RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer : Awb 12/454 ; Awb 12/455 en Awb 12/485
Bestreden besluit : 2 maart 2012 en 10 februari 2012
Datum zitting : 15 maart 2012
Proces-verbaal van de op de zitting door de voorzieningenrechter gedane mondelinge uitspraak in de zaak tussen:
A.,
wonende te B, verzoeker,
ter zitting vertegenwoordigd door mr. R. van Eck, advocaat te Enschede,
het college van burgemeester en wethouders van Deventer,
verweerder in Awb 12/454 en Awb 12/485,
de Raad van Deventer,
verweerder in Awb 12/455,
beiden vertegenwoordigd door mr. W. Krol en R. Verberne.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting doet de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak.
- verklaart het verzoek, met procedurenummer Awb 12/455, niet-ontvankelijk;
- wijst de verzoeken, met procedurenummers Awb 12/454 en Awb 12/485, af.
Het verzoek, met procedurenummer Awb 12/455, gericht tegen de bekrachtiging op 22 februari 2012 door de Raad van Deventer van het geheimhoudingsbesluit van 5 februari 2012 is niet-ontvankelijk. Die bekrachtiging is, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, geen besluit in de zin van de Awb waartegen bezwaar of beroep open staat en waartegen dus ook geen voorlopige voorziening kan worden gevraagd.
De verzoeken gericht tegen het besluit van 10 februari 2012, waarbij tot geheimhouding besloten is (Awb 12/485), en tegen het besluit van 2 maart 2012, waarin het op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedane verzoek om informatie is afgewezen (Awb 12/454), zijn wel ontvankelijk, mede gelet op de spoed die er bestaat om nog voor de raadsvergadering van woensdag 21 maart 2012 over de gevraagde stukken te kunnen beschikken.
De vraag is dan vervolgens of de verzoeken kunnen worden toegewezen.
Het antwoord op die vraag is voor het verzoek op grond van de Wob afhankelijk van de beslissing op het verzoek om het besluit om de stukken, met toepassing van artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet, geheim te houden, te schorsen. Volgens vaste rechtspraak is de geheimhoudingsregeling in de Gemeentewet immers als uitputtend bedoeld en is er, als daaraan toepassing is gegeven, geen ruimte meer voor de toepassing van de Wob.
Daarom zal eerst worden beoordeeld of het geheimhoudingsbesluit van 10 februari 2012, zoals op 22 februari bekrachtigd door de gemeenteraad, dient te worden geschorst.
Daarvoor zal moeten beoordeeld hoe groot de kans is dat het bezwaar daartegen succesvol zal zijn en dat het geheimhoudingsbesluit wordt ingetrokken.
De voorzieningenrechter ziet geen reden om te twijfelen aan het bestaan van een door burgemeester en wethouders genomen besluit tot geheimhouding. Het geheimhoudingsbesluit voldoet aan de minimale vereisten die artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt aan het schriftelijke karakter hiervan.
Vervolgens moet, zoals ook naar voren is gebracht door verweerder, worden beoordeeld of verzoeker belanghebbende is bij dat geheimhoudingsbesluit.
Uit de wet volgt dat alleen degene wiens belang rechtstreeks is betrokken bij een besluit daartegen op kan komen.
Namens verzoeker is betoogd dat gelet op de samenhang met de Wob, de kring van belanghebbenden even ruim zou moeten zijn als bij de Wob en dat verzoeker daar dan zeker onder valt.
Niet ter discussie staat dat verzoeker belanghebbende is in de zin van de Wob, maar uit de jurisprudentie en dan in het bijzonder de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 oktober 2005 (LJN nr. AU5002), blijkt dat de kring van belangenhebbenden als het gaat om geheimhoudingsbesluiten op grond van artikel 25 van de Gemeentewet, zeer klein is. In beginsel gaat het dan alleen om de personen aan wie de geheimhouding is opgelegd. Genoemde uitspraak sluit niet uit dat onder omstandigheden ook anderen een zodanige betrokkenheid bij de stukken kunnen hebben dat ze belanghebbende zijn, maar in dit geval geldt dat niet voor verzoeker. Hij is uiteindelijk niet meer dan een betrokken en deskundig burger met binding met de stad Deventer die zegt op te komen voor het algemeen belang om de stad te behoeden voor een financieel debacle en dat onderscheidt hem onvoldoende van anderen. De door verzoeker genoemde bijzonderheid dat in dit geval ook een Wob-verzoek is ingediend, speelde ook al in genoemde uitspraak van 26 oktober 2005.
Dat betekent dat de kans groot is dat verzoeker in bezwaar niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Gelet daarop wordt het schorsingsverzoek afgewezen.
Nu het geheimhoudingsbesluit in stand blijft, heeft verweerder naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het verzoek op grond van de Wob op goede grond afgewezen.
Het verzoek, voorzover daartegen gericht, wordt daarom ook afgewezen.
Dat betekent dat verweerder aan verzoeker de gevraagde stukken niet hoeft te verstrekken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, en mr. A. van der Weij als griffier, is ondertekend.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.