ECLI:NL:RBZLY:2012:BV6882

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12/350
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor het kappen van 71 bomen in de gemeente Ommen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 24 februari 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning die was verleend voor het kappen van 71 bomen in de gemeente Ommen. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Ommen op 23 december 2011, en de verzoekster, de vereniging Vrienden van de Stadskern Ommen, had hiertegen bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning in overeenstemming was met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het Bomenbeleidsplan van de gemeente Ommen.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vergunning in werking treedt na afloop van de bezwaartermijn, tenzij er een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend. In dit geval was er een verzoek om schorsing van de vergunning ingediend, omdat de verzoekster vreesde dat de bomen gekapt zouden worden voordat alle bouwaanvragen waren ingediend en goedgekeurd. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de verzoekster niet in haar belangen was geschaad, aangezien zij tijdig bezwaar had gemaakt en de aanvraag had ingezien.

De voorzieningenrechter heeft verder geconcludeerd dat de gemeente de vergunning op een zorgvuldige manier had verleend, en dat er geen reden was om aan te nemen dat de boomtechnische inventarisatie onjuist was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond voor de kap van de bomen. De uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, en er is geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/350
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
De vereniging Vrienden van de Stadskern Ommen
te Ommen, verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Ommen, verweerder
en
de gemeente Ommen, belanghebbende.
Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2011 heeft verweerder aan de gemeente Ommen een omgevingsvergunning verleend voor het vellen van een houtopstand op het adres Markt 14 tot en met 32 te Ommen voor de activiteit kappen van 71 bomen, onder een plicht tot herplant met ongeveer 100 loofbomen. Vermeld is dat de vergunning betrekking heeft op de gewaarmerkte tekeningen en omschrijvingen zoals die bij het besluit zijn gevoegd.
Verzoekster heeft daartegen op 27 januari 2012 pro forma bezwaar gemaakt.
Op 17 februari 2012 heeft verzoekster verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat de kap van de bomen wordt opgeschort totdat alle bouwaanvragen zijn ingediend, zijn verleend en onherroepelijk zijn geworden.
Op 21 februari 2012 is een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 23 februari 2012 behandeld. Voor verzoekster zijn verschenen Drs. ing. M. van Krimpen (voorzitter) en drs. G.J. te Rietstap (secretaris). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Bakker.
Voor belanghebbende is verschenen ing. S. Dom, projectleider Centrumplan Ommen.
Overwegingen
1.Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
2. Het wettelijk kader met betrekking tot het kappen van bomen is als volgt.
- Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo)
Artikel 2.2, eerste lid, onder g, van de Wabo bepaalt dat voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen een zodanige bepaling geldt als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteit bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Op grond van artikel 2.3, aanhef en onder b, van de Wabo, voor zover thans van belang, is het verboden te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning dat betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo.
Op grond van artikel 2.4, eerste lid, van de Wabo, voor zover thans van belang, beslissen burgemeester en wethouders van de gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd op de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Op grond van artikel 2.18 van de Wabo kan de omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 van de Wabo slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
Artikel 6.1 van de Wabo bepaalt, voor zover hier van belang, dat een beschikking als hier aan de orde in werking treedt met ingang van de dag na afloop van de bezwaartermijn. Indien gedurende de bezwaartermijn een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan, treedt de beschikking niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
- Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Ommen 2010 (hierna: APV)
Artikel 4:10 van de APV (kapverbod) luidt als volgt:
1.Het is verboden zonder vergunning van het college houtopstanden die voorkomen op de Lijst met Monumentale en beeldbepalende bomen, het Bomenstructuurplan en/of het Landschapsbeleidsplan, te vellen of te doen vellen.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
a.wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouw gronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;
b.vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
c.fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
d.houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;
e.et periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor bestemde boomsoorten;
f.houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:
-ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;
-ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
g.houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4.3.6.
Artikel 4:12 van de APV (Weigeringsgronden) luidt als volgt:
1.De vergunning kan in elk geval worden geweigerd op grond van:
a.de natuurwaarde van de houtopstand;
b.de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c.de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d.de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e.e ultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f.de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
2.De in lid 1 genoemde weigeringsgronden worden getoetst aan de hand van de in het Bomenbeleidsplan gemeente Ommen opgenomen toetsingslijst Gemeentelijke Groene Monumenten.
Artikel 4:15 van de APV bevat de volgende bijzondere vergunningsvoorschriften:
1.Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt zo veel mogelijk een herplantplicht opgelegd.
2.Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.
Blijkens de toelichting op de APV is gekozen voor een systeem van “kappen tenzij”. Voor de uitwerking van deze systematiek is verwezen naar het Bomenbeleidsplan gemeente Ommen van 24 november 2005 (hierna: het Bomenbeleidsplan). Uit de toelichting bij de APV valt af te leiden dat bomen binnen en buiten de bebouwde kom mogen worden gekapt tenzij deze zijn vermeld in de lijst Monumentale en beeldbepalende bomen, het Landschapsbeleidsplan (buiten de bebouwde kom) en de boomstructuurplannen. De genoemde documenten zijn het selectiecriterium tussen vergunningvrije kap en vergunningplichtige kap. Onder lid 2 van artikel 4:10 zijn de specifieke uitzonderingen opgenomen voor de vergunningplichtige kap.
