ECLI:NL:RBZLY:2012:BV7560

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
31 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.650242-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met voorwaardelijk opzet en noodweerexces in Balkbrug

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 31 januari 2012 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De feiten vonden plaats op 18 juli 2011 in Balkbrug, waar de verdachte, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf, bovenop het slachtoffer is gaan zitten en diens keel heeft dichtgeknepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De getuigenverklaringen van twee omstanders, getuige 1 en getuige 2, ondersteunden de verklaring van het slachtoffer, die aangaf dat hij het benauwd kreeg en bijna buiten bewustzijn raakte. De verdachte ontkende echter de keel van het slachtoffer te hebben dichtgeknepen.

De rechtbank oordeelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot doodslag, omdat de verdachte met kracht en gedurende enige tijd de keel van het slachtoffer dichtkneep. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bewust had aanvaard. Het beroep op noodweerexces werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer.

De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden op, met inachtneming van de psychische problematiek van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 728,12 aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer betekenden, wat de strafmaat beïnvloedde. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten, en dat de verdachte niet als volledig toerekeningsvatbaar kon worden aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.650242-11 (P)
Uitspraak: 31 januari 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren (geboorteplaats)
wonende te (adres),
thans verblijvende in PPC Vught.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Jonkergouw, advocaat te Vught.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Schoo.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 juli 2011 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet bovenop die (slachtoffer) is gaan zitten en/of (vervolgens) met beide, althans één of meer handen die keel van die (slachtoffer) heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juli 2011 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd (slachtoffer), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet bovenop dit (slachtoffer) is gaan zitten en/of (vervolgens) met beid, althans één of meer handen die keel van die (slachtoffer) heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 18 juli 2011 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer)), op/tegen het hoofd heeft gestompt of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen onder 1 primair en 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemde feiten ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit primair op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet op doodslag omdat zijn cliënt niet bewust de aanmerkelijke kans op het gevolg - de dood van het slachtoffer - heeft aanvaard. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat ontslag van rechtsvervolging dient te volgen omdat zijn cliënt zich heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door (slachtoffer), waarna hij de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit omdat de enkele aangifte van (slachtoffer) onvoldoende bewijs is voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde en bij (slachtoffer) geen letsel aan het gezicht is geconstateerd. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Feit 1
Aangever (slachtoffer) heeft verklaard dat hij op 18 juli 2011 naar zijn voordeur van zijn woning te Balkbrug liep, toen hij zag dat verdachte naar hem toe kwam lopen. Verdachte probeerde hem te slaan en hij heeft zo veel mogelijk geprobeerd af te weren. Hij is toen weggerend en zag dat verdachte achter hem aan kwam. Hij struikelde en voelde dat verdachte hem bij zijn t-shirt pakte. Toen hij zich los wilde trekken kwam hij ten val. Hij heeft verdachte een trap in zijn maag gegeven om hem van hem af te krijgen. Hierop voelde hij dat verdachte hem met zijn handen bij zijn keel greep. (slachtoffer) voelde dat verdachte kracht zette met zijn handen en hij kreeg het benauwd. (slachtoffer) heeft verklaard dat verdachte bleef doorknijpen en dat hij het gevoel had dat verdachte zijn keel minimaal een halve minuut vast had .
