RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.650326-11 (P)
Uitspraak : 20 maart 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(Naam verdachte)
geboren op (geboortejaar)
wonende te (woonadres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Kok, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Verheul.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 november 2010 te Zwolle, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (benadeelde 1) (geboren op (geboortejaar)) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- tongzoenen en/of
- het betasten/vasthouden/kussen van de borsten van die van (benadeelde 1) en/of
- het door die van (benadeelde 1) laten aftrekken van de penis van verdachte en/of
- het maken van heen en weer gaande bewegingen, terwijl verdachte die van (benadeelde 1) van achteren vasthoudt en/of
- het (over de kleding) betasten van de vagina van die van (benadeelde 1) en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het onverhoeds vastgrijpen van die van (benadeelde 1) en/of
- het vasthouden van die van (benadeelde 1) en/of
- het duwen tegen een muur van die van (benadeelde 1).
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 november 2010 te Zwolle, met (benadeelde 1) (geboren op (geboortejaar)), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- tongzoenen en/of
- het betasten/vasthouden/kussen van de borsten van die van (benadeelde 1) en/of
- het door die van (benadeelde 1) laten aftrekken van de penis van verdachte en/of
- het maken van heen en weer gaande bewegingen, terwijl verdachte die van (benadeelde 1) van achteren vasthoudt en/of
- het (over de kleding) betasten van de vagina van die van (benadeelde 1).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemd feit ten laste is gelegd. Volgens de officier van justitie wordt de verklaring van (benadeelde 1) ondersteund door de verklaringen van de getuigen aan wie zij haar verhaal heeft verteld alvorens aangifte te doen. De verklaring van (benadeelde 1) wordt voorts ondersteund door het gesprek tussen haar en verdachte via MSN ongeveer 10 dagen na het incident.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de verklaring van (benadeelde 1) onbetrouwbaar is, omdat (benadeelde 1) heel rustig aan (kennis) heeft verteld dat ze met verdachte gezoend had, dat de teamleider op de school van (benadeelde 1) heeft verklaard dat (benadeelde 1) veel problemen had, dat (benadeelde 1) emotieloos tegen de vrouw van verdachte heeft verteld dat zij verdachte ook gepijpt had terwijl ze dit niet bij de politie heeft verklaard. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat er onvoldoende wettig bewijs is omdat al het wettig bewijs terug te voeren is tot één bron, (benadeelde 1), en veroordeling op basis van één getuigeverklaring niet mogelijk is. Volgens de raadsman is er onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van (benadeelde 1). De MSN gesprekken kunnen volgens de raadsman niet tot steunbewijs dienen, nu deze te ver verwijderd zijn van hetgeen is voorgevallen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Aangeefster (benadeelde 1) heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik door de stiefvader van haar (toenmalige) (beste vriendin). In haar aangifte heeft zij over verdachte onder meer verklaard:
(..) Er zijn in het begin gesprekken geweest. (..) Ook via internet liet hij mij weten dat hij mij leuk vond. Het ging steeds verder. (..) Wat wel duidelijk was dat hij vaker vreemd was gegaan en dat hij een keer eerder seks had gehad met een meisje van 17 (..). Er werd een keer gevraagd of ik er heen ging omdat iedereen dat gezellig zou vinden. Ik ging er heen. Toen bleek dat alleen hij thuis was. (..) Toen werd de deur dicht gedaan en werd ik tegen de muur geduwd. (..) Het enige wat ik nu precies weet is dat hij mij een zoen gaf. Hij deed mijn jas open en shirt omhoog. (..) Toen deed hij zijn broek los. (..) Hij bracht mijn hand naar zijn lul, ik moest hem aftrekken, dat is dus ook gebeurd. En toen probeerde hij mij steeds naar beneden te duwen zodat ik hem moest pijpen maar dat is hem niet gelukt. En toen probeerde hij mij richting de woonkamer te duwen. Waarbij ik me omdraaide zodat ik daar niet heen hoefde. (..) Uiteindelijk belande ik tussen de jassen aan de kapstok. Ik moest hem toen weer aftrekken. Tussendoor ergens probeerde hij zijn hand in mijn broek te krijgen. Hij zat wel tussen mijn benen maar dan over mijn broek. Hij zoende mijn borsten (..). Ergens ben ik naar buiten gegaan. Ik weet dat het was toen hij mij naar beneden duwde en ik toen opeens de deur open kon doen. (..)
