ECLI:NL:RBZLY:2012:BV7634

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
3 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.653239-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en openlijke geweldpleging in Deventer

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 3 januari 2012 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich hebben afgespeeld op 10 juni 2011 in Deventer, waarbij de verdachte samen met anderen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan twee slachtoffers, aangeduid als slachtoffer 1 en slachtoffer 2. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, slachtoffer 1 opzettelijk heeft geslagen en geschopt, wat resulteerde in een dubbele kaakbreuk. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen slachtoffer 2, waarbij deze bij de keel werd vastgepakt en geslagen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder bedreiging met een vuurwapen, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot schadevergoeding aan slachtoffer 1. De rechtbank heeft ook de vordering van benadeelde partij slachtoffer 2 niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor de geleden schade. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.653239-11 en 07.653037-10 (TUL) (P)
Uitspraak: 3 januari 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren (geboorteplaats),
wonende te (adres),
thans verblijvende in PI Overijssel, HvB Zwolle te Zwolle.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Vlug, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. den Haan.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juni 2011 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd (slachtoffer1), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken kaak en/of gebroken jukbeen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk één of meermalen (met kracht) tegen/op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen (waardoor deze (slachtoffer 1) kwam te vallen) en/of (vervolgens, toen deze (slachtoffer 1) op de grond lag) deze (slachtoffer 1) (met geschoeide voet) tegen/op het hoofd en/of het lichaam te trappen en/of te schoppen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2011 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging aan een persoon genaamd (slachtoffer 1), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet één of meermalen (met kracht) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of geschopt (waardoor deze (slachtoffer 1) kwam te vallen) en/of (vervolgens, toen deze (slachtoffer 1) op de grond lag) deze (slachtoffer 1) (met geschoeide voet) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2011 in de gemeente Deventer, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, (adres), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (slachtoffer 1), welk geweld bestond uit het één of meermalen (met kracht) tegen/op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen
(waardoor deze (slachtoffer 1) kwam te vallen) en/of (vervolgens, toen deze (slachtoffer 1) op de grond lag) deze (slachtoffer 1) (met geschoeide voet) tegen/op het hoofd en/of het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (gebroken kaak en/of gebroken jukbeen), althans enig lichamelijk letsel voor die (slachtoffer 1) ten gevolge heeft gehad;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2011 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer 1)), één of meermalen (met kracht) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of geschopt (waardoor deze (slachtoffer 1) kwam te vallen) en/of (vervolgens, toen deze (slachtoffer 1) op de grond lag) deze (slachtoffer 1) (met geschoeide voet) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt en/of geschopt, althans enig lichamelijk letsel,
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2011 in de gemeente Deventer, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het (adres), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (slachtoffer 2), welk geweld bestond uit het één of meermalen vasthouden van de keel van die (slachtoffer 2) en/of dichtknijpen van de keel van die (slachtoffer 2) en/of slaan en/of stompen tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die (slachtoffer 2) en/of schoppen en/of trappen tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die
(slachtoffer 2);
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2011 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer 2)) één of meermalen bij de keel heeft vastgepakt en/of de keel heeft dichtgeknepen en/of tegen/op het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of geschopt en/of tegen/op het lichaam en/of het hoofd heeft getrapt en/of geschopt, waardoor voornoemde (slachtoffer 2) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 13 februari 2011 in de gemeente Deventer (slachtoffer 3) en/of (slachtoffer 4) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht en/of gericht gehouden op/naar die (slachtoffer 3) en/of die (slachtoffer 4) en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik schiet jullie dood" en/of "Ik maak jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 13 februari 2011 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer 3)), in het gezicht heeft gekrabd en/of in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemde feiten ten laste is gelegd.
Met betrekking tot hetgeen onder 3 ten laste is gelegd, heeft de officier van justitie betoogd dat enkel de bedreiging van (slachtoffer 4) wettig en overtuigend bewezen kan worden. De bedreiging van (slachtoffer 3) kan niet wettig en overtuigend bewezen worden omdat (slachtoffer 3) heeft verklaard dat hij zich niet bedreigd voelde.
