ECLI:NL:RBZLY:2012:BV0935
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering handelsvergunning voor Oralgen Mijten door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 13 januari 2012 uitspraak gedaan in het beroep van Artu Biologicals Europe B.V. tegen de weigering van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) om een handelsvergunning te verstrekken voor het product Oralgen Mijten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat uit de ingediende studies niet is gebleken dat Oralgen Mijten de gestelde therapeutische werking heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de handelsvergunning op 10 juni 2010 door het CBG is geweigerd, en dat het daartegen ingediende bezwaar op 4 april 2011 ongegrond is verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het toepasselijke wettelijke kader van de Geneesmiddelenwet (GW) besproken, met name artikel 45, dat de voorwaarden voor het verlenen van een handelsvergunning uiteenzet. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het CBG voldoende onderbouwd heeft dat de studies AB9502, Stardrop II en AB0802 niet aantonen dat Oralgen Mijten werkzaam is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het CBG niet gebonden is aan de criteria van de World Allergy Organisation (WAO) en dat het CBG bevoegd is om gemotiveerd van deze criteria af te wijken.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de stelling dat Oralgen Mijten even effectief zou zijn als andere allergenen, verworpen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de weigering van de handelsvergunning door het CBG terecht was en dat het beroep ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.