RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.663519-11(P)
Uitspraak: 6 maart 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende (adres),
thans verblijvende in (verblijfplaats)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 21 december 2011 waarbij door de raadsman van verdachte is verzocht toepassing te geven aan artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Bij tussenbeslissing van 27 december 2011 heeft de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 509b Sv de rechter-commissaris opgedragen nader onderzoek in te stellen en hieromtrent nader verslag te doen.
Het onderzoek ter terechtzitting is op 21 februari 2012 voortgezet. Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte subsidiair verzocht op grond van artikel 269 Sv gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren te bevelen.
De rechtbank is - anders dan de raadsman – van oordeel dat er onvoldoende gronden zijn voor het vermoeden dat de geestvermogens van de verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn en dat verdachte ten gevolge daarvan niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen, zoals bedoeld in artikel 509a Sv. De rechtbank heeft daarbij onder meer gelet op de inhoud van mailberichten van dr. A.C. Bruijns, psychiater, d.d. 7 februari 2012, en drs. A.J. Klumpenaar, GZ-psycholoog, d.d. 9 februari 2012, zoals die zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen en verrichtingen van de rechter-commissaris.
De rechtbank heeft daarnaast beslist geen toepassing te geven aan artikel 269 Sv en beslist dat de behandeling van de strafzaak tegen verdachte in het openbaar dient te worden voortgezet. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat het belang van de openbaarheid van de zitting, mede gelet op de onrust die in de maatschappij is ontstaan, zwaarder dient te wegen dan het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de familie van verdachte. Na het geven van de hierboven weergegeven beslissingen is het onderzoek ter terechtzitting van 21 februari 2012 onmiddellijk voortgezet.
De verdachte is op de terechtzitting van 21 februari 2011 verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Jansma, advocaat te Kampen. Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Verheul.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 september 2011 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade (slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met één of meer messen één of meer malen in de nek, in de longen en/of andere vitale delen van het lichaam, althans in het lichaam heeft gestoken en/of in de rug en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Inleiding
Op donderdag 22 september 2011 tussen 08:10 en 08:15 uur kwam (naam) bij de woning van de 81-jarige (slachtoffer) gelegen aan het (adres) te Steenwijk om daar huishoudelijke hulp te verrichten. Door het keukenraam zag zij dat (slachtoffer) op de grond lag met bloed op haar gezicht. Hierop heeft zij de dochter van het slachtoffer gebeld . Deze dochter, (dochter slachtoffer), is vervolgens naar de woning van het slachtoffer gegaan en zag daar het slachtoffer liggend op haar buik op de vloer van de woonkamer liggen. Ook zag zij diverse bloedsporen . Hierop heeft zij op 22 september 2011 te 08:32 uur met de 112 meldkamer gebeld met de mededeling: “Mijn moeder ligt hier op de grond, met een mes, in haar ribben…..Ze heeft een mes op de grond liggen, ze heeft bloed aan haar gezicht en een mes tussen de ribben” . Het slachtoffer heeft tijdens dit gesprek met de 112 meldkamer gezegd: “(verdachte) is hier geweest” .Verdachte (verdachte) is de kleinzoon van het slachtoffer.
Op 22 september 2011 08:40 uur kwam de politie ter plaatse en stelde een onderzoek in. Verbalisant (naam verbalisant) heeft verklaard het volgende te hebben gezien:
-in de hal van de woning lag een afgebroken bebloed lemmet van een mes en een handvat.
-het slachtoffer lag op haar rug in de woonkamer.
-uit de linkerzijde van haar ribbenkast stak een mes waarvan het lemmet geheel in het lichaam zat.
-op ongeveer 1.5 m van het hoofd van het slachtoffer lag nog een bebloed mes .