De criteria voor de kapvergunning zijn opgenomen in een toetsingslijst (lijst Monumentale en beeldbepalende bomen) in het Bomenbeleidsplan onder 13.7, waarbij de volgende beoordeling geldt:
a)Voor houtopstanden met een score van 0 tot 29 punten wordt de kap toegestaan;
b)Voor houtopstanden met een score van 30 tot 49 wordt of de vergunning geweigerd (zie artikel 4:12 weigeringsgronden) of toegekend met een herplantplicht;
c)oor houtopstanden met een score van 50 of meer wordt geen kapvergunning verleend.
3. De voorzieningenrechter gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 18 februari 2010 heeft de raad van de gemeente Ommen het bestemmingsplan “Centrum Ommen (Westflank)” (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld. Het plan voorziet, voor zover van belang, in appartementengebouwen, een parkeerplaats, een marktgebouw en overige centrumvoorzieningen. Bij uitspraak van 28 september 2011 is het beroep, dat onder meer door verzoekster tegen het bestemmingsplan is ingesteld, ongegrond verklaard door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), waardoor het bestemmingsplan van kracht is. In genoemde uitspraak heeft de Afdeling onder 2.12 over de bomenkap voor de realisering van de in het bestemmingsplan voorziene bouwmogelijkheden overwogen, dat onder meer door verzoekster niet aannemelijk is gemaakt dat de aan het bestemmingsplan ten grondslag gelegde actuele en deskundige boomtechnische inventarisatie onjuist is.
Op 5 december 2011 heeft de gemeente Ommen een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het kappen van 71 bomen ten behoeve van het bouwrijp maken van het bestemmingsplan. Bij het bestreden besluit van 23 december 2011 is de gevraagde vergunning verleend.
In week 1 van 2012 is gemeentelijk bekendgemaakt dat vergunning is verleend voor het kappen van 71 bomen aan de Markt 14-32.
Bij brief van 27 december 2012 (lees: 2011) heeft verzoekster haar ongenoegen geuit over de gevolgde procedure inzake de ontwikkelingen en voortgang van het project De Westflank.
In opdracht van de gemeente Ommen is in februari 2012 door Bosgroep Noord-Oost Nederland een rapport uitgebracht betreffende een ecologische quickscan van bomenkap aan de Markt en Voormars.
4. In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of onverwijlde spoed vereist dat de omgevingsvergunning van 23 december 2011 wordt geschorst totdat alle bouwaanvragen zijn ingediend, zijn verleend en onherroepelijk zijn geworden.
4.1. De voorzieningenrechter stelt vast dat de omgevingsvergunning betrekking heeft op de kap van 71 bomen, zoals die op de gewaarmerkte tekeningen en omschrijvingen bij het besluit zijn aangegeven.
4.2. Dat er in het betreden besluit en in de gemeentelijke bekendmaking sprake is van een onvolledige adressering is niet van doorslaggevende betekenis, nu verzoekster daardoor niet in haar belangen is geschaad. Verzoekster heeft de aanvraag en de bijbehorende stukken immers ingezien, heeft daarop gereageerd, heeft tijdig bezwaar gemaakt en heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een spoedeisend belang verzoekster niet kan worden ontzegd ten aanzien van de kap van de 50 bomen die nader zijn aangegeven op de kaart van 14 februari 2012, bladnummer KV01-01. Dit gelet op de omstandigheid dat de belanghebbende voor het broedseizoen wil gaan kappen voor het aanleggen van parkeervlakken en het realiseren van de infrastructuur rond het project De Westflank.
Voor de overige 21 bomen waarop de vergunning ziet is er geen spoedeisend belang, gelet op de toezegging die ter zitting van de zijde van belanghebbende is gedaan dat deze bomen eerst na afloop van de bezwaarprocedure zullen worden gekapt.
Hetgeen hierna onder 4.4., 4.5, 4.6. en 4.7. wordt overwogen heeft dan ook alleen betrekking op de kap van genoemde 50 bomen.
4.4. De aanvraag om vergunning is overeenkomstig de geciteerde bepalingen van de Wabo, de APV, het Bomenbeleidsplan en de daarin opgenomen toetsingslijst beoordeeld door verweerder, waarbij gebruik is gemaakt van een door Copijn Boomspecialisten B.V. uigevoerde boomtechnische inventarisatie. Verzoekster vraagt zich weliswaar af of deze inventarisatie juist is, maar heeft geen contra-expertise doen verrichten of ander deskundig bewijs geleverd waaruit blijkt dat verweerder er niet van uit mocht gaan dat de inventarisatie juist was.
4.5. Gelet op bovenstaande heeft verweerder de bestreden omgevingsvergunning naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid kunnen verlenen.
4.6. Dat mogelijk nog vergunningen moeten worden verleend voor aan te leggen parkeerterreinen en/of ontsluitingswegen en dat –zoals verzoekster stelt- de raad van de gemeente Ommen het project De Westflank mogelijk afblaast, leidt er niet toe dat het naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter rechtmatige besluit moet worden geschorst. Immers, namens belanghebbende is ter zitting verzekerd dat genoemde vergunningen voor zover vereist zullen worden aangevraagd. Voorts is de uitvoering van het project De Westflank vooralsnog ter hand genomen en is het mogelijk afblazen daarvan een onzekere gebeurtenis waarmee thans geen rekening kan worden gehouden.
4.7. Dat het houden van een hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie na de datum dat de bomen al gekapt zouden zijn geen zin meer heeft, maakt evenmin dat het bestreden besluit moet worden geschorst. In artikel 6:16 van de Awb is immers bepaald dat het instellen van bezwaar geen schorsende werking heeft.
5. Bovenstaande brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de gevraagde voorziening zal worden afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
-wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzieningenrechter, en door hem en mr. D. Hardonk-Prins als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open