdachte zag hij toen dat het slaapkamerraam op een kiertje stond. Hij heeft het raam vervolgens open gedrukt en is naar binnen geklommen. Verdachte heeft verklaard dat hij naar binnen is gegaan om iets mee te nemen ter vergoeding van de slechte drugs die (benadeelde 1) hem verkocht had. Toen hij in de woning geen drugs vond, wilde hij de televisie meenemen. Volgens verdachte had hij de televisie net van het tafeltje gepakt en op de grond gelegd, toen hij zag dat (benadeelde 1) en twee jongens binnenkwamen. Verdachte heeft verklaard dat (benadeelde 1) hem met zijn vuist een klap op zijn hoofd gaf. Volgens verdachte reageerde hij daarop en is hij ook gaan vechten . Verdachte heeft verklaard dat hij met alle drie de mannen heeft geworsteld . Hij wist los te komen en heeft toen met zijn elleboog het raam in de balkondeur kapot gemaakt omdat hij wilde vluchten. Hij is vervolgens van het balkon af gesprongen en weggegaan .
Verdachte heeft zowel ter terechtzitting als bij de politie ontkend zijn mes uit zijn zak te hebben gepakt. Hij heeft daarover verklaard, dat hij zijn zakken moest legen van (benadeelde 1) en dat het mesje er toen uitviel. Ook heeft verdachte zowel ter terechtzitting als bij de politie ontkend te hebben gedreigd met een stuk glas. Hij heeft daarover verklaard dat zijn been nog door het kapotte glas naar binnen stak en dat hij werd vastgehouden door een vriend van (benadeelde 1). Hij heeft toen geprobeerd om een stuk glas los te maken. Hij wilde los komen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het niet zijn bedoeling was om iemand met dat glas te bedreigen.
De rechtbank constateert dat met betrekking tot het door verdachte pakken van een mes en het door verdachte bedreigen met een stuk glas de verklaringen in het dossier niet met elkaar overeenkomen. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende overtuigend is komen vast te staan dat verdachte een mes uit zijn zak heeft gepakt en dat hij verdachte met een stuk glas uit de vernielde ruit (benadeelde 4) heeft bedreigd. De rechtbank heeft in haar overwegingen betrokken de omstandigheid dat aangever en getuigen vrienden van elkaar zijn, dat zij niet hebben geschuwd geweld te gebruiken en dat de lezing van verdachte niet kan worden uitgesloten op basis van objectieve bewijsmiddelen. Met betrekking tot het tenlastegelegde bedreigen van (benadeelde 4) met een stuk glas overweegt de rechtbank dat (benadeelde 4) de situatie mogelijk als bedreigend heeft ervaren, maar dat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend is gebleken van het opzet van verdachte daarop. De rechtbank zal verdachte gelet daarop vrijspreken van hetgeen onder feit 1 onder het eerste en vierde gedachtenstreepje is omschreven.
Feit 2
Aangever (benadeelde 2) heeft verklaard dat op 29 november 2011 omstreeks 6.00 uur bij hem werd aangebeld en dat verdachte bij hem voor de deur stond. Volgens aangever vroeg verdachte hem of hij € 20,- van aangever kon lenen. Aangever heeft verklaard dat hij geen € 20,- gepast had, maar dat hij wel enkele briefjes van € 50,- in zijn portemonnee had. Hij heeft verdachte € 50,- geleend en heeft zijn portemonnee vervolgens weer op zijn slaapkamer in de linnenkast gelegd. Volgens aangever heeft hij daarna nog wat frisdrank met verdachte gedronken en is verdachte vervolgens weggegaan. Toen aangever weer naar bed ging, merkte hij dat zijn portemonnee weg was. Volgens aangever bevatte zijn portemonnee €215,- (inclusief de €50,- die hij aan verdachte geleend had), zijn ID kaart, een VGZ zorgpas, een bankpas van de SNS bank, een ROVA-pas en een pas voor de tandarts . Aangever heeft voorts op 20 december 2011 verklaard dat hij van een medewerker van de SNS bank begrepen had dat - nadat zijn portemonnee was gestolen - met zijn pas € 90,- is gepind. Hij weet niet hoe verdachte aan zijn pincode is gekomen. Volgens aangever heeft hij zijn pincode nooit aan verdachte gegeven .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de portemonnee van aangever heeft weggenomen. Volgens verdachte bevatte de portemonnee allerlei pasjes, waaronder een bankpas. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij, direct nadat hij de portemonnee had meegenomen, met de bankpas €100,-- heeft gepind. Volgens verdachte zat er geen geld in de portemonnee. Hij had de pincode al eerder van aangever gekregen .