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman bepleit dat niet kan worden bewezen dat zijn cliënt (slachtoffer 1) in zijn gezicht of tegen zijn lichaam heeft getrapt noch dat hij (slachtoffer 1) een elleboogstoot heeft gegeven. Voorts heeft de raadsman vraagtekens geplaatst bij de kwalificatie zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft betoogd dat het geen blijvend letsel betreft omdat (slachtoffer 1) volledig is hersteld.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman primair betoogd dat zijn cliënt ontkent hierbij betrokken te zijn geweest. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat (slachtoffer2) zelf de confrontatie heeft gezocht en van het balkon is gesprongen.
De raadsman heeft voorts betoogd dat er voor de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten weliswaar voldoende wettig bewijs is, maar dat overtuigend bewijs ontbreekt. De door zijn cliënt gegeven lezing van de gebeurtenissen - kort gezegd dat zijn cliënt door de aldaar in het appartement aanwezige personen werd aangevallen - komt op hem niet ongeloofwaardig over. De feiten hebben zich afgespeeld in een crimineel milieu, waar ook de aangevers onderdeel van uitmaakten. Het is merkwaardig dat het om een bedreiging met een vuurwapen zou gaan, maar dat één van de slachtoffers zich niet bedreigd voelde en dat de slachtoffers het vuurwapen, nadat ze dit van zijn cliënt hadden afgepakt, vervolgens aan hem zouden hebben teruggegeven. Het is voorts onduidelijk of het een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend dreigend voorwerp betrof. Met betrekking tot de mishandeling die onder 4 ten laste is gelegd heeft de raadsman aangevoerd dat ter plaatse alleen van zijn cliënt bloed is aangetroffen en dat het derhalve aannemelijk is dat zijn cliënt degene is die in elkaar geslagen is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen, het navolgende.
Feit 1
(slachtoffer 1) heeft verklaard dat hij op 10 juni 2011 bij (getuige 1)) op bezoek was aan (adres) te Deventer. Hij hoorde gescheld aan de voorzijde van de woning en zag dat (slachtoffer 2) opstond en naar het balkon ging. Volgens (slachtoffer 1) is hij na ongeveer twee minuten naar de voordeur gelopen en naar buiten gegaan. Hij zag dat (slachtoffer 2) aan het vechten was met twee jongens. (slachtoffer 1) heeft verklaard dat hij zei “wat is dit nou” en dat daarna een jongen met zijn tot vuist gebalde hand een enorme stoot tegen zijn hoofd gaf. Terwijl hij op de grond lag, voelde en zag (slachtoffer 1) dat hij diverse schoppen tegen zijn hoofd kreeg .
Volgens de letselverklaring van GGD IJsselland d.d. 24 augustus 2011, opgemaakt door S.J.Th. van Kuijk is de kaak van (slachtoffer 1) op twee plaatsen gebroken en wordt volledig (functioneel) herstel van de kaak verwacht binnen 6 tot 8 weken.
(slachtoffer 2) heeft verklaard dat zij heeft gezien dat (slachtoffer 1) naar buiten kwam en meteen gestrekt lag en dat verdachte en de donkere jongen op (slachtoffer 1) aan het intrappen waren .
(getuige 2) heeft verklaard dat hij uit het raam naar beneden keek en dat hij twee mannen, een lange man en een getinte man, op een oudere man zag inslaan .
(getuige 1) heeft verklaard dat zij (slachtoffer 1) hoorde zeggen “waar slaat dat nou op” en dat hij direct daarop door twee jongens werd aangevallen. Zij zag dat (slachtoffer 1) op de grond was gevallen en dat de jongens toen nog steeds op hem in sloegen. Volgens (getuige 1) heeft zij ook gezien dat (slachtoffer 1) in zijn gezicht werd getrapt .
Verdachte heeft verklaard dat hij (slachtoffer 1), toen deze naar buiten kwam, met zijn vuist heeft geslagen en dat (slachtoffer 1) hierdoor op de grond viel. Toen (slachtoffer 1) wilde opstaan heeft verdachte hem nog een paar keer in zijn gezicht geslagen .