(getuige 1) heeft verklaard dat zij op 18 juli 2011 twee mannen langs haar huis aan de (straatnaam) te Balkbrug zag rennen en de voorste man in de achtertuin zag struikelen en op de grond vallen. Volgens (getuige 1) zag zij de andere man hem vervolgens met zijn handen bij de keel grijpen. (getuige 1) heeft verklaard dat zij naar buiten is gelopen en de man die op de grond lag herkende als (slachtoffer) en de man die de keel van (slachtoffer) dichtkneep herkende als verdachte. Volgens (getuige 1) heeft zij meerdere keren tegen verdachte geroepen dat hij (slachtoffer) los moest laten, maar lukte het haar niet om contact met verdachte te krijgen. (getuige 1) heeft verklaard dat toen zij zag dat haar buurman (getuige 2) er aan kwam, zij verdachte bij zijn oor heeft gepakt en hier aan heeft getrokken. Volgens (getuige 1) reageerde verdachte hier niet op. (getuige 1) heeft verklaard dat verdachte de keel van (slachtoffer) dicht bleef knijpen en dat zij zag dat (slachtoffer) geen lucht meer kreeg en helemaal wit werd in zijn gezicht. Volgens (getuige 1) heeft haar buurman (getuige 2) verdachte vervolgens met een klomp een klap op zijn hoofd gegeven, waarna verdachte losliet en wegrende. (getuige 1) heeft verklaard dat verdachte de keel van (slachtoffer) naar haar schatting in totaal een minuut heeft dichtgeknepen. Volgens (getuige 1) was het bewustzijn van (slachtoffer) zodanig dat hij bijna helemaal weg was. Toen ze (slachtoffer) op zijn gezicht klopten en een natte doek in zijn gezicht legden kwam hij weer bij. Zij zag dat (slachtoffer) adem tekort kwam, naar lucht hapte en dat hij rode striemen in zijn hals had op de plaats waar verdachte zijn keel dicht had geknepen .
(getuige 2) heeft verklaard dat hij op 18 juli 2011 geschreeuw en gegil uit de achtertuin van de buren hoorde. Hij hoorde dat er “weg, weg” en “ga van hem af” werd geroepen door een stem die hij herkende als de stem van de buurvrouw (getuige 1)(de rechtbank begrijpt: (getuige 1)). Volgens (getuige 2) is hij vervolgens de tuin in gelopen en zag hij (slachtoffer) op de grond liggen en verdachte die bovenop (slachtoffer) zat en met zijn beide handen de keel van (slachtoffer) dichtkneep. (getuige 2) heeft verklaard dat hij zag dat (slachtoffer) geen lucht meer kreeg. (getuige 2) heeft vervolgens tegen verdachte geroepen dat hij (slachtoffer) los moest laten, maar kreeg geen contact met verdachte, die de keel van (slachtoffer) dicht bleef knijpen. (getuige 2) heeft verklaard vervolgens met zijn klomp verdachte een klap op zijn hoofd te hebben gegeven, waarvan verdachte schrok waardoor hij (slachtoffer) losliet. Volgens (getuige 2) zag hij dat (slachtoffer) bijna buiten bewustzijn was, helemaal wit was en naar adem hapte. Hij zag tevens rode striemen in de hals van (slachtoffer) op de plaats waar verdachte zijn keel dicht had geknepen .
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting samengevat het volgende verklaard. Toen (slachtoffer) wegrende naar de tuin van de buren is hij achter (slachtoffer) aangerend. Hij heeft hem bij zijn shirt gegrepen. Volgens verdachte kwamen zij vervolgens op de grond terecht. Verdachte heeft verklaard dat hij een arm om (slachtoffer) heen heeft geslagen en dat hij (slachtoffer) met twee handen op de grond heeft geduwd . Hij ontkent de keel van (slachtoffer) te hebben dichtgeknepen en dichtgeknepen te houden.
De verklaring van aangever (slachtoffer) wordt echter voor wat betreft het dichtknijpen en dichtgeknepen houden van zijn keel ondersteund door de verklaringen van (getuige 1) en (getuige 2). Voorts blijkt uit die getuigenverklaringen dat verdachte toen bovenop aangever (slachtoffer) zat. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 18 juli 2011 te Balkbrug bovenop (slachtoffer) is gaan zitten en vervolgens met beide handen de keel van (slachtoffer) heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden.
De raadsman heeft primair betoogd dat er bij verdachte geen sprake was van bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op de dood van (slachtoffer), zodat poging doodslag niet kan worden bewezen.