Het slachtoffer werd vervolgens per ambulance naar de Isala Klinieken, locatie Sophia te Zwolle overgebracht alwaar zij aan haar verwondingen werd behandeld. Uit de inhoud van de letselrapportages blijkt dat rond het linkeroog van het slachtoffer een bloeduitstorting (blauw oog) was te zien, dat er in de hals en nek van het slachtoffer aan de rechterzijde circa 10 smalle steekwonden waren te zien, dat de halsader rechts was beschadigd, dat op de rug circa 15 steekwonden waren te zien en dat in de rechterbovenbuik overgaand in de rechter borstholte een breed mes stak. Verder blijkt uit de letselrapportages dat het mes op de operatieafdeling is verwijderd, dat de rechter long was geperforeerd zodat een klaplong was ontstaan, dat er drie ribben aan de rechterzijde waren gebroken, dat de lever was geraakt en dat de rechterschouder(kop) was gebroken. Voorts waren aan de linker en rechterhand snijwonden zichtbaar.
Op 22 september 2011 omstreeks 13:55 uur werd verdachte aangehouden op de (adres) te Meppel en vervolgens overgebracht naar het politiebureau te Zwolle.
Tijdens het forensisch onderzoek werden vele bloedsporen aangetroffen op en rond de plaats van het delict. Op de stenen muur van de galerij zat een bloedveeg. Dit bloed is veiliggesteld en bemonsterd (SIN nummer AAAX8476NL) .
Verdachte droeg bij zijn aanhouding een blauwe jas. Op het bureau van politie te Zwolle werd vastgesteld dat op het linkerrugpand van deze jas op bloed gelijkende druppels en veegjes aanwezig waren . Ook dit bloed is bemonsterd (SIN nummers AABX1976NL en AABX1978NL).
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat hij zich ten aanzien van de NFI rapportage d.d. 14 september 2011 op het standpunt heeft gesteld dat deze niet als bewijs kan worden gebruikt. In dit verband heeft de raadsman aangevoerd dat het op de muur van de woning aangetroffen spoor een minimale hoeveelheid DNA bevat, dat een dergelijk profiel onvolledig is en dat in de rapportage desondanks is geconcludeerd dat de berekende matchkans van dit DNA profiel gelijk is aan de volledige DNA profielen die op de jas van verdachte zijn gevonden. Dit oordeel is zonder nadere motivering onbegrijpelijk en de rapportage kan daarom niet als bewijs worden gebruikt, zo heeft de raadsman gesteld.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, op grond van de hierna weer te geven aangifte van (slachtoffer), de
bekennende verklaring van verdachte bij de politie, de letselrapportages alsmede de inhoud
van de NFI rapportage d.d. 14 september 2011 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord.
Voor zover verdachte met zijn verklaring ter terechtzitting dat hij zich het door hem tegen (slachtoffer) gepleegde geweld niet meer kan herinneren, heeft bedoeld te stellen dat hij zijn tegenover de politie afgelegde verklaring wil herroepen, merkt de rechtbank op dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat deze bij de politie afgelegde verklaring onjuistheden bevat. Integendeel, de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring komt in hoge mate overeen met hetgeen uit de de inhoud van de letselrapportages blijkt, in het bijzonder wat betreft het aantal en de soort verwondingen en de omstandigheid dat het letsel met verschillende scherpe voorwerpen is toegebracht . Bovendien wordt de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring ondersteund door de (hierna weer te gegeven) aangifte van (slachtoffer) bij de politie alsmede de inhoud van de hiervoor vermelde NFI rapportage. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring, voor zover hierna weergegeven, niet als bewijsmiddel te hanteren.
De raadsman van verdachte moet worden toegegeven dat een onvolledig DNA profiel een beperktere bewijswaarde heeft dan een volledig DNA profiel, maar deze constatering leidt in dit geval niet tot een ander oordeel ten aanzien van de bewezenverklaring omdat deze voldoende wordt gedragen door de overige voorhanden zijnde bewijsmiddelen. De NFI- rapportage komt naar het oordeel van de rechtbank ook voor wat betreft het aangetroffen onvolledig DNA-profiel - in samenhang bezien met die overige bewijsmiddelen - bewijswaarde toe, nu immers de verklaring van verdachte dat hij zijn handen aan de muren heeft afgeveegd past bij het aangetroffen bloedspoor ter plaatse en uit de NFI rapportage minst genomen kan worden afgeleid dat verdachtes DNA-profiel daarbij kan passen.