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat verdachte op 10 juni 2011 samen met een ander (slachtoffer 1) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Verdachte en zijn medeverdachte hebben immers het slachtoffer, ook toen deze als gevolg van een vuistslag van verdachte op de grond lag, dusdanig hard geslagen en geschopt dat zijn kaak op twee plaatsen is gebroken. Door het slachtoffer dusdanig hard te slaan en te schoppen tegen het hoofd, hebben verdachte en zijn medeverdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer door de klappen en schoppen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd. Voor zover de verdediging heeft betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte (slachtoffer 1) heeft getrapt, overweegt de rechtbank het volgende. (slachtoffer 1) heeft verklaard gevoeld te hebben dat hij tegen zijn hoofd werd getrapt. Gelet verder op hetgeen de getuigen (slachtoffer 2) en (getuige 1) hebben verklaard, staat naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam vast dat sprake is geweest van een gezamenlijk handelen door verdachte en diens mededader en dat beide daders gelijktijdig fors geweld, bestaande uit stompen/slaan en trappen, hebben uitgeoefend op (slachtoffer 1) zodat van een gezamenlijke gerichtheid van handelen kan worden gesproken. Tegen die achtergrond zijn beide daders verantwoordelijk voor hetgeen zij beiden hebben gedaan en kan hier in het midden blijven of het verdachte dan wel diens mededader is geweest die (slachtoffer 1) heeft getrapt.
Anders dan door de raadsman betoogd, is de rechtbank voorts van oordeel dat het letsel van (slachtoffer 1) gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. Het betrof immers een dubbele kaakbreuk die niet binnen zes weken hersteld was. Daarbij komt dat (slachtoffer 1) tijdens de periode van herstel gedurende meerdere weken enkel in staat was om vloeibaar voedsel te nuttigen.
Feit 2
(slachtoffer 2) heeft verklaard dat zij op 10 juni 2011 bij (getuige 1) thuis was aan (adres) te Deventer en dat ze hoorde dat er drie jongens voor de deur stonden. Zij is toen via de balkondeur naar buiten gegaan om te kijken wie dit waren. Er was een bruine jongen, een hele lange jongen en een wat (slachtoffer 2)ere jongen met zwart haar. De jongens zeiden “wie denk je wel niet dat je bent om een zwangere vrouw te slaan” en “kom maar, kom maar”. Volgens (slachtoffer 2) is zij vervolgens over het balkon gesprongen om de confrontatie met de jongens aan te gaan. (slachtoffer 2) heeft verklaard dat zij door een jongen met zwart haar op de grond werd gegooid en bij haar keel werd vastgepakt. Vervolgens kwam volgens (slachtoffer 2) een lange jongen op haar afgestormd die haar met kracht en met gebalde vuisten meerdere keren op haar hoofd sloeg. Dit deed pijn. Volgens (slachtoffer 2) pakte de lange jongen haar daarna bij haar keel en kneep deze volledig en met kracht dicht. Ondertussen zag en voelde (slachtoffer 2) dat de bruine jongen haar in haar zij aan het trappen was . (slachtoffer 2) heeft verklaard dat als zij het over de lange jongen heeft, dat dit verdachte betreft .
(slachtoffer 1) heeft verklaard dat hij zag dat (slachtoffer 2) aan het vechten was met twee jongens .
(getuige 1) heeft verklaard dat zij aan de voorzijde van haar woning drie jongens zag staan, twee blanke mannen en een getinte man. Volgens (getuige 1) zag zij dat (slachtoffer 2) over het balkon sprong om de confrontatie met deze jongens aan te gaan. Zij zag dat twee jongens toen op (slachtoffer 2) afgingen en dat één jongen (slachtoffer 2) bij haar keel pakte. (slachtoffer 2) werd volgens (getuige 1) op het grind geduwd en er werd steeds tegen haar aan getrapt .
Valk heeft verklaard dat hij op straat een kleine man zag vechten met (slachtoffer 2). Hij zag dat de lange man, die daarvoor als eerste (slachtoffer 1) een klap in het gezicht had gegeven, naar de kleine man liep en hem begon te helpen om (slachtoffer 2) op de grond te drukken. Valk heeft voorts verklaard dat hij zag dat de lange man (slachtoffer 2) op de grond kreeg en dat hij haar met een hand bij haar keel greep ter hoogte van haar strottenhoofd .
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen (slachtoffer 2). (slachtoffer 2) is eerst door de medeverdachte van verdachte op de grond gegooid en bij haar keel gegrepen. Verdachte heeft dit vervolgens van zijn medeverdachte overgenomen en heeft (slachtoffer 2) bij haar keel gegrepen terwijl zijn medeverdachte haar tegen haar lichaam trapte. Deze handelingen in onderlinge samenhang bezien leiden de rechtbank tot het oordeel dat deze gericht waren op uitoefenen van geweld in het openbaar.