Gelet op de aard van de gedraging van verdachte - het langdurig en met kracht dichtknijpen en houden van de keel van (slachtoffer) - en de omstandigheden waaronder deze gedraging is verricht – verdachte heeft (slachtoffer) pas losgelaten nadat hijzelf met een klomp op het hoofd was geslagen door een omstander -, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk te achten kans dat het slachtoffer dodelijk zou worden verwond.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de gedraging van de verdachte voorts naar de uiterlijke verschijningsvorm te worden aangemerkt als zo zeer gericht op levensbedreigend handelen jegens aangever (slachtoffer), dat het - behoudens contra-indicaties- niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van dergelijke contra-indicaties is in dit geval niet gebleken, integendeel: niet eerder dan na een forse prikkel van buitenaf – door een mep met de klomp van getuige (getuige 2) – staakte verdachte dit handelen terwijl aangever op dat moment bijna buiten bewustzijn was en naar adem hapte.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van (slachtoffer). De rechtbank acht aldus het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, aangezien het niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte (slachtoffer) tegen zijn hoofd heeft geslagen. De verklaringen van verdachte en (slachtoffer) komen niet overeen. Er is geen letselbeschrijving of verklaring van een getuige die de verklaring van (slachtoffer) ondersteunt.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 18 juli 2011 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet bovenop die (slachtoffer) is gaan zitten en vervolgens met beide handen die keel van die (slachtoffer) heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
1.
Poging doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Ten aanzien van het subsidiair aangevoerde beroep op noodweerexces overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door (slachtoffer). De rechtbank heeft in haar overwegingen betrokken dat (slachtoffer) heeft verklaard dat verdachte is begonnen met slaan, alsook dat getuige (getuige 3) heeft verklaard dat hij (slachtoffer) van verdachte zag wegrennen met zijn koelbox nog in zijn hand. Voorts overweegt de rechtbank dat de verklaring van (slachtoffer) ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit overeenkomt met de verklaringen van getuigen en de rechtbank acht deze verklaring mede gelet daarop betrouwbaar.
Nu naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door (slachtoffer) komt verdachte ook geen beroep op noodweerexces toe. Voor zover verdachte zou hebben gehandeld in een hevige gemoedsbeweging, kan niet worden volgehouden dat deze gemoedsbeweging is voortgekomen uit enige dreigende handelingen van (slachtoffer) op 18 juli 2011. Dat verdachte in angst leefde voor (slachtoffer) vanwege eerdere bedreigingen en/of vechtpartijen, kan alleen al vanwege het tijdsverloop niet leiden tot een geslaagd beroep op noodweerexces.
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer) heeft de officier van justitie gevorderd deze vordering in zijn geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat zijn cliënt zich realiseert dat hij begeleiding nodig heeft en dat hij open staat voor toezicht door de Reclassering, ook als dat diagnose en wellicht behandeling zou inhouden.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer) heeft de raadsman de rechtbank verzocht de vordering tot vergoeding van materiële schade integraal af te wijzen. Hiertoe heeft de raadsman betoogd dat de kosten van vervanging van de sloten alsmede de hiermee verband houdende reiskosten, de kosten van een nieuwe telefoon en de abonnementskosten dienen te worden afgewezen wegens het ontbreken van rechtstreeks verband tussen deze kosten en de gedragingen van zijn cliënt. Voorts heeft de raadsman met betrekking tot de kosten van het t-shirt betoogd dat het t-shirt van (slachtoffer) niet nieuw was. Met betrekking tot de kosten van het gedurende één dag niet werken heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat (slachtoffer) zich ook ziek had kunnen melden of een snipperdag had kunnen nemen.
De vordering van benadeelde partij (slachtoffer) tot vergoeding van immateriële schade dient volgens de raadsman primair te worden afgewezen en subsidiair aanzienlijk te worden gematigd omdat (slachtoffer) zelf een rol heeft gespeeld bij het ontstaan en het escaleren van het conflict met verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft op 18 juli 2011 met beide handen de keel van aangever dichtgeknepen en gedurende enige tijd dichtgeknepen gehouden. Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een levensbedreigend gevaar voor aangever in het leven geroepen. Dat dit niet tot fatale gevolgen heeft geleid is niet aan verdachtes handelen te danken geweest. Verdachtes gewelddadige gedrag betekent een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit van aangever. Uit de vordering van de benadeelde partij blijkt dat de gebeurtenis aangever ernstig heeft aangegrepen en dat hij van het gebeuren nog steeds psychische hinder ondervindt. Daarnaast worden door dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt. De rechtbank weegt dit alles ten nadele van verdachte mee in de strafmaat.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van een verdachte betreffende brief van T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, opgemaakt op 17 november 2011.