Ik zit op msn. Hij kwam dan op de msn van zijn stiefdochter. (..) Hij vertelde dingen over zichzelf. Dat hij vreemd was gegaan. (..) Hij zei dat hij seks had gehad met een meisje waarbij die vader van dat meisje opeens ook te voorschijn kwam. (..)
Het was op 12 november ergens ‘s middags. (..) Hij pakte mij bij mijn schouders en duwde mij tegen de muur. Hij zoende mij op mijn mond. Hij gaf me een tongzoen. Hij duwde zijn tong in mijn mond. (..)
Ik ben 15. Hij dacht eerst dat ik 16 was en ik had hem al eens eerder verteld dat ik nog maar 15 was. (..)
Hij stond achter mij. Hij had met elke hand een borst van mij vast. Dat was onder de kleren. Hij had in de gang mijn kleren al omhoog gedaan. (..) Hij had mijn borsten dus vast gepakt toen ik richting de woonkamer werd geduwd. Hij deed alsof hij mij van achter nam. Ik stond in de gang. (..) Ik draaide mij weer om en belandde in de kapstok. (..) Hij probeerde toen mijn hoofd met zijn handen naar beneden te duwen.
(..) U heeft het verhaal zoals ik het op papier heb gezet. Dat heb ik in het weekeind opgeschreven nadat mijn moeder er achter was gekomen. Ik schreef het op voor haar omdat dat voor mij makkelijker was dan er over te praten.
De moeder van (benadeelde 1), heeft verklaard dat zij op 26 november 2010 gebeld werd door de leerlingbegeleider en dat zij haar vertelde dat (benadeelde 1) seksuele handelingen had moeten verrichten bij de stiefvader van (beste vriendin). Volgens moeder (benadeelde 1) heeft zij (benadeelde 1) vervolgens gebeld en haar gezegd dat ze direct naar huis moest komen omdat ze wist dat er iets gebeurd was. Bij binnenkomst zei zij tegen (benadeelde 1): “de stiefvader van (beste vriendin), wat zeg jij dan?”, waarop (benadeelde 1) in tranen uitbarstte. Moeder van (benadeelde 1) heeft verklaard dat (benadeelde 1) haar verteld heeft wat er was gebeurd. (benadeelde 1) heeft haar verteld dat verdachte (benadeelde 1) vroeg om op MSN te komen, dat daar een gesprek uit is voortgekomen en hij vervolgens (benadeelde 1) vroeg om langs te komen. (benadeelde 1) heeft verteld dat ze daar naar toe is gegaan in de veronderstelling dat (beste vriendin) en haar moeder ook thuis waren, dat zij naar binnen ging en verdachte de deur dicht deed, haar direct tegen de muur duwde en haar over haar hele lichaam begon te kussen. Vervolgens moest ze hem aftrekken. (benadeelde 1) vertelde dat hij ook wilde dat ze hem ging pijpen maar dat ze dat niet had gedaan, en dat hij haar mee de woonkamer in wilde trekken, maar dat ze op de een of andere manier heeft kunnen ontkomen. Moeder van (benadeelde 1) heeft voorts verklaard dat ze zaterdag op het verhaal terugkwamen, dat (benadeelde 1) heel verdrietig en overstuur was en niet precies kon vertellen wat er was gebeurd en dat ze daarom hadden gezegd dat ze het maar op moest schrijven. Die brief is toegevoegd aan het dossier.
(getuige 1) is leerlingenbegeleider op de school van (benadeelde 1) en (beste vriendin). Zij heeft onder meer het volgende verklaard. (beste vriendin) heeft een sms gekregen van haar stiefvader “Come on (beste vriendin) msn”, dus kom op (beste vriendin) msn. Toen (beste vriendin) dat smsje kreeg dacht ze hier klopt iets niet en dat het sms-je van haar stiefvader moest zijn omdat die in het Engels sms’t en schrijft. Ze hebben een plan opgevat om te kijken wat (beste vriendin)’s stiefvader tegen (benadeelde 1) zegt via msn. Er is een mailwisseling of een chatgesprek uit ontstaan waarin de stiefvader van (beste vriendin) op het mailadres van (beste vriendin) chat met (benadeelde 1). Dat is een seksueel getint gesprek. Dat staat op papier. Daar heeft (benadeelde 1) een uitdraai van. Op een gegeven moment komt (benadeelde 1) met een briefje. Daar staat op “Niemand laten lezen, echt niemand”. (beste vriendin) komt met dat briefje bij mij. Jullie mogen deze brief ook hebben. (..) De moeder van (beste vriendin) is vrijdag op school gekomen. Moeder vertelde mij dat stiefvader heeft gezegd dat hij gezoend heeft met (benadeelde 1). (..) Ik heb op dat moment de moeder van (benadeelde 1) gebeld.