Opzet op de dood:
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte het hem ten laste gelegde opzettelijk begaan. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan van het ontbreken van opzet vanwege een geestelijke stoornis slechts sprake zijn als bij de dader ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbreekt. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke uitzonderlijke situatie zich in het onderhavige geval niet voordoet. Verdachte heeft immers bewust de ten laste gelegde feitelijke handelingen verricht met de -zoals hij zelf heeft verklaard- vooropgezette bedoeling zijn oma van het leven te beroven.
Voorbedachte raad:
De rechtbank is van oordeel dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte doelbewust heeft gehandeld en dat hij voorafgaande aan en gedurende het toebrengen van de verwondingen die tot het levensbedreigende letsel van het slachtoffer hebben geleid tijd had zich te beraden op het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. De rechtbank heeft in dat verband in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zelf heeft verklaard naar Steenwijk te zijn gegaan om mensen te vermoorden, dat hij een mes – een keukenmes en wel het scherpste dat in de keuken van zijn woning aanwezig was - bij zich had, dat hij zijn oma vele malen heeft gestoken, dat hij na het afbreken van zijn mes een ander mes heeft gepakt en vervolgens nog een derde mes heeft gebruikt en dat uit de letselrapportage blijkt van (minimaal) 25 steekverwondingen.
De in het vonnis gegeven bewezenverklaring steunt op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen,
-de door aangeefster (slachtoffer) bij de politie afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende :
“Ik doe aangifte tegen mijn kleinzoon (verdachte)….Donderdag 22 september 2011, het was omstreeks 07:30 uur, kwam (verdachte) bij mij aan de deur. Hij kwam binnen en plotseling begon hij aan mijn haar te trekken en te stompen op mijn ruggewervel. Hij heeft totaal niets gezegd. Hij stompte alleen maar. Ik stond in de huiskamer. Ik heb nog geroepen: “(verdachte), (verdachte), wat doe je nou?”Verder kan ik mij niets meer herinneren.”
-de door verdachte bij de politie afgelegde bekennende verklaring, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende :
Ik heb mijn oma gestoken. Ik ben naar Steenwijk gegaan om rare dingen te doen, om mensen te vermoorden. Toen ik niemand tegen kwam dacht ik, ik ga gewoon naar mijn oma. Ik had een mes bij me. Ik werd binnengelaten en toen dacht ik, nu moet ik steken. Toen ze naar de keuken liep toen heb ik lopen steken. Dat doe je om iemand uit te schakelen. Als je steekt dan doe je dat om te doden.
Ik heb acht uur of half negen aangebeld. Mijn oma was wakker. Toen kwam ik daar binnen en ben ik achter haar aangelopen en toen heb ik lopen steken. Dat mes had ik in mijn zak zitten. Uit een la heb ik een ander mes gepakt. En toen, eentje dat weet ik niet meer precies wat voor mes dat was. Ik dacht dat zij dood was en toen ben ik weggegaan. Ik heb drie messen gebruikt. Het mes met het zwarte handvat dat ik vanuit Groningen had meegenomen is afgeknapt. Dan steek ik op bot of zo. Vervolgens heb ik dat andere mes gepakt. Ik had niet verwacht dat ze zoveel weerstand gaf. Ik heb gewoon blindelings lopen steken. Ik heb heel vaak gestoken, misschien wel dertig keer of zo. Overal. Ik zocht naar plaatsen waarvan ik wist dat als je daar steekt dat je doodgaat. Ik heb haar overal gestoken in haar nek, in haar longen, er zitten ribben voor. Dat grote mes heb ik in de lever gestoken.