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangever omtrent het aanwezige geldbedrag in zijn portemonnee. De rechtbank heeft in haar oordeel betrokken dat aangever bij de politie specifiek heeft verklaard over dat geldbedrag en de coupures waaruit het bestond en over de reden van wetenschap, namelijk dat hij even daarvoor in zijn portemonnee had gekeken in verband met de vraag van verdachte of hij geld kon lenen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 1 december 2011 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de (pleeglocatie 1) weg te nemen een televisie, toebehorende aan (benadeelde 1) , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen (benadeelde 1) en (benadeelde 3) en (benadeelde 4), gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte op het moment dat hij, verdachte, door die (benadeelde 1) en (getuige 1) en (benadeelde 4) werd overlopen
- in gevecht/worsteling is geraakt met die (getuige 1) en (benadeelde 4) en (benadeelde 1) en vervolgens
- een ruit van de balkondeur heeft vernield;
2.
hij op 29 november 2011 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de (pleegplaats 2) heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende geld (215,00 Euro) en een ID-kaart en een SNS-bankpas en een VGZ-zorgpas en een ROVA-pas en een tandartspas, toebehorende aan (benadeelde 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
1.
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming, gevolgd van geweld tegen personen met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken,
strafbaar gesteld bij artikel 311 jo. 312 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij (benadeelde 2) heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht deze toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het opleggen van een straf aan verdachte rekening te houden met het feit dat in januari 2012 de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf is gelast. Volgens de raadsman was hij hierbij niet aanwezig omdat hij er van uitging dat de vordering tenuitvoerlegging tegelijkertijd met de onderhavige zaak zou worden behandeld.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij (benadeelde 2) heeft de raadsman betoogd dat op het voegingsformulier in eerste instantie een bedrag in guldens was ingevuld en dat dit later is gewijzigd in euro’s. Dit betekent volgens de raadsman dat het gaat om een vordering van €136,- in plaats van €350,-. De raadsman heeft voorts betoogd dat zijn cliënt heeft bekend dat hij met de bankpas van aangever €100,- heeft gepind en dat dit bedrag derhalve toewijsbaar is. Voor het overige verzoekt de raadsman de rechtbank de vordering van de benadeelde partij af te wijzen omdat dit gedeelte van de vordering onvoldoende onderbouwd is.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich aan poging diefstal met geweld uit een woning en diefstal uit een woning heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank overweegt dat een woninginbraak niet alleen de nodige materiële schade veroorzaakt, maar ook een forse inbreuk vormt op de privacy van de bewoner(s). Aldus wordt door een woninginbraak een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een slachtoffer en wordt meer in het algemeen hierdoor maatschappelijke onrust veroorzaakt evenals een groot gevoel van onveiligheid. De rechtbank ziet geen grond hier in het onderhavige geval anders over te denken.
De rechtbank overweegt dat verdachte uit het huis van (benadeelde 2) een portemonnee heeft gestolen, terwijl dit slachtoffer verdachte juist probeerde te helpen door hem geld te lenen en af en toe onderdak te bieden. Op deze wijze heeft verdachte het vertrouwen van het slachtoffer op grove wijze geschonden.
De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan en is op grond van de aard en de ernst daarvan van oordeel dat slechts een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van forse duur met zich brengt, passend is.
De rechtbank houdt voorts rekening met de door de reclassering uitgebrachte adviezen d.d. 14 februari 2012 en 2 maart 2012, opgemaakt door J. Groen. De reclassering adviseert klinische behandeling bij de FVK Piet Roorda. Indien verdachte niet mee wil werken aan een klinische behandeling bij de FVK Piet Roorda, adviseert de reclassering verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank overweegt dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard niet mee te willen meewerken aan een klinische behandeling bij de FVK Piet Roorda.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte reeds meerdere malen veroordeeld is voor vermogensdelicten en dat dit – ondanks de hem hiervoor opgelegde straffen – verdachte niet heeft weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan de vermogensdelicten zoals bewezen verklaard.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met de oriëntatiepunten van het landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten. Daarbij zoekt de rechtbank aansluiting bij het oriëntatiepunt voor frequente recidive met betrekking tot inbraak woning voor het onder 1 bewezen verklaarde feit en met betrekking tot insluiping voor het onder 2 bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft daarbij in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat verdachte bij de poging diefstal geweld heeft gebruikt, zij het niet in die mate als door de officier van justitie bewezen is geacht.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 36f en 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (benadeelde 2) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit.
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat de portemonnee die verdachte van (benadeelde 2) heeft gestolen € 165,-- bevatte ( € 215 minus de € 50,-- die verdachte van (benadeelde 2) had geleend) en dat verdachte met de gestolen pinpas € 100,-- heeft gepind van de rekening van (benadeelde 2). De rechtbank overweegt dat voor de € 50,-- die verdachte van (benadeelde 2) heeft geleend een geldige titel bestond (namelijk een overeenkomst tot lening) en dat (benadeelde 2) deze derhalve niet via de strafrechtelijke weg van verdachte kan terugvorderen.
De hoogte van de schade is, gelet op het voorgaande, de inhoud van het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van €265,--, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van €265,-- ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde 2).
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (benadeelde 2) met betrekking tot het meer gevorderde in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde 2), wonende te Zwolle, van een bedrag van € 265,-- (zegge: tweehonderd vijfenzestig euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 29 november 2011, tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 265,--, ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde 2), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (benadeelde 2) voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. A.M. van der Pal, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.E.J.A. Heijckmann als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2012.