Feit 3
De raadsman heeft bepleit dat er onvoldoende overtuigend bewijs is voor bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit.
De rechtbank overweegt dat er redenen zijn om behoedzaam om te gaan met de verklaringen van aangevers waar het de gestelde bedreiging betreft. Immers, de door hen beschreven gang van zaken met betrekking tot het ontfutselen en nadien teruggeven van het (op een) vuurwapen (gelijkende voorwerp) en de verklaring van één van de aangevers dat hij niet bang was, komt de rechtbank als niet erg voor de hand liggend voor en doet afbreuk aan de verklaring dat het om een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) ging waarvan objectief bezien bedreiging uit kon gaan. De rechtbank merkt daarbij op dat bij verdachte geen vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is aangetroffen. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bewijs onvoldoende overtuigend is. De rechtbank zal de verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 4
(slachtoffer 3) heeft verklaard dat hij op zondag 13 februari 2011 bij hem thuis aan de (adres) te Deventer de deur open heeft gedaan voor verdachte en dat verdachte hem toen zonder enige aanleiding aanviel. Verdachte heeft hem in zijn gezicht gekrabd, hetgeen tot verwondingen heeft geleid. Volgens (slachtoffer 3) heeft verdachte hem vervolgens met zijn vuisten geslagen waardoor (slachtoffer 3) tegen een muur aankwam en een verwonding opliep aan zijn rechteroog. (slachtoffer 3) heeft verklaard dat hij ook geraakt werd in zijn linker ribbenkast en dat dit pijn deed .
(getuige 2) heeft verklaard dat hij op zondag 13 februari 2011, toen er werd aangebeld, beneden verdachte zag staan. Hij hoorde dat er vervolgens iemand tegen de voordeur aantrapte. Volgens (getuige 2) heeft (slachtoffer 3) de voordeur geopend. (getuige 2) heeft verklaard dat hij hoorde dat er werd gevochten bij de voordeur. Toen hij de gang inkeek zag (getuige 2) dat (slachtoffer 3) en verdachte aan het vechten waren .
Verdachte heeft verklaard dat hij de betreffende avond in het huis van (slachtoffer 3) heeft gevochten .
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 primair en 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 10 juni 2011 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon genaamd (slachtoffer 1), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken kaak) heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen (waardoor deze (slachtoffer 1) kwam te vallen) en (vervolgens, toen deze (slachtoffer 1) op de grond lag) deze (slachtoffer 1) tegen het hoofd te trappen en/of te schoppen;
2.
hij op 10 juni 2011 in de gemeente Deventer, met anderen, op of aan de openbare weg, het (adres), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (slachtoffer 2), welk geweld bestond uit het één of meermalen vasthouden van de keel van die (slachtoffer 2) en/of dichtknijpen van de keel van die (slachtoffer 2) en/of slaan en/of stompen tegen het lichaam en/of het hoofd van die (slachtoffer 2) en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die (slachtoffer 2);
4.
hij op 13 februari 2011 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer 3)), in het gezicht heeft gekrabd en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Van het onder 1, 2 en 4 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Van het onder 3 ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Feit 1
Medeplegen van zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4
Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting bij De Tender of een soortgelijke instelling.
Voorts heeft de officier van justitie ter zitting de teruggave aan verdachte gevorderd van de goederen die onder verdachte in beslag zijn genomen.
Met betrekking tot de benadeelde partijen heeft de officier van justitie ter terechtzitting gevorderd:
- de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 1) tot een bedrag van € 9.140,20 voor de geleden materiële en immateriële schade;
- de benadeelde partij (slachtoffer 2) niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering aangezien het zoekraken van de ketting niet is aangetoond en geen onderdeel uitmaakt van de tenlastelegging;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36 Sv ten behoeve van de benadeelde partij (slachtoffer 1).