Ze wilde wegrennen en toen heb ik haar bij de arm getrokken en toen kwam ze te vallen. Ik ben haar toen gaan trappen op de rug en op haar hoofd. Ik dacht ze moet stil zijn. Toen heb ik nog een mes gepakt en ben ik op haar door gaan steken. Volgens mij brak het tweede mes ook af. Toen heb ik het derde mes gepakt. Ik heb haar aan de haren getrokken. Ik ben nog nooit zo te keer geweest. Toen ze op de grond lag dacht ik, die is dood. Toen heb ik nog een paar keer voor de zekerheid gestoken. Hierna ben ik weggegaan. Ik had nog bloed aan mijn handen en dat heb ik afgesmeerd aan de muren daar. Ik heb mezelf ook gestoken op een of andere manier. Ik weet dat ik eerst andere mensen wilde vermoorden en daarna oma nog. Maar omdat ik moe was heb ik alleen mijn oma gedaan. Dacht ik weet je welk, dan heb ik in ieder geval eentje gedaan.
-de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (verder NFI) d.d. 14 september 2011 waaruit blijkt dat het NFI de bloedsporen heeft onderzocht en heeft geconcludeerd dat in de bemonsteringen van het bloed dat op de jas van verdachte is aangetroffen DNA van het slachtoffer is aangetroffen. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het NFI heeft verder geconcludeerd dat in de bemonstering van het bloed op de muur bij de woning van het slachtoffer DNA van verdachte is aangetroffen. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard, aldus het NFI. Zoals hiervoor reeds is overwogen, verstaat de rechtbank de conclusies van het NFI met betrekking tot de bemonstering van het bloed op de muur aldus dat is vastgesteld dat het DNA-profiel van verdachte kan passen bij het betreffende bloedmonster. .
-de letselrapportages d.d. 23 september 2011 en 3 oktober 2011 zoals hiervoor onder de inleiding weergegeven .
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 22 september 2011 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade (slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met meer messen meermalen in de nek, in de longen en in het lichaam heeft gestoken en in de rug en tegen het hoofd heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Poging tot moord,
strafbaar gesteld bij artikel 289 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank
Omtrent de persoon van de verdachte zijn een tweetal rapportages uitgebracht, te weten:
- een Pro Justitia rapportage d.d. 28 november 2011 uitgebracht door dr. A.C. Bruijns, psychiater, en
- een Pro Justitia rapportage d.d. 18 november 2011 uitgebracht door drs. A.J. Klumpenaar, GZ-psycholoog.
De deskundige Bruijns, voornoemd, heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die in diagnostische zin is te omschrijven als een stoornis in het autismespectrum en van een psychotische stoornis.
Bruijns heeft op grond van het vorenstaande geconcludeerd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde te beschouwen is als volledig ontoerekeningsvatbaar.
De deskundige Klumpenaar, voornoemd, heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van PDD-NOS. Gezien het klinisch beeld is Klumpenaar van mening dat er sprake is van Multi Complex Developmental Disorder.
Klumpenaar heeft op grond van het vorenstaande eveneens geconcludeerd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde te beschouwen is als ontoerekeningsvatbaar.
De rechtbank neemt de conclusies – dat verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten – op de in de rapporten genoemde gronden over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare. De rechtbank zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de strafbaarheid van verdachte is voor het opleggen van straf geen plaats.
De deskundige Bruijns heeft in eerdergenoemde rapportage geconcludeerd dat de kans op herhaling van ernstig gewelddadige delicten zeer groot is en heeft geadviseerd om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
De deskundige Klumpenaar heeft in eerdergenoemde rapportage geconcludeerd dat er op basis van de klinische indruk sprake is van een (zeer) hoog risico op recidive en heeft eveneens geadviseerd om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Bij voorkeur uit te voeren in een andere kliniek dan de Dr. S. van Mesdagkliniek.
De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen op de in de rapporten daarvoor bijeengebrachte gronden over en maakt het oordeel van de deskundigen tot het hare.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling van verdachte, met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd, eist.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 januari 2012 waaruit onder meer blijkt dat verdachte bij vonnis d.d. 10 april 2003 van de rechtbank ’s-Hertogenbosch is veroordeeld tot TBS met dwangverpleging.
De oplegging van de maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 37a, 37b en 39 van het Wetboek van Strafrecht.
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De verdachte is ter zake van het bewezen verklaarde niet strafbaar. De rechtbank ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
De rechtbank gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. F.E.J. Goffin en A.M. van der Pal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2012.