In het dossier zit een weergave van een chatgesprek tussen “(verdachte)” en “(benadeelde 1)”, waarboven handgeschreven staat vermeld “23-11-2010” (hierna te noemen: het chatgesprek). Hierin zegt “(verdachte)” onder meer: “i want it to hold you and kiss you early to take my stress out”, “need it a hug” . Als (benadeelde 1) vraagt: “was it the truth from (benadeelde 2) Saturday..that you fucked at her dads home when he cames in..”, antwoordt “(verdachte)” onder meer: “fucking she was on her knies and me fucking her behind so he saw just his daughter on kness and hair down covering her breast”.
Verdachte heeft verklaard dat (benadeelde 1) bij hem thuis langs is gekomen. Volgens verdachte heeft (benadeelde 1) hem, toen de deur dichtging, op zijn mond gekust. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment zijn dochter en vrouw binnen hoorde komen, dat hij naar hen toe is gegaan om te helpen met het uitladen van de boodschappen en dat (benadeelde 1) toen samen met (beste vriendin) nog wat gedronken heeft. Volgens verdachte heeft hij toen niets tegen zijn vrouw gezegd over het incident omdat hij daar niet aan gedacht had.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij op MSN onder (beste vriendin)’s naam met (benadeelde 1) in het Engels heeft gechat en dat hij tijdens één van deze gesprekken heeft verteld over (benadeelde 2) en dat hij seksueel contact met (benadeelde 2) had gehad terwijl haar vader binnen kwam. Volgens verdachte heeft hij dit verhaal verzonnen in de hoop zo het contact met (benadeelde 1) te beëindigen. Verdachte heeft verklaard dat dit een seksueel getinte chat geweest is, maar dat hij niet gezegd heeft dat hij (benadeelde 1) een zoen wilde geven of haar wilde omhelzen.
Met betrekking tot het door de verdediging primair gestelde, te weten dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar is, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat aangeefster tegenover de politie gedetailleerd en consistent heeft verklaard. De rechtbank overweegt dat de verklaringen die aangeefster heeft afgelegd tijdens het informatieve gesprek en haar verklaring bij haar aangifte op hoofdlijnen overeenkomen met betrekking tot de beschrijving van (de aanloop van) de ontuchtige handelingen en met betrekking tot hoe de gebeurtenissen naar buiten zijn gekomen. Daarbij komt dat hetgeen aangeefster aan haar moeder heeft verteld overeenkomt met hetgeen zij bij de politie heeft verklaard. Ook strookt de beschrijving die aangeefster in de aan het dossier toegevoegde brief van haar aan haar moeder en zus geeft, met haar relaas zoals dit bij de aangifte opgetekend. Moeder heeft verder verklaard dat (benadeelde 1) erg emotioneel was toen zij over een en ander sprak.
Gezien het voornoemde ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen. De rechtbank verwerpt het verweer.
De verdediging heeft subsidiair betoogd dat voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde onvoldoende wettig bewijs aanwezig is omdat al het wettig bewijs terug te voeren is tot één bron, aangeefster, en veroordeling op basis van één getuige niet mogelijk is.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit principe geldt, gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, voor de gehele tenlastelegging en niet slechts een onderdeel daarvan. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Bij de beoordeling of een verklaring van een getuige voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal, moet onderscheid worden gemaakt tussen een verklaring die enkel de betrouwbaarheid van de getuige kan ondersteunen en een verklaring die als zelfstandig bewijsmiddel kan worden gebezigd voor de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit. Zo zijn de verklaringen van de moeder van aangeefster van horen zeggen, welke verklaringen enkel de betrouwbaarheid van de getuige kunnen ondersteunen omdat deze uit dezelfde bron afkomstig zijn als de oorspronkelijke getuigenverklaring en om die reden niet als zelfstandig bewijsmiddel kunnen worden gebruikt.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, te weten in het hiervoor vermelde chatgesprek en de verklaring van verdachte zelf.