Uit voornoemde brief blijkt dat de door de rechtbank gestelde onderzoeksvragen niet beantwoord kunnen worden, aangezien verdachte weigert aan het onderzoek mee te werken omdat hij – naar eigen zeggen – geen gedwongen behandeling wil riskeren voor een vechtpartijtje. Volgens de rapporteur zijn er op basis van het korte gesprek dat hij met verdachte heeft gehad geen aanwijzingen voor grove psychiatrische problematiek zoals psychotisch functioneren.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het door D. van Os uitgebrachte reclasseringsadvies d.d. 16 januari 2012.
Volgens de Reclassering zijn er signalen die kunnen duiden op persoonlijkheidsproblematiek. Daarnaast zijn er de nodige problemen in de omgang met anderen. Op basis van gesprekken met referenten concludeert de reclassering dat verdachte grensoverschrijdend is. De reclassering acht het noodzakelijk dat psychisch onderzoek wordt uitgevoerd alvorens een plan van aanpak op te kunnen stellen. Begeleiding en behandeling van verdachte wordt noodzakelijk geacht.
Uit de inhoud van de hiervoor weergegeven rapporten volgt dat verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan psychisch onderzoek. De rechtbank heeft evenwel kennis genomen van deze rapporten, de indruk die verdachte op getuigen heeft gemaakt ten tijde van het plegen van het delict alsook van de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring. Getuige (getuige 1) en getuige (getuige 2) hebben hieromtrent verklaard dat verdachte terwijl hij met zijn handen de keel van aangever dichtkneep recht voor zich uitstaarde en in het geheel niet leek te reageren op geschreeuw of op trekken aan zijn oor. Voorts zijn er volgens het reclasseringsadvies signalen voor psychische problematiek en hebben de ouders van verdachte verklaard dat hij in 1999 vanwege een psychose is opgenomen op de PAAZ-afdeling.
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vraagtekens bij de toerekeningsvatbaarheid van verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal hier in het voordeel van verdachte rekening mee houden en hem niet als volledig toerekeningsvatbaar aanmerken.
In strafverminderende zin heeft de rechtbank voorts acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 27 december 2011, waaruit blijkt dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank onderkent de wenselijkheid van behandeling van de verdachte. Nu verdachte echter niet heeft meegewerkt aan het psychiatrische en psychologische onderzoek heeft reclassering geen passend plan van aanpak kunnen opstellen. De rechtbank ziet bij deze stand van zaken dan ook onvoldoende ruimte om verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke straf in combinatie met een behandeling.
De rechtbank zal verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 18 maanden.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feiten.
De hoogte van die schade is, gelet op de inhoud van het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces”, gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen en gelet op het aandeel van de verdachte in het geheel, genoegzaam komen vast te staan tot tenminste een bedrag van € 728,12, vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil.
Het bedrag van € 728,12 bestaat uit de kosten van het t-shirt, de kosten van vervoer naar het politiebureau te Hardenberg alsmede een vergoeding van immateriële schade van € 700,--. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten, ondanks dat deze door verdachte zijn betwist, genoegzaam zijn komen vast te staan en dat deze derhalve voor toewijzing vatbaar zijn.
De overige door benadeelde partij (slachtoffer) gevorderde kosten, te weten de kosten van vervoer voor aankoop van sloten, de kosten van vervangende sloten, de kosten van een telefoon en telefoonabonnement alsmede de kosten van het gedurende één dag niet werken, zijn door verdachte betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is bij het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende komen vast te staan dat verdachte daadwerkelijk de sleutels en telefoon heeft meegenomen en vervanging van sloten om die reden noodzakelijk was. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan dat benadeelde partij (slachtoffer) daadwerkelijk schade heeft geleden als gevolg van het niet werken gedurende één dag. Nader onderzoek met betrekking tot voornoemde schadeposten levert een onevenredige belasting voor het strafgeding op.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 728,12 ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer).
TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer), wonende te Balkbrug, van een bedrag van € 728,12 (zegge: zevenhonderdachtentwintig euro en twaalf eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 1 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 18 juli 2011, tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 728,12, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (slachtoffer) voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en A.M. van der Pal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.E.J.A. Heijckmann als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2012.
Mrs. A.M. van der Pal en V.E.J.A. Heijckman zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.