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 07.653037-10 toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het uitgebrachte reclasseringsrapport het uitgangspunt moet zijn bij de strafoplegging. Het heeft volgens de raadsman geen zin als zijn cliënt nog een aantal maanden gedetineerd blijft. De eis van de officier van justitie is volgens de raadsman aanvaardbaar, mits het voorwaardelijke deel zodanig groot is dat zijn cliënt vanaf het moment van het uitspreken van het vonnis voorwaardelijk vrij komt. De raadsman heeft bepleit dat zo nodig nog werkstraf kan worden opgelegd.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partijen heeft de raadsman bepleit dat de vordering van benadeelde partij (slachtoffer 2) onvoldoende is onderbouwd en om die reden onvoldoende aannemelijk is geworden. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vordering van de door benadeelde partij (slachtoffer 1) geleden materiële schade. Met betrekking tot de door benadeelde partij (slachtoffer 1) geleden immateriële schade heeft de raadsman betoogd dat de rechtbank daarbij rekening dient te houden met het feit dat in de zaak waaraan (slachtoffer 1) refereert het letsel ernstiger was, met de verzekeringsrechtelijke eigen schuld van (slachtoffer 1), met het feit dat de schade gedeeld moet worden met de medeverdachte van zijn cliënt en met de beperkte draagkracht van zijn cliënt. Rekening houdend met voornoemde elementen komt de raadsman tot een schadevergoeding ter hoogte van € 750,--.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling op 13 februari 2011 en aan zware mishandeling en openlijke geweldpleging op 10 juni 2011. Dit zijn ernstige feiten. Bovendien is de rechtbank uit het dossier en hetgeen (slachtoffer 1) daarover in zijn slachtofferverklaring heeft verklaard, gebleken dat het slachtoffer van de zware mishandeling nog dagelijks met de gevolgen van het bewezen verklaarde wordt geconfronteerd.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met de oriëntatiepunten van het landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte reeds meerdere malen veroordeeld is voor geweldsdelicten en dat dit – ondanks de hem hiervoor opgelegde straffen – verdachte niet heeft weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan de geweldsdelicten zoals bewezen verklaard.
De rechtbank houdt voorts rekening met het reclasseringsadvies d.d. 17 oktober 2011, opgemaakt door W. de Waard.
De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven een nieuwe start te willen maken in een andere stad om zo afstand te nemen van zijn huidige leefomgeving en niet meer te vervallen in crimineel gedrag. De rechtbank is van oordeel dat het goed zou zijn als verdachte in een andere stad een nieuwe start maakt en dat dit bij voorkeur onder begeleiding plaatsvindt. Dit zo zijnde en nu uit het reclasseringsadvies blijkt dat de reclassering hier mogelijkheden voor ziet, zal de rechtbank verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Benadeelde partij
Benadeelde partij (slachtoffer 1)
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer 1) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op de inhoud van het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.602,20, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil. Het bedrag van
€ 1.602,20 is gebaseerd op de materiële schade ter hoogte van € 102,20 en een door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld bedrag ter hoogte van € 1.500,-- voor de door benadeelde partij (slachtoffer 1) geleden immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. Voor het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 1.602,20 ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 1).
Benadeelde partij (slachtoffer 2)
Naar het oordeel van de rechtbank is bij het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer 2) rechtstreeks schade - in de vorm waarin zij die heeft opgevoerd, namelijk een verloren gegane ketting - heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 2 bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij (slachtoffer 2) in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de tenuitvoerlegging te gelasten van de door de politierechter bij de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 28 april 2010 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 36f, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 primair, 2 primair en 4 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 primair, 2 primair en 4 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 3 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Reclassering, ook als deze inhouden dat verdachte zich moet melden bij de Reclassering en dat hij meewerkt aan een behandeling bij De Tender of een soortgelijke instelling, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Schadevergoeding
Benadeelde partij (slachtoffer 1)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 1), wonende te Deventer, van een bedrag van € 1.602,20 (zegge: duizend zeshonderdtwee euro en 20 eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 1 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 10 juni 2011, tot die van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 1.602,20, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 1), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (slachtoffer 1) voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 1) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde partij 1), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij (slachtoffer 2)
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (slachtoffer 2) in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst de vordering toe.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.653037-10 bij vonnis van de politierechter d.d. 28 april 2010 van de voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten 4 maanden gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en G.E.A. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.E.J.A. Heijckmann als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 januari 2012.
Mrs. G.A.Versteeg en G.E.A. Neppelenbroek zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.