De rechtbank is tot de overtuiging gekomen dat voormeld chatgesprek heeft plaatsgevonden tussen (benadeelde 1) en verdachte. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de verdachte noch bij de politie noch ter terechtzitting heeft ontkend dat hij voormeld chatgesprek met (benadeelde 1) heeft gevoerd. Bovendien heeft hij verklaard onder (beste vriendin)’s naam met (benadeelde 1) in het Engels te hebben gechat en dat hij tijdens één van deze gesprekken heeft verteld over (benadeelde 2). De weergave strookt ook met hetgeen (benadeelde 1) over het verloop van de chatgesprekken met verdachte heeft verklaard. Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat ook getuige (getuige 1) blijkens haar verklaring kennelijk in de gesprekken met (beste vriendin) en (benadeelde 1) korte tijd na de gebeurtenissen heeft gesproken over een seksueel getint chatgesprek tussen (benadeelde 1) en verdachte.
De rechtbank overweegt dat het chatgesprek van latere datum is dan de aan de verdachte verweten ontuchtige handelingen. Niettemin ondersteunt de inhoud van het chatgesprek dat sprake is geweest van een grensoverschrijdende seksuele benadering van verdachte ten opzichte van (benadeelde 1). Onder meer het verhaal dat verdachte heeft verteld over (benadeelde 2) (zoals hiervoor weergegeven) acht de rechtbank in dat opzicht grensoverschrijdend nu verdachte de stiefvader was van de beste vriendin van (benadeelde 1) en sprake was van een groot leeftijdsverschil tussen verdachte en (benadeelde 1) die toen nog maar 15 jaar oud was.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de verklaring van (benadeelde 1) eveneens steun vindt in de verklaring van verdachte zelf betreffende de aanwezigheid van (benadeelde 1) bij hem in huis toen verder niemand aanwezig was. Voorts heeft verdachte verklaard dat toen sprake is geweest van een kus tussen (benadeelde 1) en verdachte.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster voldoende ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank is aldus van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op 12 november 2010 te Zwolle, door geweld of andere feitelijkheden (benadeelde 1) (geboren op geboortejaar) heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit
- tongzoenen en
- het betasten/vasthouden/kussen van de borsten van die van (benadeelde 1) en
- het door die van (benadeelde 1) laten aftrekken van de penis van verdachte en
- het maken van heen en weer gaande bewegingen, terwijl verdachte die van (benadeelde 1) van achteren vasthoudt en
- het over de kleding betasten van de vagina van die van (benadeelde 1)
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden uit
- het onverhoeds vastgrijpen van die van (benadeelde 1) en
- het vasthouden van die van (benadeelde 1) en
- het duwen tegen een muur van die van (benadeelde 1).
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering ook als die inhouden dat hij zich in verband met zijn psychische problematiek ambulant onder behandeling stelt van Dimence.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de officier gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen indien en voor zover de vordering wordt toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is. Volgens de raadsman is een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze onvoldoende onderbouwd is. Volgens de raadsman zijn eventuele klachten van aangeefster onvoldoende te herleiden tot dit strafdossier.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft een minderjarig meisje bewogen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen. Daarmee heeft verdachte zijn eigen seksuele behoeften gesteld boven de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffer. En dit ondanks de vertrouwensband die bestond tussen deze minderjarige en verdachte, zij was immers de beste vriendin van de stiefdochter van verdachte en kwam al jaren bij verdachte thuis. De verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn jonge slachtoffer.
Daarbij is het algemeen bekend dat de nadelige psychische gevolgen voor slachtoffers in zedenzaken veelal ernstig en langdurig kunnen zijn. Zo blijkt ook uit de verklaringen van het slachtoffer. Zij verklaart immers dat hetgeen is gebeurd in negatieve zin een grote invloed op haar leven heeft gehad en nog steeds heeft. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld.
De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan en is van oordeel dat de aard en ernst van het bewezen verklaarde het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk maken.
De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie gedateerd 6 februari 2012, niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank houdt voorts rekening met het reclasseringsrapport van 27 februari 2012, waarin wordt geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, om hem hem – als stok achter de deur – ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en waarbij wordt geadviseerd als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldingsgebod en een behandelverplichting.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (benadeelde 1) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is door de verdediging niet betwist en is, gelet op de inhoud van het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.080,--, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 2.080,-- ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde 1).
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 4 maanden, niet worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
- de verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de reclassering, zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
- de verdachte meewerkt aan behandeling bij Dimence en indien reclassering dit nodig acht verdachte meewerkt aan nader onderzoek en behandeling bij een forensische polikliniek als de Tender of AFPN of een soortgelijke instelling.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde 1), wonende te Zwolle, van een bedrag van € 2.080,-- (zegge: tweeduizend tachtig euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 12 november 2010, tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 2.080,--, ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde 1), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en A.M. van der Pal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.E.J.A. Heijckmann als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2012.